• De informatie die de ontvanger stuurt naar de zender zodat deze het communicatieproces kan evalueren.
• Verbaal (vb. vragen stellen) of non verbaal (vb. fronsende wenkbrauwen)
• Direct of uitgesteld
• Mogelijkheid verschilt sterk van kanaal tot medium, het gaan van face-to-face tot klaagbrieven schrijven naar tv-bedrijven

Ruis: elke soort stimulus die de ontvangst van de boodschap belemmert. Er ontstaan dus moeilijkheden bij het decoderen, totaal ruiloze communicatie komt niet voor.

• Verschillende soorten van ruis :

 fysieke/mechanische ruis of kanaalruis: hier is er sprake van een stroring bij de fysieke transmissie van een signaal vb. spelende kinderen, grijze letters op witte achtergrond maken iets moeilijk leesbaar,..

 Psychologische ruis: hier geen externe factoren die de communicatie bemoeilijken maar om interne gedachten die interfereren. Vb. ergens anders met je gedachten zitten tijdens de les

 fysiologische ruis: heeft te maken met de fysieke toestand van de ontvanger. Vb. als je honger bent is het moeilijker om op te letten tijdens de les

 semantische ruis : komt voor wanneer de betrokkenen verschillende codes hanteren. Vb. verschillende taal spreken, vakjargon,..

• Vage term met verschillende betekenissen
• Fauconnier: een medium is in feite een object dat de boodschap draagt of kan dragen of een technisch middel dat het tot uiting brengen en waarnemen van de boodschap via de zintuigen mogelijk maakt.
  • Massamedia: televisie radio, krant, ..
  • Inter-persoonlijke communicatie met technische apparatuur: gsm, pc, sociale netwerken,..
  • Face-to-face relatie: de stem (verbreden van de definitie zodat ook fysische middelen gebruikt mogen worden.

In dit geval worden woorden (tekens), via de stem (medium), omgezet in trillingen (signalen) die via een kanaal (de lucht) naar een ontvanger worden gezonden.

Classificeren van media: (van Bordewijk en Van Kaam)

Hier wordt media ingedeeld naargelang de graad van interactiviteit/tweerichtingsverkeer die ze toelaten. Dit gebeurt op basis van de volgende 2 dimensies: controle over de informatiebron en controle over tijd en onderwerpkeuze. Op deze manier ontstaan vier communicatiepatronen:

- Allocutie: one-way-communicatie, de zender bepaalt de tijd en de keuze van het aanbod. Vb. tv of radio

- Conversatie: individuen wisselen interactief informatie uit, met een volledige controle over tijdstip, keuze en inhoud vb. face-to-face gesprek

- Consultatie: een centraal beheerde databank wordt geconsulteerd door een individu, dat de controle behoudt over tijd en onderwerp vb. krant, boek

- Registratie: waarbij een centraal orgaan op een gegeven ogenblik informatie inwint over individuen in de periferie vb. examens, kijkmeter van tv-programma’s

• Het bindmiddel of de verbinding die de ruimtelijke scheiding tussen zender en ontvanger overbrugt
• Het is de weg / materie waarlangs tekens en signalen worden overgebracht. ( draden, kabels, buizen ,…. )