Menu

Verder met een nieuwe nier

Bij transplantaties spelen de antigenen van het HLA-systeem (Human Leucocyte Antigen-systeem) een rol. Deze cellen zijn de MHC-eiwitten van witte bloedcellen, en elk mens heeft een unieke combinatie. Bij een transplantatie wordt het HLA-systeem bepaald en in de computer van

Eurotransplant gestopt. Dit gebeurt ook met beschikbare donororganen. De computer zoekt de best passende ontvanger. HLA-combinaties komen nooit voor 100% overeen, maar de patiënt krijgt medicijnen om de afweerreacties te onderdrukken.

Bloed van verschillende personen kan agglutineren (samenklonteren). Dit komt door de antigen van het ABO-stelsel. Je bloedgroep is erfelijk vastgelegd. Door de natuurlijke aanwezigheid van antistoffen in het ABO-stelsel zijn bij bloedtransfusies niet alle combinaties gewenst. Een kleine hoeveelheid samengeklonterd bloed wordt door fagocyten opgenomen en verteerd, een grote hoeveelheid is dodelijk. Voor een transfusie wordt een kruisproef gedaan, waarbij een analist rode bloedcellen van de donor met het bloedplasma van de ontvanger mengt.

Ook is er de resusfactor. Ong. 85% van de mensen in Nederland heeft het resusantigeen (D) en zijn resuspositief (Rh+ of D-pos). Vorming van antiresus (anti-D) wordt opgewekt wanneer een resusnegatief persoon resuspositief bloed ontvangen bij bloedtransfusie.

Lees meer...

Nooit meer ziek worden?

Immuniteit kan op verschillende manier tot stand komen: actief of passief en kunstmatig of natuurlijk. Bij vaccinatie krijg je een vaccin met onschadelijk gemaakte ziekteverwekkers ingespoten.

De antigenen uit het vaccin selectedren je afweersysteem; actieve (je afweersysteem wordt geselectederd) kunstmatige (het is ingespoten) immunisatie. Als je besmet wordt door een ziekte en hierna immuun bent, is dit actieve natuurlijke immunisatie. Bij tetanus krijg je een antiserum ingespoten die zelf de tetanusbacteriën onschadelijk maakt. Omdat hierbij het afweersysteem niet wordt geselectederd, heet het kunstmatige passieve immunisatie. Omdat de antistoffen langzaam weer verdwijnen, ben je slecht voor een korte periode immuun. Een ongeboren kind krijgt via de placenta antistoffen die een natuurlijke bescherming bieden; natuurlijke passieve immunisatie.

Monoklonale stoffen bestaan uit identieke antistoffen, gemaakt door een celkloon van hybridoma’s die zijn ontstaan door samensmelting van een B-lymfocyt (informatie) en een kankercel (vermogen groot aantal cellen te maken). Antibiotica remmen de celdeling van bacteriën, maar na het vaak gebruikt te hebben ontstaan resistente bacteriestammen.

Bij een allergie reageert je lichaam onnodig/te heftig op een allergeen. Na het eerste contact met een allergeen reageert je afweersysteem hierop door IgE te produceren. Deze moleculen hechten zich aan receptoren op het membraam van mestcellen (een type witte bloedcellen), waardoor deze cellen er gevoelig voor worden. Bij latere contacten reageren de allergenen met de IgE-moleculen op het membraan van de mestcellen waardoor de mestcellen histamine gaan afgeven. Hierdoor zwellen je slijmvliezen op.

Bij auto-imuunziekten keert het afweersysteem zich tegen de eigen lichaamcellen (vb. Suikerziekte, reuma). Wanneer je afweersysteem niet/te weinig in actie komt is er sprake van immuundeficiëntie (vb. aids).

Lees meer...

Wapens op maat

Antistoffen zijn kleine eiwitmoleculen in het bloed die zich goed aan antigenen (eiwitten op de buitenkant van ziekteverwekkers) kunnen binden. Een antistof is een immunoglobuline, waarbij het vaste deel een vorkstructuur geeft. Per antigeen is er een (hyper)variabel deel, waardop de specificiteit van het afweersysteem op berust. B-lymfocyten produceren antistoffen. Als de immunoglobulinemoleculen van een onrijpe B-lymofyt zich binden aan antigenen van een ziekteverwekker selectedert dit de lymfocyt. Door klonale selectie deelt zo’n lymfocyt eens per 12 uur.

Een deel van deze dochtercellen ontwikkelen zich tot plasmacellen, die antistoffen maken tegen het lichaamsvreemde antigeen. Een ander deel ontwikkelt zich tot geheugencellen, waardoor je immuun wordt.

T-lymfocyten sporen besmette lichaamscellen op. Naast klonale selectie en ontwikkeling tot geheugencellen kunnen ze zich ook aan antigenen van ziekteverwekkers binden met T-cel receptoren; op antistoffen lijkende membraaneiwitten. Deze blijven in het membraan verankert door de manier waarop de cellen bestreden worden. Lichaamscellen laten via MHC-I-eiwitten (transportmoleculen) aan cytotoxische T-lymfocyten zien welke eiwitten ze maken. Door het lichaamsvreemd virusantigeen tussen de eiwitten kunnen ze geïnfecteerde lichaamscellen herkennen, waarna ze zich aan de cel binden en eiwitten afgeven die het celmembraan stuk maken.

Macrofagen brengen delen gefagocyteerde ziekteverwekkers naar hun celmembraan met MHC-II-eiwitten. In de lymfeklieren laten ze deze zien aan T-helper lymfocyten. Deze selectedren na binding aan een lichaamsvreemd antigeen en geven dan cytokinen (signaalstoffen) af. Hiermee zetten ze andere lymfocyten aan tot deling en ontwikkeling.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen