Menu

Traditioneel beeld van de wetenschap

Wetenschap verkrijgt ware uitspraken door informatie te ontlenen aan een zuivere bron (controleerbare en reproduceerbare zintuiglijke ervaring); die informatie te verwerken met onberispelijke middelen (logica, wiskunde, statistiek); die informatie te onderwerpen aan de toets van collegiale inspectie en kritiek; die informatie te verwerken tot algemene wetten.

Wetenschappelijke kennis is waardevrij: dat wil zeggen beperkt zich tot de feiten en doet geen morele uitspraken over de toepassing ervan

In veel opzichten is het werk van de geesteswetenschappen niet in overeenstemming met dit beeld. In het traditionele beeld van wetenschap gaat het erom welke benadering de werkelijkheid het dichtst benadert: de betere benadering wint. In de geesteswetenschappen gaat het niet om welke theorie de werkelijkheid het dichtst benadert. Verschillende interpretaties kunnen naast elkaar bestaan en het onderwerp vanuit verschillende perspectieven belichten. Het gaat om interpretaties, maar dat betekent niet dat de geesteswetenschappen er maar op los fantaseren. Ook ten opzichte van de geesteswetenschap heeft w.f. een normatieve en een beschrijvende taak.

Lees meer...

De taken van wetenschapsfilosofie

Wetenschapsfilosofie heeft twee taken:

  • een normatieve taak: vaststellen wat de maatstaven van goede wetenschap zijn (bijvoorbeeld objectiviteit, controleerbaarheid) w.f. moet filosofisch adequaat zijn.
  • een beschrijvende taak: beschrijft methoden of stijlen van redeneren die in de wetenschappelijke praktijk een rol spelen of hebben gespeeld; w.f. moet historisch adequaat zijn.


Tussen deze taken bestaat een spanning: enerzijds moet wetenschapsfilosofie aangeven wat goede wetenschappen is, maar zij moet anderzijds open staan voor verschillende opvattingen over wat wetenschap is.

Lees meer...

Cognitivisme

Het behaviorisme leverde een aantal problemen op. Er vond bijvoorbeeld ook leren plaats zonder beloning, en sommige dingen (bijvoorbeeld taal) waren te ingewikkeld om simpelweg met stimulus-respons te verklaren. Voor complex gedrag zoals taal, kan het organisme niet passief afwachten tot de omgeving prikkels aanbiedt, het zijn de centrale hersenprocessen die actief aan complex gedrag voorafgaan en het bepalen.

Tolman was de eerste die een dergelijke theorie presenteerde, die hij cognitive behaviorism noemde. Hij deed gedragsexperimenten met ratten in een doolhof. Hier leidde hij uit af dat de ratten een cognitive map (mental model) van de doolhof ontwikkelen.

In 1957 deed Skinner zijn best om taalgedrag in zijn theorie van operante conditionering te persen. Voor aanleren van taalgedrag wordt de bekrachtiging door de ouders geleverd door aan te wijzen, te benoemen en de woorden te herhalen.

Linguist Chomsky uitte veel kritiek op Skinner. De zinnetjes die een klein kind uit zijn omgeving hoort, zijn veel te gering om de snelle groei van taalvaardigheid te verklaren. Mensen hebben een aangeboren taalstructuur

In de eerste fase van de cognitieve psychologie, van 1960 tot 1985, dacht men dan cognitie in processen van informatieverwerking verloopt. Voor het begrijpen daarvan heb je mathematische modellen nodig, die te vergelijken zijn met wat er in computers gebeurt. Het functionalisme was hierbij het centrale uitgangspunt.

Deze theorie zorgde voor veel kritiek. De cognitieve psychologie had zich zo geconcentreerd op de informatieverwerking door een kil, intern mechanisme, dat er aan twee kanten verwaarlozing optradt:

  • gedrag van mensen in de gewone wereld: hoe zat het met de culturele omgeving, met de leefwereld?
  • Menselijk zenuwstelsel in evolutionair perspectief: geen aandacht voor de belangrijke rol van het lichaam in de waarneming. Ook de hersenen, de materiele dragers van cognitie waren verwaarloosd, en vooral ook de biologische voorwaarden zoals aanpassing en evolutie.


Hieruit ontstond de tweede fase van de cognitieve psychologie: het connectionisme: juist niet meer de computer maar de hersenen zelf moeten het model zijn van cognitie. Er werd gesproken over neurale netwerken: de overdracht van signalen tussen neuronen en hun verbindingen.

Lees meer...

Psychoanalyse

Freud is erg invloedrijk geweest in de psychologie, omdat hij het onbewuste naar voren bracht. In eerste instantie begint Freud met neurowetenschappen, maar hij stopt daarmee en gaat zich richten op psychoanalyse. Aanleiding hiervoor zijn hysterie en het gebruik van hypnose.

Hysterie was een van de meest omstreden stoornissen uit de geschiedenis van de geneeskunde en de psychiatrie. Het bestond uit tientallen symtomen, zoals verlamen, angstaanvallen en een sterke seksuele aandrang. Het kwam vooral voor bij vrouwen. De oorzaak hiervan was onduidelijk.

Freud ging hier onderzoek naar doen, en concludeerde dat het niet zomaar een ziekte was, maar dat het onbewuste een grote rol speelde. Herinnering aan traumatische gebeurtenissen zou uit het bewustzijn zijn gebannen. Maar toch leeft de herinnering op de achtergrond (in het onbewuste) nog voort en zorgt daarmee voor de ziekteverschijnselen.

Deze herinnering kan alleen naar boven gebracht worden door middel van hypnose. Hypnose leek dan ook de juiste therapie. Freud gaf hier zelf al kritiek op. Hij begon steeds minder gebruik te maken van hypnose, omdat hij erachter kwam dat te sterk aandringen storend werkte, en liet de patienten zelf meer hun gang gaan. Hij vermodee dat alles wat de patient spontaan vertelde betekenis had. Zo ontstond de methode van vrije associatie.

Later denkt Freud dat de droom de koninklijke weg (via regia) tot kennis van het onbewuste is.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen