David Hume
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Reageer als eerste!
·David Hume trok de uiterste consequentie uit de kloof tussen geest en materie. Voor zijn analyse onderscheidde Hume twee soorten uitspraken:
–analytische uitspraken die alleen ‘in de geest’ ontstaan en waar zijn op grond van definities; op grond van de betekenis van de woorden die er in voorkomen; A=A, vrijgezellen zijn getrouwd. Volgens Hume zijn analytische uitspraken noodzakelijk waar: ze drukken a priori kennis uit: kennis voorafgaand aan de waarneming.
–synthetische uitspraken over de ‘materie’ die waar zijn op grond van feiten: deze stoel is blauw. Synthetische uitspraken drukken volgens Hume a posteriori kennis uit: kennis na waarneming.
·Volgens Hume waren synthetische uitspraken per definitie onbetrouwbaar. Je kunt zintuiglijke ervaring niet door een systematische werkwijze (experimenten) zuiveren:
–inductieprobleem: je kunt niet uit eindige uitspraken tot een universele uitspraak komen; je kunt domweg niet een oneindig aantal waarnemingen doen.
–probleem van causaliteit: causaliteit veronderstelt een noodzakelijke relatie tussen gebeurtenissen A en B. Ook hier speelde het inductieprobleem: je kunt domweg niet vaststellen dat B altijd op A volgt. Noodzakelijkheid is niet logisch dwingend
–consistente waarnemingen zijn onmogelijk; we ontvangen elk moment talloze zintuiglijke prikkels die veranderlijk zijn; als onze kennis op die prikkels gebaseerd zou zijn, dan zouden we aan de waarneming van chaos bezwijken.
·Hume’s conclusies waren zeer bedreigend voor de wetenschap. Zonder inductie, zonder causaliteit en zonder consistente waarneming werd het traditionele beeld van de natuurwetenschap ondermijnd. Hume’s oplossing: zekere kennis over de werkelijkheid is een psychologische illusie; we doen alleen alsof we constante objecten en oorzaak en gevolg waarnemen; voorbeeld van kentheoretisch scepticisme.