Menu

Sector aanbod en sector evenwicht

Eerste bedrijf: zeer efficiënt. We kunnen al beginnen produceren als de prijs zeer laag is. Goed georganiseerd bedrijf, die kan al uit variabele kosten komen op moment dat prijs al groter is dan P1. 2e bedrijf: minder efficiënt bedrijf, mss minder goede locatie, allerlei redenen. Dat bedrijf komt maar id markt op moment dat prijs niveau P2 heeft. Eens de prijs groter is dan P2, gaan ze ook produceren.

Bij de prijs van P3: wat gaat het sector aanbod dan zijn als er 2 bedrijven zijn? Eerste bedrijf Q3A en 2e Q3Bsom daarvan: zie derde curve! De marktaanbodcurve is altijd vlakker in helling dan de individuele aanbodcurve. Grotere prijselasticiteit dus.

Entry en exit.

Indien er een aantal bedrijven id sector zijn op korte termijn en aanbod is S1. Soms van individuele aanbod van verschillende bedrijven. Als er bedrijven bijkomen, entry, dan gaat die aanbodcurve verschuiven naar rechts, effect: marktprijs gaat dalen.

Meer bedrijven id sector, dan verschuift het aanbod naar rechts.

Dus nieuwkomers->prijs dalen. Als een aantal bedrijven de sector verlaten -> A verschuift naar links->P zal stijgen.

Op KT: blijft het aantal bedrijven constant en dus ook de marktprijs.

Maar op LT: marktprijs kan stijgen of dalen door het aantal bedrijven dat binnenkomt en weggaat.

Op KT ligt het dus allemaal vast.

Op KT in situatie zitten waarbij het minst efficiënte bedrijf winst kan maken, wat gaat er dan gebeuren? Andere ondernemers gaan zien dat er nog in die sector poen te pakken is. Het minst efficiënte bedrijf kan zelfs nog winst maken! die sector gaat dus nieuwkomers aantrekken omdat men nog winst kan maken->entry.

Veronderstel dat minst efficiënte bedrijf verlieslatend is op KT, dat is een situatie die op LT onhoudbaar is. De minst efficiënte bedrijven gaan de sector verlaten->exit.

Zolang men winst kan blijven maken->entry.

Zolang men verlies maakt id sector->exit.

Op LT gaat dat spel door tot het moment dat het minst efficiënte bedrijf noch winst, noch verlies maakt->break-even.

Lange termijnevenwicht: de verlieslatende bedrijven zijn weg en er kan geen winst meer worden gerealiseerd door nieuwkomers.

Evenwicht op lange termijn, wanneer bereid? Wanneer marginale ondernemingen geen supranormale of economische winst maken en ook geen verlies maken en in die omstandigheden is er geen prikkel voor ondernemingen om uit de sector te stappen en ook niet om toe te treden.

Grafiek: op LT gaat de prijs zakken door het spel van entry en exit, tot op het moment dat de LT marginale kosten overeenkomen met de prijs. Daar gaat de minst efficiënte onderneming geen economische winst maken. Ze gaan produceren tegen een minimum aan gemiddelde kosten.

Lees meer...

Kenmerken

Groot aantal kopers en verkopers. Wat is belangrijk? Niet het aantal, maar: als je zeer groot aantal kopers/verkopers hebt, iedereen gaat ervan uit dat hij door zijn actie niks aan de markt verandert. Geen enkele koper/verkoper heeft perceptie dat door zijn acties hij effect heeft op de markt. Kopers en verkopers aanvaarden de marktprijs en aanvaarden dat ze daar niet veel invloed op hebben. Bedrijven zijn zowel prijsnemers als de consumenten.

Product is homogeen. Idee is dat alle benzines hetzelfde. Realiteit niet helemaal. Uitgp: homogeen product. Maakt interne concurrentie mogelijk. Enige considerans om te switchen van producent: prijs. Al de output zijn perfecte substituten.

Alle kopers en verkopers zijn perfect geïnformeerd. Dan krijg je 1 marktprijs. Als product homogeen is, weet men wanneer 1 producent meer vraagt dan marktprijs, gaat hij niet veel verkopen.

The law of 1 price. Dat garandeert dat er 1 marktprijs is voor een product.

In een markt met perfecte concurrentie is de markt verlaten perfect kosteloos. Vrije entree en vrije exit. Dat is natuurlijk extreem, dan krijg je extreme concurrentie, je kan altijd bedreigd worden door nieuwkomers, laat extreme competitie toe.

Wat heeft dat tot gevolg? 1 onderneming bekijken met zeer veel concurrenten. Een onderneming die werkt in sector met volm conc, die is prijsnemer, prijs hoger dan marktprijs-> verkoopt niets meer.

Onder de marktprijs verkopen -> geen zin, men kan dan eigenlijk niet meer of niet minder verkopen, men gaat dan de consument subsidiëren. MO: die is constant, gelijk aan de prijs.

Onderscheid korte en lange periode. Lange en korte periode onderscheiden zich met extra variabele: aantal ondernemingen.

Onderscheid van vorig hoofdstuk is dus ook hier van toepassing.

Ondernemingen hebben op KT vaste kosten. Minder flexibel dan op LT, omdat ze vaste productiefactoren hebben. Maar 2e variabele die belangrijk is: op KT is aantal concurrenten vast. Op LT is dat niet het geval, omdat je bedrijven kunt hebben die de sector verlaten of die toetreden tot de sector. Dus weer maximumflexibiliteit, zowel in keuze productiefactoren als in aantal concurrenten.

Wat gebeurt er met aanbod van 1 onderneming in korte periode?

Ondernemingen die de gangbare prijs moeten aanvaarden, hebben een lineaire opbrengstfunctie. Men kan niet prutsen met de prijs, onder de prijs verkopen heeft geen zin en boven de prijs verkopeniedereen gaat op een ander. Zo‟n onderneming op KT heeft vaste kosten. Standaardverloop van variabele kosten: toenemend en nadien afnemend grensproduct, daarmee dat die curve niet recht is.

Zo‟n onderneming kan alleen een outputniveau kiezen waarbij het verschil tss de TO en TK het grootst is, waar de winst het grootst is! Als ze weinig produceert: verlies. Het grootste verschil tss opbrengsten en kosten is in dat vb 9. De winstmaximerende output is 9.

De winstcurve is het verschil tussen die 2 curves uitgezet. De grootste winst bij output 9maximum vd winstcurve! Marginale analyse. We kunnen kijken naar MK. Die hebben een Uvormig verloop. Hoe wordt winstmaximerende output gezocht?

Wanneer MO = MK! De MO = prijs. Bij perfecte concurrentie is de prijs gelijk aan de gemiddelde opbrengst, ook gelijk aan marginale opbrengst en gelijk aan marginale kost. Dus een zodanig volume produceren waar de prijs gelijk is aan de kost. Bedrijf met veel concurrenten: output zetten daar waar men de MK net kan dekken.

Dan maakt men winst.

Drie mogelijke uitkomsten.

Als we gaan kijken naar gemiddelde kosten. De marktprijs kan groter zijn dan de gemiddelde kosten, in dat geval maakt een onderneming winst.

Supranormale winst: winst die overblijft nadat alle productiefactoren een marktconforme vergoeding hebben gekregen. Dus bovenop de vergoeding vd productiefactoren maakt hij nog extra winst = supranormale winst.

Hetgeen overblijft nadat alle productiefactoren een marktconforme vergoeding hebben gekregen.

Na vergoeding blijft er niets over, integendeel: de eigenaar moet nog geld toesteken: verlies!

En dan heb je de normale winst, er is geen supranormale winst meer.

Gemiddelde variabele kosten.

Hoeveel gaat men produceren bij verschillende marktprijzen, wat gaat dan het aanbod zijn van zo‟n onderneming? Als de prijs onder het minimum van de gemiddelde variabele kosten ligt, dan gaat die onderneming niets produceren. De kleinste variabele kost is 17.

Lager: de onderneming gaat niets produceren. Als prijs hoger is dan 17, bv 25? Marginale opbrengst is dan 25 en marginale kost die nog gedekt kan worden is 9. Dus bij prijs van 25, is output 9. Bij prijs van 31, dezelfde redenering: dan kan productie opgevoerd worden tot 10, omdat de marginale kosten nog gedekt kunnen worden door de prijs van 31. Dat stijgende deel vd MK boven het minimumpunt beschrijft het aanbodgedrag van 1 onderneming in perfect concurrentiële sector. Dat komt eigenlijk overeen met de MK boven het minimumpunt van de gemiddelde variabele kosten.

We weten nu hoe 1 onderneming zich bij verschillende prijzen gaat gedragen. Wat gaat dan het aanbod zijn van 1 sector?

Lees meer...

Marktvormen

Bedoeling is om te zien wat mate v concurrentie voor effect is op keuze van ondernemingen die ie bepaalde sector opereren.

Volmaakte mededinging en extreme monopolie: dat zie je id realiteit praktisch niet.

Volmaakte mededinging: extreem intense concurrentie.

Bij monopolie is er geen concurrentie!

Oligopolies: sectoren waar maar een paar bedrijven actief zijn, in die sectoren heb je strategisch gedrag. Speltheorie, gametheorie.

Volmaakte mededinging

Lees meer...

Outputkeuze in de lange periode

MO dalen: C zijn bereid minder te betalen voor nog meer output. Winstmaximerende output: zolang extra opbrengst groter dan extra kosten -> vermeerderen vd output.

Beste output: MK op LT = MO op LT!

De regel is nu: als de P die je van C kunt krijgen op LT kleiner is dan de gemiddelde kosten, dan maak je op LT verlies-> onhoudbaar. Die ondernemingen moeten stoppen op termijn.

Lees meer...

De outputbeslissing in de lange periode

Op lange termijn, regel: alle productiefactoren zijn variabel. Maximum-flexibiliteit op LT. Alles kan. Hoe kan ik de kosten minimeren om bepaalde output te realiseren als ik alle productiefactoren kan variëren? Principe eronder: als je moet kiezen tss bepaalde hoev arbeid of kapitaal, dat je rekening houdt met kostprijzen vd 2 productiefactoren. Juiste combi: die dat de kosten minimeert. Bv land waar arbeid duur is, maar kapitaal goedkoop->dan ga je proberen dure arbeid te vervangen waar het kan door goedkoper kapitaal. Dus daar waar kapitaal voorhanden is, gebruikt men kapitaalsintensieve productietechnieken en in landen waar je veel goedkope arbeid hebt, zie je meer arbeidsintensieve technieken in dezelfde sector. Vb: als je op reis gaat naar Engeland, je hebt er veel minder tussenkomsten vd overheid op vlak van lonen, sociale zekerheid enz. In de regel is laaggeschoolde arbeid veel goedkoper dan op het continent. Bij ons in supermarkt: 1 kassa, mensen moeten aanschuiven, terwijl in Engeland heb je grote supermarktketens met meer kassa‟s (meer personeel) en soms heb je daar ook inpakkers (werken tegen lage lonen). Dus owv feit dat arbeid daar goedkoper is dan kapitaal, heb je een meer arbeidsintensieve productietechnologie. De keuze vd juiste productietechniek hangt vooral af vd relatieve factorprijzen. Belangrijk regeltje nog:

Dat de langetermijn totale kosten altijd kleiner zijn dan de KT-totale kosten, behalve wanneer inzet vd vaste productiefactor exact hetzelfde is als wat je zou doen op LT!

Reden niet moeilijk: op LT heb je meer flexibiliteit, mogelijkheid om alle productiefactoren aan te passen, juist zoveel inzetten die je nodig hebt tegen gemiddelde kosten die zo klein mogelijk zijn. Het feit dat je op LT meer flexibiliteit hebt, maakt dat de kosten op LT kleiner zijn dan de KT-gemiddelde kosten. Ook al heb je max flex, heb je in vele productieprocessen U-vormige verlopen van gemiddelde kosten. Omdat je schade-effecten hebt. 2 grote zones: schaalvoordelen (besparingen door schaal) en schaalnadelen/diseconomies of scale (omgekeerde van besparingen owv de schaalgrootte).

Schaalvoordelen: technisch kenmerk ve productieproces. Je

verhoogt alle productiefactoren met een bepaalde factor, dan stijgt de

Meer input levert u meer dan proportionele output op. Schaalelasticiteit: verhouding tss stijging vd output, gedeeld door procentuele toename vd input. Dat is altijd een procentuele toename van iets tov de procentuele toename van iets anders. Zo kan je schaalelasticiteit gebruiken om te kijken wat effect is van verhogen van inputs. Gemiddelde kosten dalen als er schaalvoordelen zijn. Dat is ook manier om te zien of er schaalvoordelen zijn. Waarom? Als je productiefactoren met 20% laat stijgen en hun prijzen blijven hetzelfde (arbeid verandert niet enz), dan stijgen de kosten ook met 20%. Maar als output stijgt met 30%, omdat je technische schaalvoordelen hebt, dan gaat de totale kost maar 20% stijgen. De gemiddelde kosten gaan dan een dikke 10% dalen.

Schaalnadelen: je verhoogt input met bepaald % en output stijgt met minder dan een bepaald %. Schaalelasticiteit is kleiner dan 1. Dan heb je productieprocessen waarvan men zegt: dat zijn constante schaaleffecten. Vooral productieprocessen die kleinschalig zijn. Bv naai-atelier: je kunt 1 naaimachine maar combineren met 1 bediener van naaimachine. Dat zijn productieprocessen die typisch constante schaaleffecten hebben. Je kan aantal machines ver3voudigen, is output ook 3x groter. De gemiddelde kosten zijn constant in dat geval.

Minimum efficiënte schaal Wat? In heel veel sectoren zijn er schaalvoordelen en die zijn belangrijk. De gem kosten dalen met het productieniveau. Er kunnen in BE slechts enkele krantenproducenten zijn bv minimumefficiënte schaal: kleinste outputniveau waarbij LT-gemiddelde kosten nauwelijks dalen. Oorzaken van schaaleffecten

Als je in sector wil instappen en je hebt zeer hoge vaste kosten, dan heb je meestal schaalvoordelen, want hoe meer je produceert, dan kan je die vaste kosten meer uitsmeren, bv netwerksectoren, oa Fluxys (gas naar distributiemaatschappijen). Alle kosten van dat bedrijf zijn bijna vaste kosten. In zo‟n sectoren heb je meestal enorme schaalvoordelen in vgl met de omvang vd markt. Er is maar 1 bedrijf, omdat er zo‟n grote schaaleffecten zijn. Software-ontwikkeling: dikwijls kleine bedrijven, maar je moet erin investeren en eens je die hebt: distributie enz kleine kosten in vgl met ontwikkeling vd software. Schaalvoordelen.

Research en development sectoren: grote vaste kosten, investeren en eens die investering is gedaan, dan worden de vaste kosten zeer klein. Bv farmaceutisch bedrijf, ontwikkeling van nieuwe molecule, dat kost miljarden. Maar eens je het product dan hebt ontwikkeld, de kost vh maken van die pillekes, dat kost bijna niets, dat is standaard chemische stuff dat op de markt beschikbaar is, doorgaans lage kostprijs daarvoor. In die sectoren is het aantal bedrijven heel beperkt.

Schaalnadelen: komt meer voor dan de voordelen. Beperkingen op management controle, hoe groter het bedrijf, hoe moeilijker het te besturen, de kosten te controleren.

Congestie: bv A‟pen met grote zeehaven, je bent gebonden aan de locatie vh bedrijf. Just in time productie kan al heel moeilijk in A‟pen, just in time: voorraden van grondstoffen minimaliseren en alles net op tijd proberen aan te voeren. De voorraad w op een mobiele wijze gehouden. Bedrijven die dat kunnen doen, kunnen hun kosten minimeren, want id voorraden zitten enorme sommen geld. Locatie die onderhevig is aan congestie: dan ben je onzeker wanneer uw camion gaat aankomen! Locatie probleem in A‟pen ondertussen.

Lees meer...

Beslissing tot produceren in korte periode

1. Kijken naar output die de winst maximaliseert. Is het sop de kool waard? Brengt een bijkomende inspanning genoeg op ivm kosten? Maximale winst wordt eigenlijk gerealiseerd wanneer de marginale kost net wordt gedekt door de marginale opbrengsten. Of je produceert of niet produceert, de vaste kosten heb je altijd.

2. Zolang extra baten groter zijn dan extra kosten, blijven we produceren. 2e stap op korte termijn is de stap die ziet of we uberhaupt gaan produceren of niet. Hangt af of de prijs op de markt voor de output al dan niet de variabele kosten dekt. Als de prijs die je krijgt per eenheid op de markt groter is dan variabele kosten, heeft het zin. Zolang de prijs die je krijgt groter is dan de variabele kost, gaan we produceren. We krijgen dan toch iets om de vaste kosten tenminste ten dele te dekken. Hoeveel produceren? De output waarbij de marginale opbrengsten = marginale kosten. S = short run, korte termijn!

Marginale opbrengst: opbrengst per extra eenheid. Bijkomende opbrengst gaat dalen, omdat C minder bereid is te betalen naarmate hij meer heeft.

1. Marginale calculus bepalen van winstmaximerende hoevMO = MK. Stel men produceert minder, een hoev lager dan Q1, wat is dan MO? Veel groter dan MK. Als je maar Q‟ produceert, moet je best meer produceren, want de extra opbrengst is groter dan extra kost. Dus je kan winst verhogen door extra produceren. Als je wat meer produceert, kan je meer kosten besparen dan dat je verliest.

2. Volgende stap: ga je produceren of niet? Verschillende gevallen mogelijk. Als P lager is dan SAVC1: dan stopt de productie, niets draagt bij om de vaste kosten te dekken. Hoger dan SAVC1: we kunnen variabele kosten dekken en we recupereren iets om de vaste kosten te dekken. Op KT zullen ondernemingen wel blijven bestaan. Sommige ondernemingen hebben hun deuren voor een aantal maanden toegedaan omdat ze de variabele kosten niet meer kunnen dekken. Ondernemingen op KT die met verlies werken. Je hebt ondernemingen die dat niet kunnen dekken en blijven werken omdat ze een stukje vd vaste kosten kunnen recupereren. In realiteit: bedrijven sluiten, verlies maken en toch blijven werken.

Marginale redenering: optimale niveau bepalen. Dan principe (2e principe dat hier uitgelegd wordt) principe van gezonken kosten: wat is dat? Vaste kosten, daar wordt id redenering weinig rekening mee gehouden, omdat men zegt: eens je ze gemaakt hebt, eens je productiefactoren in gang hebt gestoken die vast zijn, je moet die kosten toch maken, dus daarom noemt men ze gezonken kosten. Eens je de beslissing genomen hebt om bv fabriek te bouwen, heb je de vaste kosten zoiezo, gezonken kosten. Het zijn ook soorten kosten die je buiten beschouwing kunt laten op korte termijn.

Wat is typisch iets voor dummies? Goed geld achter slecht geld geven. We hebben al zoveel kosten gemaakt, als we nog een beetje toevoegen, kunnen we het redden. De kosten ih verleden kan je niet recupereren! Je moet durven te kijken alleen naar marginale kosten en opbrengsten in de toekomst!!! Als je dat niet doet, krijg je white elephants: projecten dikwijls door overheid ondernomen, voorbeelden van totale mislukking. Concorde: was spectaculair passagiersvliegtuig, daar zijn miljarden ponden ingestoken, vliegtuig heeft wel gevlogen, heeft ook transatlantische vluchten gedaan, heel snelle manier van verplaatsing, maar is nooit rendabel geweest. Reden: men zei altijd: we hebben er zoveel geld in gestoken, laat ons voortdoen om het toch te realiseren, dus men heeft altijd geld in dat vliegtuig gestoken, om het veilig te maken enz. Dat project altijd verlieslatend geweest, owv verkeerde redenering: gezonken kosten toch in rekening brengen.

In RS voorbeelden van rechters die gezonken kosten toch in rekening brengen! Niet efficiënt!

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen