Menu

monopolie

is de marktvorm waarbij slechts één aanbieder de voorziening van een bepaald goed verzorgd.

Monopolies kunnen op verschillende manieren ontstaan.

  • We spreken van wettelijke monopolie als de productie door particuliere bedrijven is verboden. In het verleden waren dat de openbare nutsbedrijven. Een reden voor een dergelijke verbod kan het grote maatschappelijk belang zijn van een bepaald voorzieningenniveau.

  • Van een natuurlijk monopolie is sprake, wanneer een bedrijf als enige over de technische kennis beschikt om een bepaald product voort te brengen. Met behulp van octrooien kan een natuurlijk monopolie tegen navolging door anderen worden beschermd. (een octrooi is het wettelijk recht als enige een product te mogen verkopen.) Ook wanneer de afzetmarkt te klein is voor meer aanbieders, spreken we van een natuurlijk monopolie.

  • Een collectief monopolie heeft als kenmerk dat de gezamenlijke (maar weinige) aanbieders van een bepaald product optreden alsof er slechts één aanbieder is. Vaak zullen zij op hun markten proberen met elkaar een kartelafspraak te maken. Een kartel is een concurrentiebeperkte afspraak. Monopolie in de zuiverste vorm houdt in dat er geen substituten (vervangende producten) zijn voor het product dat de monopolist aanbiedt.


Een monopolist kan binnen zekere grenzen de prijs zelf vaststellen. Daarom wordt deze marktvorm gekenmerkt door prijszetting. De monopolist dient wel rekening te houden met de vraagkant van de markt. Bij een zeer hoge prijs wordt er immers niets meer verkocht.

Het grote nadeel van het monopolie – voor de klant – is dat de prijs te hoog en de dienstverlening te mager kan zijn in vergelijking met de situatie waarin concurrentie bestaat. Een monopolist probeert de prijs zodanig vast te stellen dat hij jaar in jaar uit een flinke winst maakt. Deze winst kan worden gebruikt om onderzoek te doen en innovaties door te voeren.

Lees meer...

volkomen inelastisch

wanneer de gevraagde hoeveelheid niet reageert op een prijsverandering. Er geldt dan: Ev = o.

Op zeer korte termijn is de vraag naar veel producten volkomen inelastisch.


Ev <-1 (de vraag is relatief elastisch)
Ev >-1 (de vraag is relatief inelastisch)

Lees meer...

relatief inelastisch

is, reageert de gevraagde hoeveelheid weinig op prijsveranderingen. De procentuele verandering van de hoeveelheid is kleiner dan de procentuele verandering van de prijs. De waarde van de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid ligt dan tussen -1 en o.

Een relatief inelastische vraag komt vooral voor bij levensmiddelen: hoe noodzakelijker een goed,
des te inelastischer is de vraag.

Lees meer...

vraagvergelijking

geeft het verband weer tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid van dat goed, aangenomen dat het budget, de voorkeuren, de prijzen van andere goederen en het aantal consumenten gelijk blijft.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen