Na C, O en H is stikstof in de grootste hoeveelheid aanwezig. De meeste planten verkiezen nitraat over ammonium omdat:
o Ook bij een hoge pH krijgen planten last van NH4
De combinatie van de 2 blijkt toch nog steeds betere groeiresultaten op te leveren.
Vaste organische bestanddelen bestaan uit resten van afgestorven planten en dieren, in de grond zijn er ook nog levende organismen, zij zijn bepalend voor de afbraak of humificatie.
Dood organisch materiaal is niet direct opneembaar voor de plant, het moet gemineraliseerd worden. Mineralisatie is organische N door microbiële activiteit omzetten tot ammonium en dan nitraat. Deze hebben dezelfde waarden als meststoffen.
Bodemorganismen kunnen ook plantenvoedsel omzetten om deze tijdelijk vast te leggen van de voedselreserve.
Mineralisatie gebeurt voornamelijk in deA-horizont omdat het eronder te koud is.
Vaste organische bestanddelen bestaan uit verschillende mineralen afkomstig van gesteente, hun verhouding is verschillend.
Ze zijn slecht oplosbaar maar door verwering komt er geleidelijk voedsel vrij.
Adsorptie: kationen aantrekken en vasthouden.
Klei- en humusdeeltjes zijn negatief geladen. Door uitwisseling met kationen komen ze weer vrij en worden ze opneembaar voor de plant.
Deze geadsorbeerde ionen worden waarschijnlijk rechtstreeks opgenomen, dit is contactopname.
Opgeloste voedingsstoffen zijn ionen die door de plant direct opgenomen kunnen worden, deze worden gemeten door de bodemvocht zoutconcentratie of EC. Deze waarde is meestal zeer klein.
1. Omvang van de schade
Hoeveel mensen ondervinden schade?
2. Consensus over incorrectheid
Hoe ingrijpend zijn de gevolgen van de actie voor de slachtoffers?
3. Nabijheid tot slachtoffers
Hoe nabij zijn de potentiële slachtoffers?
4. Directheid van consequenties
Zal de schade direct worden ondervonden?
5. Hoe waarschijnlijk is het dat een actie tot schade zal leiden?
6. Ingrijpendheid van de gevolgen
Hoeveel overeenstemming is er over het al dan niet verkeerd zijn van een actie?
