De bisschoppen wilden hun katholieke achterban in hun zuil nog strakker disciplineren en besturen dan al gebeurde in de zuilen. Daarom publiceerden zij in 1954 een werk waarin de verbondenheid met de eigen zuil extra werd benadrukt, onder de titel 'De Katholiek in het openbare leven van deze tijd'. De katholieken moesten volgens hen hun gemeenschap niet alleen beschermen, maar ook versterken. De katholieken werd het lidmaatschap van een linkse organisatie verboden.

Een socialist die van 1948 tot 1958 kabinetten leidde. Hij gold als het toonbeeld van de politieke cultuur van de jaren vijftig. Hij was een bekwaam verzuilingspoliticus en geloofde niet in polarisatie, maar juist in het sluiten van compromissen. De rooms-rode kabinetten-Drees kenden een groot draagvlak en veel steun van de Tweede Kamer.

Een opstand van studenten en arbeiders in Frankrijk in mei en juni 1968. De protesten waren vooral idealistisch en vormloos en echte samenwerking tussen de arbeiders en studenten bestond niet. De opstand gaf echter wel stem aan de heersende onlustgevoelens van de onbetrokkenheid van de politieke leiders en de woonsituaties en onderwijs verslechterden. De regering probeerde aan de eisen tegemoet te komen, maar de problemen bleven grotendeels.

In Tsjecho-Slowakije begon in 1968 een hervormingsbeweging in de Communistische Partij aldaar. Om dezelfde taferelen van de Hongaarse Opstand te voorkomen bleef men communistische en lid van het Warschau-pact, maar wilde men meer vrijheden. In augustus 1968 stuurde de Sovjet-Unie tanks en militairen om de opstand neer te slaan. De opstand stond ook bekend als de Praagse Lente.