Menu

Karl Popper

·Ook Popper zocht niet naar een verklaring voor de mogelijkheid van objectieve kennis, maar naar een verklaring voor de verandering en verbetering van kennis. Ook hij keek naar de uitspraken van wetenschappers. In tegenstelling tot de leden van de Wiener Kreis, wordt het onderscheid tussen wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke uitspraken volgens hem niet bepaald door het zoeken naar de empirische fundering van uitspraken (= het verificatie- of confirmatiecriterium).

·Hij voerde twee argumenten aan tegen het verificatie- of confirmatiecriterium:

–Inductie is niet logisch dwingend. Een universele uitspraak kan nooit door empirische waarneming dwingend bevestigd worden, omdat die uitspraak altijd door een volgende waarneming weerlegd kan worden. De uitspraak ‘alle raven zijn zwart’ kan na jaren ineens weerlegd worden door de waarneming van één witte raaf. Popper noemde dit Humes inzicht, want Hume begreep dat inductie onmogelijk was.

–Er is geen reden om metafysische uitspraken af te wijzen als niet-wetenschappelijk. Ook niet-verifieerbare uitspraken kunnen dienen om wetenschappelijke kennis te vergroten. Alle kennis is in principe theoretisch (analytisch). Popper noemde dit Kants inzicht1, want Kant begreep dat kennis door de geest geconstrueerd wordt.

·Poppers conclusie luidde dat wetenschappelijke kennis zich onderscheidt door falsifieerbaarheid. Echte wetenschap zoekt haar uitspraken zo te formuleren, dat zij gefalsifieerd kunnen worden. Daarentegen zijn pseudo-wetenschappelijke uitspraken zo geformuleerd dat zij niet weerlegd kunnen worden: heel algemeen of juist heel specifiek.

·Proces van falsificatie:

–Een wetenschapper doet een uitspraak, een hypothese

–Deze hypothese (bijvoorbeeld ‘Alle zwanen zijn wit’) wordt niet getoetst aan de observatie, maar aan theoretische uitspraken (basiszinnen); voorbeelden van basiszinnen: ‘er bestaat een witte zwaan’, ‘er bestaat een bruine zwaan’. Een basiszin die in logische tegenspraak met een theorie is (‘Er bestaat minstens één zwaan die niet wit is’), heet een potentiële falsificator.

–Wetenschappers moeten aangeven welke basiszinnen zij als potentiële falsificatoren aanvaarden, dat wil zeggen onder welke omstandigheden zij bereid zijn om hun theorie op te geven. Alleen dan is de uitspraak van de wetenschapper wetenschappelijk te noemen.

–Uitvoeren van een cruciale test: systematisch uitvoeren van een observatie of experiment om de geldigheid van de potentiële falsificator te testen.

–Indien de potentiële falsificator aanvaard wordt, is de theorie gefalsifieerd; indien niet, is de theorie gecorroboreerd.

–Indien de theorie gefalsifieerd wordt, kan die vervangen worden door een betere: falsificatie verklaart de verandering en verbetering van kennis. ·Opmerkingen:

1. Corroboratie is niet gelijk aan (empirische) confirmatie of verificatie. Ook een theorie met een hoge mate van corroboratie kan in de eerst volgende toetsing weerlegd worden. Corroboratie zegt niets over het toekomstige succes van de theorie. Popper toont zich zo een fallibilist. Hij gaat uit van de fundamentele feilbaarheid van kennis – ook van de schijnbaar meest zekere kennis.

2. Falsificatie is deductief. De weerlegging wordt niet afgeleid uit een waarneming (= inductief), maar volgt logisch dwingend (= deductief) uit het aanvaarden van de basiszin.

3. Het opstellen van een basiszin is een kwestie van een beslissing. We spreken af dat die en die gebeurtenissen een theorie zullen weerleggen.

4. Zo’n conventionalistische positie dreigt elke theorie immuun te maken tegen falsificatie. Popper geeft dit toe, maar stelt dat wetenschappers bij het aangeven van basiszinnen integer moeten zijn en conventionalistische trucs moeten vermijden: basiszinnen moeten zo algemeen mogelijk zijn (‘er bestaat een gekleurde zwaan’ niet ‘er bestaat een lila zwaan’); basiszinnen mogen niet achteraf geherinterpreteerd worden.

5. Strikt genomen is het volgens Popper niet mogelijk om uit een aantal theorieën de beste te kiezen. Toch gaf hij twee aanwijzingen om een bepaalde theorie de voorkeur te geven boven een andere:

–De theorie met een hogere corroboratiegraad verdient de voorkeur boven een theorie met een lagere.

–De theorie met een grotere empirische inhoud verdient de voorkeur boven een theorie met een kleinere. De empirische inhoud van een theorie is groter naarmate de klasse van potentiële falsificatoren groter is. Van de twee theorieën ‘alle zwanen zijn wit’ en ‘alle zwanen hebben een lichte kleur’ heeft de eerste theorie een grotere empirische inhoud omdat die allerlei potentiële falsificatoren heeft zoals ‘er bestaat een gele zwaan’, ‘er bestaat een beige zwaan’, ‘er bestaat een oranje zwaan’, ‘er bestaat een licht blauwe zwaan’, die de andere theorie niet heeft.

6) Let op het verschil in houding ten opzichte van wetenschap tussen de logisch-empiristen en Popper. Volgens de logisch-empiristen was wetenschap het zoeken naar empirische bevestiging van bestaande kennis met het doel universele of objectieve waarheid te ontdekken. Volgens Popper leidde verificatie slechts tot bevestiging van bestaande kennis; de logisch-empiristen vergaten dat kennis ergens moet beginnen met een gedurfde, nieuwe hypothese die niet op empirische waarneming steunt. Volgens hem was wetenschap een methode om zulke hypothesen te formuleren en te testen.

Lees meer...

Wiener Kreis

·Voor de leden van de Wiener Kreis was een uitspraak gerechtvaardigd (dat wil zeggen: ‘wetenschappelijk’) als die in de werkelijkheid bruikbaar was.

·Zij werden geïnspireerd door inzichten uit de logica. De logica leerde dat er een verschil kan zijn tussen uitspraken met een schijnbaar identieke grammaticale structuur: bijvoorbeeld tussen de zinnen: ‘het Niets bestaat’ en ‘het collegedictaat bestaat’. Het verschil is dat de eerste uitspraak niet en de tweede wel betekenisvol is omdat de eerste niet en de tweede wel empirisch (dat wil zeggen door waarneming) verifieerbaar is.

·Op grond van inzichten uit de logica kwamen zij tot de conclusie dat de toets voor de bruikbaarheid van een uitspraak de empirische verificatie ervan was. Empirische verificatie is de reductie van een uitspraak tot een uitspraak over de waarneming (reductionisme). Uitspraken die niet tot een waarneming te reduceren zijn, zijn betekenisloos, pseudouitspraken, metafysische uitspraken, niet-wetenschappelijke uitspraken. Dit is het verificatiecriterium van betekenis.

·Het verificatiecriterium van betekenis bleek al snel te streng. De uitspraak ‘alle eenden hebben een snavel’ kan nooit geverifieerd worden. In plaats van het verificatiecriterium van betekenis kwam het zwakkere criterium van confirmatie. Dat is: de mate waarin een theorie door empirische waarnemingen ondersteund wordt. Een bruikbare theorie wordt niet door alle, maar wel door heel veel waarnemingen ondersteund.

·Belangrijke implicaties van het verificatiecriterium van betekenis:

–Er zijn geen synthetisch a priori uitspraken. Er zijn geen uitspraken over de buitenwereld (synthetische uitspraken) die onafhankelijk van de waarneming waar zijn. Elke uitspraak over de buitenwereld moet empirisch geverifieerd worden. Alle uitspraken over de buitenwereld die gedaan worden vóór toetsing met het verificatiecriterium van betekenis zijn analytisch, dat wil zeggen ‘verzinsels’ (= strikt onderscheid tussen analytische en synthetische uitspraken).

–Wetenschappelijke kennisgroei kan het gevolg zijn van: sterkere confirmatie van een theorie; of de keuze van nieuwe analytische uitspraken die bruikbaarder zijn dan andere.

–Elke betekenisvolle uitspraak moet gereduceerd kunnen worden tot een uitspraak over de directe waarneming (= reductionisme).

–Realisme is betekenisloos: de uitspraak dat een theorie die met onze waarnemingen in overeenstemming is ook de wereld achter de waarnemingen beschrijft zoals die is, kan niet met weer andere empirische waarnemingen worden geverifieerd.

·Gevolgen van het verificatiecriterium van betekenis voor het onderzoeksprogramma van de Wiener Kreis:

1. Het streven om uitspraken over waarneming in een universele, theorie-onafhankelijke taal uit te drukken. Als basis voor zo’n taal die alleen het gegevene uitdrukt, kunnen feiten of ervaringen dienen.

-- reductie van uitspraken tot uitspraken over zuivere feiten (= fysicalisme); probleem: er bestond tussen de verschillende takken van wetenschap geen overeenstemming over het karakter van een feit: een natuurkundig feit verschilde van een scheikundig feit en een biologisch feit.

-- reductie van uitspraken tot uitspraken over zuivere ervaringen (= fenomenalisme); probleem: ervaring is persoonlijk.

2. Het streven naar een eenheidswetenschap. Uit alle takken van wetenschap de harde kern van uitspraken over de waarneming destilleren en zuiveren van alle metafysische uitspraken. De leden van de Wiener Kreis zagen dit streven als onderdeel van hun project om het gewone volk te bevrijden uit de ban van theologische, nationalistische en kentheoretische drogredeneringen.

Lees meer...

Ontwikkelingen na Kant

·Kant ging er van uit dat er in de geest een stelsel van onbetwijfelbare, a priori geldige uitspraken over de buitenwereld bestond dat voor altijd vast lag. Verandering in wetenschappelijke kennis was niet mogelijk. Aan het begin van de 20e eeuw bleek dat Kants synthetisch a priori uitspraken niet onbetwijfelbaar waren. Einsteins relativiteitstheorie, de kwantummechanica en grote sociale en culturele revoluties trokken de veronderstelling dat kennis voor eeuwig vast staat in twijfel.

·Het probleem is nu niet langer een verklaring te zoeken voor de mogelijkheid van objectieve kennis, maar voor de verandering en verbetering van kennis. Dit probleem spitst zich toe op de vraag hoe wetenschappelijke van niet-wetenschappelijke uitspraken onderscheiden moeten worden, of hoe verouderde, slechte kennis van nieuwe, betere kennis onderscheiden moet worden, de vraag naar het demarcatiecriterium.

·Hiermee verschuift de vraag van het proces van wetenschappelijke kennisverwerving zelf (= context of discovery), naar de vraag of en hoe een uitspraak (idee, uitspraak, hypothese, theorie) gerechtvaardigd is (= context of justification). Deze filosofische omwenteling wordt de linguistic turn genoemd: de aandacht is vooral gericht op het onderzoek van theoretische uitspraken over de werkelijkheid. Niet, maar.

·Voorbeeld: Friedrich Kekulé kwam door een droom (twee slangen die elkaar in de staart beten) tot een wetenschappelijk gerechtvaardigde oplossing voor de structuur van het benzeenmolecuul; na de linguistic turn besteden we geen aandacht aan hoe de droom in Kekule’s hoofd kwam, we onderzoeken alleen of zijn uitspraken daarna wetenschappelijk relevant (gerechtvaardigd) zijn.

Lees meer...

Immanuel Kant

·Kant ging er net als Hume van uit dat zintuiglijke waarneming niet door het experiment gezuiverd kan worden, maar hij wilde Humes conclusie dat zekere kennis over de werkelijkheid daardoor onmogelijk is niet accepteren. Volgens hem was zekere kennis over de werkelijkheid wel mogelijk en hij onderzocht hoe zulke kennis mogelijk was. Hij deed dit door aan te tonen dat synthetisch a priori uitspraken (zekere uitspraken over de werkelijkheid voorafgaand aan de waarneming) mogelijk waren.

·Zekere kennis over de werkelijkheid is mogelijk door de structuur van de menselijke geest. Onze kennis is zoals die is omdat die vormgegeven wordt door aanschouwingsvormen en categorieën die in de geest zelf aanwezig zijn. Kant noemde ons aangeboren besef van ruimte, tijd, kwantiteit, kwaliteit, relatie (oorzakelijkheid) en modaliteit (mogelijkheid, zijn, noodzaak). De geest registreert niet passief indrukken uit de buitenwereld, maar is zelf actief in het construeren van kennis. Dit wordt genoemd de copernicaanse wending van Kant: zoals Copernicus aantoonde dat de zon niet om de aarde, maar de aarde om de zon draait, toonde Kant aan dat menselijke kennis niet voortvloeit uit het ding, maar uit de geest. Ons kenvermogen speelt een actieve rol in de constructie van onze kennis van de werkelijkheid; kennis is niet een passieve registratie van ervaring. Eigenlijk zegt Kant dat onze geest een gereedschapskistje heeft waarmee kennis van de werkelijkheid in ons hoofd komt: niet maar. Het betekent dat de geest niet de wereld van de dingen zelf (Dinge an sich) kent.

·De vormen en categorieën van de menselijke geest zijn niet empirisch vast te stellen. Zij zijn transcendentaal. Het zijn geen dingen maar voorwaarden zonder welke kennis niet mogelijk is. Tezamen heten die vormen en categorieën het transcendentaal subject.

·Menselijke kennis was volgens Kant niet subjectief, niet volkomen afhankelijk van de individuele geest. De vormen en categorieën waarmee de geest kennis construeerde, waren kenmerken van de menselijke geest als zodanig. Ieder mens beschikt over die vormen en categorieën. Het transcendentaal subject was universeel.

·Volgens Kant waren synthetische a priori uitspraken (zekere kennis voorafgaand aan de waarneming) mogelijk op grond van het transcendentaal subject.

·Ook in de ethiek: naar analogie van de copernicaanse wending: de menselijke geest heeft transcendentale, ethische regels die zijn gevoel in toom houden. Bijvoorbeeld: de gulden regel: behandel een ander zoals je zelf behandeld zou willen worden.

·Kants vertrouwen in de rede (zowel in de filosofie als de ethiek) maakt hem een belangrijke vertegenwoordiger van de Verlichting.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen