Menu

Jürgen Habermas

·Habermas kwam tot de conclusie dat het dialectische model had gefaald als kritische theorie:

–het dialectische schema van these, antithese en synthese was filosofisch gesproken te simpel om maatschappelijke tegenstellingen te beschrijven;

–het was niet in staat geweest om de aard van maatschappelijke tegenstellingen juist te beoordelen;

–het was niet in staat geweest sociale bewegingen die werkelijk maatschappelijke verandering voltrokken, te identificeren en te ondersteunen.

·Hij ontwikkelde een kritische theorie niet op grond van dialectiek, maar op grond van een theorie over hoe mensen hun handelen op elkaar afstemmen (handelen breed opgevat: daden, maar ook vormen van denken en communiceren).

·Hij onderscheidde twee manieren waarop mensen hun handelen op elkaar afstemmen:

–communicatief: gericht op wederzijds begrip; het model voor dit soort handelen is de dialoog; de coördinatie van het handelen vindt plaats op grond van religieuze overtuiging of rationele consensus; communicatief handelen kan slechts plaatsvinden tegen de achtergrond van een gedeelde leefwereld (verband met Gadamers idee van een ‘horizon’);

–strategisch: gericht op het bereiken van eigen doelen; het model voor dit soort handelen is de markt: elk van de betrokkenen is uit op eigen gewin; de coördinatie van het handelen vindt plaats op grond van anonieme, economische wetmatigheden (systeemmechanismen).

·In de loop van de geschiedenis was de leefwereld door systeemmechanismen

‘gekolonialiseerd’: strategisch handelen had de overhand gekregen. Mensen moesten zich weer van hun gedeelde leefwereld bewust worden en terugkeren tot vormen van communicatief handelen.

·Met zijn theorie van het communicatieve handelen was Habermas in staat om het proces van rationalisering vrij te pleiten van Adorno’s beschuldiging dat het tot beperking van de maatschappelijke vrijheid had geleid – niet het proces van rationalisering als zodanig (dat was op zich communicatief), maar de kolonialisering van de leefwereld door systeemmechanismen was daarvoor verantwoordelijk.

Lees meer...

Theodor Adorno

·Volgens Adorno was maatschappelijke vooruitgang niet het gevolg van:

–het project van verlichting, de hoop om met behulp van de rede, de wetenschap en de technologie het lot van de mensheid te verbeteren: de rede is gereduceerd tot een instrumentalistische denkwijze (opvatting dat het doel de middelen heiligt); menselijke belangen zijn ondergeschikt geraakt aan economische overwegingen.

–het geloof van Marx in het proletariaat: de gebeurtenissen in Hitler-Duitsland en de Sovjet- Unie onder Stalin toonden aan dat het proletariaat niet in staat was zijn eigen belangen te herkennen.

·De enige hoop op vooruitgang schuilde volgens hem in conservatieve, elitaire ideeën ontleend aan de romantiek en het Bildungs-ideaal. Adorno wees op de cultuurindustrie. Hij was veel pessimistischer dan Benjamin over het vermogen van moderne technologie om het bewustzijn wakker te schudden. Door de herhaling van het bekende (bijvoorbeeld in de jazz: de herhaling van bekende thema’s) en de gedachteloze nadruk op amusement wordt het publiek juist verdoofd, de bestaande orde bevestigd en de misstanden ervan verdoezeld (= systeembevestiging, één van de ergste marxistische scheldwoorden). Kunst mocht niet populair, maar moest elitair, met andere woorden: serieus, ingewikkeld, complex, diep en dissonant zijn om de aandacht voor maatschappelijke tegenstellingen te wekken. Voorbeeld: 12-toons muziek van Schönberg: dissonantie verontrust de luisteraar; alle tonen hebben een gelijke waarde, er is geen dominante toon.

·Adorno’s opvatting is een ongemakkelijke combinatie van conservatieve en progressieve ideeën: in het belang van maatschappelijke vooruitgang moet kunst elitair, moeilijk, diep, uniek enzovoorts zijn.

·‘Positivismusstreit’ met Popper: volgens Adorno was het niet alleen de taak van de sociale wetenschap om theoretische uitspraken, maar ook om de maatschappelijke werkelijkheid te bekritiseren en een radicaal alternatief te presenteren.

·Adorno negeerde de rol die pop(ulaire!)muziek speelde bij de opkomst van de protestbeweging in de zestiger jaren.

Lees meer...

Walter Benjamin

·Benjamin verzette zich tegen het vulgair marxistisch standpunt dat kunst (de bovenbouw) niet meer dan een legitimatie is van de heersende productieverhoudingen. Kunst kan ook tot bewustwording, opheffing van maatschappelijke tegenstellingen en emancipatie leiden.

·In zijn werk Het kunstwerk in het tijdperk van zijn mechanische reproduceerbaarheid beschrijft hij hoe moderne reproductietechnieken het aura van het kunstwerk – d.w.z. het unieke en eenmalige ervan, de idee van ‘l’art pour l’art’ – hebben vernietigd.

·Dit is volgens Benjamin niet erg: 1) de romantische nadruk op het unieke en het eenmalige heeft het proletariaat vatbaar gemaakt voor het fascisme (bijvoorbeeld de nadruk op de unieke volksziel; de esthetisering van geweld); 2) verschillende reproductietechnieken zoals versnellen, vertragen, montage tonen aan dat de werkelijkheid niet vanzelfsprekend is: het kan ook anders – dit besef kan leiden tot schokeffecten die het proletariaat kritisch ten opzichte van de maatschappelijke werkelijkheid kan maken.

Lees meer...

Karl Marx

·Volgens Marx was de leefwereld van de mens niet het product van de geest, maar van menselijke arbeid. Tegenstellingen ontstonden omdat degenen die arbeid verrichtten (subjectieve arbeid) niet over de middelen en producten van arbeid (objectieve arbeid) beschikten. Marx ontwierp een dialectisch model waarbij maatschappelijke tegenstellingen tussen de arbeidende klasse en de bezittende klasse opgelost werden. Voorbeeld van dialectisch materialisme.

·In de antieke productieverhoudingen hadden degenen die arbeid verrichten (slaven) geen enkele zeggenschap over zichzelf, hun arbeid of de producten ervan. In de feodale productieverhoudingen hadden degenen die arbeid verrichtten (horigen) beschikking over hun lichaam. De bezittende klasse (aristocratie) had beschikking over de arbeid van de horigen en de producten ervan. In de kapitalistische productieverhoudingen hebben degenen die arbeid verrichten (proletariaat) beschikking over hun lichaam en hun arbeid die zij verhuren. De bezittende klasse (bourgeoisie) beschikt over de producten van de arbeid van het proletariaat. In de socialistische productieverhoudingen zullen degenen die arbeid verrichten zeggenschap hebben over zichzelf, hun arbeid en de producten ervan. Er zal een eind aan klassentegenstellingen en aan de geschiedenis komen.

·De wereld van de geest (de bovenbouw: eigen ideeën en ook de culturele, juridische, ideologische aspecten van een samenleving) was een weerspiegeling van de productieverhoudingen (onderbouw). De bezittende klasse formuleerde ideeën om uitbuiting te rechtvaardigen, de uitgebuite klasse om haar lijden te rationaliseren.

·De materialistische theorie van Marx leidde tot problemen: er vond na de revolutie in Rusland geen algemene socialistische revolutie van alle arbeiders plaats; integendeel: het fascisme kwam op. Er werd naar oplossingen voor dit probleem gezocht in versterkte nadruk op de rol van het bewustzijn ten opzichte van de economische omstandigheden.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen