Menu

Gezonde voeding

Voeding heeft een direct en een indirect verband met ziekten. Bijvoorbeeld te veel vet, zout en te weinig vezels is gerelateerd aan kanker.

Fruit en groenten bevatten vitaminen, anti-oxidanten en vezels. Deze zijn nodig voor een gezond lichaam.

Anti-oxidanten (vitamine A, C en E, bètacaroteen en foliumzuur) remmen het oxidatieproces (wat zorgt voor het ontstaan van vetafzettingen in de slagaders).

Uit een groot onderzoek blijkt dat vitaminepillen niet veel effect hebben. Alleen de combinatie van vitamine C en E zou cognitieve achteruitgang en dementie kunnen beperken.

Kinderen vinden ‘het smaakt goed’ het belangrijkste criterium voor eten. Tegelijk linken ze ‘het smaakt goed’ aan ongezond voedsel en ‘het smaakt niet goed’ aan gezond voedsel.

Voedselpreferenties worden meestal aangeleerd via socialisatie binnen het gezin.

Het is goed om op de basisscholen stimuleringsprojecten voor fruit en groente op te zetten. Onder andere door het eten ervan te belonen.

Lees meer...

Gezond gedrag

In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van uiteenlopende gedragingen die vaak worden beschreven als ‘gedragsmatige immunogenen’: gedrag dat zodanig werkt dat het de gezondheidstoestand van de betrokkene beschermt of verbetert. Een gebrek aan of laag niveau van ‘immunogenen’ is eveneens nadelig voor de gezondheid, zoals tot uiting komt in de stijgende cijfers met betrekking tot overgewicht (hfst 3); dit wordt grotendeels toegeschreven aan een geringe mate van lichamelijke activiteit. Gegeven het overtuigende bewijs van een verband tussen gedrag en ziekte dat in dit hoofdstuk en in hoofdstuk 3 is onderzocht, zouden we misschien op het simpele idee kunnen komen dat de meeste mensen zich op zodanige wijze zouden gedragen dat hun gezondheid wordt beschermd. Dit wordt echter niet door de statische gegevens ondersteund en het wordt steeds duidelijker dat er complexe invloeden op het gezondheidsgedrag inwerken.

Lees meer...

Onbeschermd seksueel gedrag

Negatieve effecten van onveilig vrijen op de gezondheid

Risico’s van onveilig vrijen: ongewenste zwangerschap, infecties zoals chlamydia en hiv. Sinds de ‘komst’ van hiv rond 1980 krijgt seksueel gedrag als risicofactor voor ziekte steeds meer aandacht.

In tegenstelling tot het andere gedrag dat in dit hoofdstuk is beschreven, vormen seksuele praktijken geen strikt individuele gedragingen; het gedrag vindt plaats in de context van een interactie tussen twee individuen.

In veel landen is de belangrijkste infectieroute voor hiv tegenwoordig onveilige heteroseksuele seks; deze oorzaak heeft homoseksuele seks en intraveneus druggsgebruik ingehaald.

Er is een daling van het beoefenen van veilige seks. Dit is mogelijk toe te schrijven aan het feit dat mensen aids zijn gaan zien als een ziekte die steeds beter kan worden behandeld. Hierdoor wordt deze aandoening niet langer als dodelijk beschouwd, zodat de impliciete noodzaak tot veilige seks mogelijk wordt ondermijnd.

Een groeiende reden tot zorg is de stijging van de cijfers met betrekking tot de soa’s: chlamydia, genitale herpes simplex en genitale wratten, die het meest onder adolescenten en jongvolwassenen voorkomen. Chlamydia is een ziekte die genezen kan worden en is de gemakkelijkst te voorkomen oorzaak van onvruchtbaarheid.

Seksueel gedrag en het gebruik van condooms

Uit een onderzoek in Engeland in 1990 bleek dat:

- jonge mensen vaker condooms gebruiken dan ouderen mensen

- vrouwen minder vaak condooms gebruiken dan mannen

- bij zowel mannen als vrouwen condooms het vaakst werden gebruikt bij een ‘nieuwe’ seksuele partner

- condoomgebruik aanzienlijk lager was bij mensen die meldden dat ze verschillende nieuwe partners hadden gehad

- het vrouwelijk condoomgebruik minder werd beïnvloed door de vraag of verschillende partners ‘nieuw’ voor hen waren of niet

Uit zulke resultaten komen aanwijzingen naar voren dat veilig vrijen niet alleen wordt beïnvloed door zorgen over hiv, maar ook door het type en het aantal seksueel actieve relaties dat iemand heeft.

Additionele barrières waar vrouwen mee te maken hebben wat betreft condoomgebruik:

- vrouwen verwachten bezwaar van de man (omdat gemeend wordt dat vrijen met condoom minder plezierig is)

- problemen/verlegenheid bij het ter sprake brengen van het condoomgebruik met een mannelijke partner

- zorgen dat het voorstellen dat een potentiele partner een condoom gebruikt, impliceert dat zij zelf of haar partner met hiv of met een andere soa is besmet

- gebrek aan zelfredzaamheid of handigheid met betrekking tot condoomgebruik

Lees meer...

Roken

Ondanks het verbod op roken in horecagelegenheden en de weinige reclame voor roken, blijft de prevalentie van roken hoog.

Negatieve effecten van roken op de gezondheid

Tabaksproducten bevatten carcinogene teersoorten en koolstofmonoxide, waarvan wordt gedacht dat ze verantwoordelijk zijn voor ongeveer 30% van de gevallen van aandoeningen van de kransvaten, 75% van de tumoren en 80% van de gevallen van chronische blokkade van de luchtwegen. Ook wordt gedacht dat passief roken verantwoordelijk is voor 25% van de sterfgevallen onder niet-rokers.

Door koolstofmonoxide wordt de hoeveelheid zuurstof in het bloed verminderd, waardoor minder zuurstof naar de hartspier kan worden toegevoerd; door nicotine moet het hart harder werken, doordat de bloeddruk wordt verhoogd en de hartslag wordt versneld en samen veroorzaken deze stoffen een vernauwing van de slagaders en vergroten ze de kans op trombose.

Teer zorgt voor verstopping van de longen en beschadigd zo het ademhalingsstelsel.

Prevalentie van roken

Doordat men zich meer bewust is geworden van de negatieve effecten van roken op de gezondheid, zijn in veel westerse maatschappijen verandering gemeld van de prevalentie van het roken en van het aantal mensen dat met roken begint. De daling van de prevalentie van het roken is in ontwikkelingslanden niet zo duidelijk te zien.

Het percentage rokers onder ouderen blijft hoog; deze bevolkingsgroep is met roken begonnen voordat er medisch bewijs was dat roken nadelige effecten heeft op de gezondheid. Bewezen is dat stoppen met roken gunstig is voor de gezondheid, ongeacht de leeftijd waarop dit gebeurt.

Leeftijdsspecifieke mortaliteit: meestal uitgedrukt als het aantal sterfgevallen per 100.000 per leeftijdsgroep per jaar, bijvoorbeeld door het percentage sterfgevallen aan kanker in 2001 van mensen van 45-54 te vergelijken met dat van mensen van 55-64.

Roken als verslaving

Nicotine stimuleert de afgifte van ß-endorfinen, onze natuurlijke opiaten, en verhoogt de stofwisselingssnelheid. Lichamelijke afhankelijkheid ontstaat wanneer iemand tolerantie ontwikkelt voor de effecten van nicotine en meer gaat roken om hetzelfde effect te bereiken of om de onthoudingsverschijnselen te vermijden.

Waarom roken mensen?

Onderzoekers geven aan dat het risico op longkanker bij mensen die tijdens de jeugd gaan roken, was verhoogd in vergelijking met dat van mensen die pas als volwassenen waren gaan roken.

Redenen om te beginnen met roken, zoals uit onderzoek blijkt:

- voorbeeld volgen van de sociale groep

- sociale druk, sociaal leren en bekrachtiging (zodat een positieve houding t.o.v. roken ontstaat)

- bij jonge meisjes is gewichtsbeheersing geïdentificeerd als motief om te beginnen met roken en er mee door te gaan, voor jonge mannen geldt dit niet

- het roken als deel van een grotere reeks risicovolle of problematische gedragingen zoals spijbelen, winkeldiefstal of alcoholgebruik voor het 16e jaar

- cognities over de gezondheid zoals ‘onrealistisch optimisme’ met betrekking tot de kans negatieve consequenties te ervaren, dat wil zeggen ‘dat zal mij niet overkomen, omdat ik minder rook dan andere mensen van mijn leeftijd’

- geslachtsverschillen in de houding tegenover roken: jongens vinden de fitheid van hun lichaam belangrijker, meisjes verbinden aan ‘cool zijn’ een hogere status.

Uit een onderzoek in Australië bleek dat meisjes door stress meer gingen roken (zij meldden meer totale stress, schoolspecifieke stress, gezinsconflicten en dominante ouders).

Redenen om te blijven roken:

- plezier of genot als gevolg van het gedrag, de smaak en de effecten versterken een positieve houding t.o.v. roken

- gewoonte (psychologische en/of lichamelijke afhankelijkheid)

- als vorm van zelfmanagement van stress en om nervositeit te bestrijden

- ontbreken van de overtuiging dat de betrokkene in staat is tot stoppen

Beslissing van mensen over middelengebruik zijn vaak niet rationeel, maar motivationele en emotionele componenten spelen hierbij een rol. Mensen die niet op gezond leven zijn gericht of die niet gemotiveerd zijn om een gezond leven te leiden, zien hun middelengebruik minder vaak als een probleem en denken dat ze minder goed tot een gedragsverandering in staat zijn.

Bij mensen die op 30-jarige leeftijd stoppen met roken daalt de kans op longkanker met 90%. Aangetoond is dat stoppen met roken vaker gebeurt onder mensen met een hogere sociaaleconomische status. En het succespercentage van mensen die stopten met roken is hoger naarmate het opleidingsniveau hoger is. Hierbij is het niet duidelijk of dit effect direct kan worden toegeschreven aan een grotere kennis van en groter inzicht in potentiële gezondheidsrisico’s. voor het stoppen met roken is er een duidelijk verband met het netwerk rondom de roker.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen