Menu

Het materialisme in het algemeen

Pré-socratici: Klein –Azië, wetenschappers die geïnteresseerd waren in de oorsprong van onze wereld en in de veelheid of eenheid, stilstand of beweging van al het bestaande.

Plato en Middeleeuwse filosofie: meer aandacht voor een idealistische filosofie die zich bezighoudt met God, de ideeën, de metafysica.

Opmerking: samenvatting pagina 133

Begin van de Westerse filosofie: Griekenland → conflict tussen de natuurwetenschappers (Thales tot Heraclitus) die empirisch werkten en de filosofen van Elea (Parmenides, Zeno) die eerder mathematisch gericht waren. Reeds toen botsen we op het onderscheid tussen stof (de materie) en vorm (de geest).

De idealisten gingen ervan uit dat alles oorspronkelijk geest (vorm) was.

Lees meer...

Hegel (1770-1831)

Zijn theorie berust op drie pijlers: (zeer belangrijk voor examen)

(1) logica

= ontologie of zijnsleer

→ gaat over het Zijn van God voor de Schepping: God bestaat zonder enige innerlijke tegenstelling

(2) natuurfilosofie

→ maar door de Schepping waarbij God zich vervreemdde in de materiële wereld, ontstaat een ongelofelijke contradictie tussen de zuivere geest en de stof

→ het is deze contradictie die de motor zal worden van elke verdere ontwikkeling.

(3) filosofie van de geest

→ deze ontwikkeling zie je al in de natuur, in de evolutie van het anorganische tot de planten en de dieren, maar eerst in de mens begint de terugkeer van de geest naar zijn oorsprong

Zo verklaart Hegel de hele ontwikkeling van de geschiedenis: terugkeer, via contradicties, van de geest uit het ‘anders zijn’ (de natuur) tot God.

Ook de mensheid maakt een langzame evolutie door:

(1) de mens is een intuïtief wezen

(2) verschijnend bewustzijn (het bewuste denken)

(3) hoogste trap van de evolutie: als subjectieve geest ziet hij zijn eigen geestelijke substantie als identiek met zijn bewuste (denkende en willende) handelen

Verbonden met deze evolutie van het individu voltrekt zich de evolutie van de door de mensen geschapen instellingen, die Hegel de objectieve geest noemt: het Recht, de Moraal, de Zedelijkheid.

Omdat elke stap van deze ontwikkeling zo belangrijk is en niets verwaarloosd mag worden, werd Hegels werk een soort samenvattende en verklarende encyclopedie van de hele menselijke cultuur vanaf de schepping.

Naast de uitwerking van het indrukwekkende systeem en het historische optimisme is Hegel vooral belangrijk voor de ontwikkeling van de dialectiek. (cfr. Heraclitus) Maar pas bij Hegel krijgt deze methode haar moderne betekenis. Uitgaande van de grote contradictie tussen God (Geest) en de Natuur (Stof, Materie) ontwikkelt Hegel zijn denken in overeenstemming met de dialectische gang van de wereld. Alles verloopt volgens het schema: thesis (T) – antithesis (A) – synthese (S)

Vb 1: zijn (T) – niet zijn (A) – worden (S)

VB 2: absolute monarchie (T) – volksmacht (A) – constitutionele monarchie (S)

Deze synthese is dus geen compromis (een beetje van allebei), maar het resultaat van een botsing tussen thesis en antithesis, die beide in de synthese worden opgeheven.

Opmerking

Pagina 133: zeer goede samenvatting

Lees meer...

Het begrip idealisme

Men kan twee soorten idealisme onderscheiden:

(1) gewone taalgebruik

→ een idealist is iemand die zich inzet voor een edel ideaal en desnoods bereid is voor zijn overtuiging te leiden

(2) filosofisch idealisme

→ het gaat hier om de prioriteit van de geest boven de stof (idee boven materie)

→ soms aanziet men de werkelijkheid van de materie als een illusie (parabel van de grot)

Morele idealisme ↔ egoïsme

Filosofisch idealisme ↔ materialisme

Lees meer...

De ongenadige kritiek van Kant

Kan stond voor het volgende kennistheoretische probleem: enerzijds zeggen de empiristen dat kennis uitsluitend van de zintuiglijke waarnemingen afhangt en dat lijkt erg waarschijnlijk, maar dan komen ze tot stellingen die het bestaan van alle materie ontkennen. Anderzijds zeggen ze de rationalisten dat je de zintuigen niet kan vertrouwen en dat je alleen met het verstand (de ratio, die Vernunft) kan kennen, en ook dat klinkt overtuigend. Maar hoe kan je de evidentie van de zintuiglijke waarnemingen volledig loochenen en hoe sla je een brug tussen de wereld van de geest en die van de stof?

De werkelijkheid op zich (das Ding-an-sich) zendt zintuiglijke waarnemingen uit die ons verstand bereiken. Ons verstand is echter geen onbeschreven blad, maar een gestructureerd instrument dat die waarnemingen in bepaalde aangeboren vakjes of categorieën plaatst. Echter nog belangrijker is het inzicht dat, dat ons verstand de zintuiglijke ervaring automatisch vervormt zodat we in feite over het Ding-an-sich niets kunnen weten (de gekleurde bril, contactlenzen).

Ding-an-sich → Noumenon

Ervaringen van de zintuigen → Fenonemen

Om dit duidelijk te maken onderscheidde Kant 2 sets van oordelen:

(1) analytisch oordeel ↔ synthetisch oordeel

  • analytisch oordeel = een oordeel, waarbij het gezegd al in het onderwerp zit

vb.: een hoge boom is een boom

  • synthetisch oordeel = brengt elementen uit de ervaring

vb.: Antwerpen is een havenstad

(2) empirisch oordeel ↔ a priori oordeel

  • empirisch oordeel = berust volledig op de ervaring, de onze of die van iemand die we kunnen vertrouwen
  • a priori oordeel = heeft meer nodig dan louter observatie

Dit leidt hem tot zijn kennisleer, waarin hij de (synthetische) ervaringen van de zintuigen verbindt met de (a priori) structuren van het verstand.

Kant’s bevindingen leidden tot grote wanhoop en zelfs tot zelfmoord: als er niets zeker is, zelfs niet het bestaan van God, zelfs niet de mensen en de dingen die ons dierbaar zijn, heeft het dan nog zin om verder te leven?

Om morele redenen is rechtvaardigheid nodig (geluk dat afhangt van de beoefening van de deugd). Deze rechtvaardigheid kan alleen maar door God worden verzekerd, en het is duidelijk dat we in dit leven deze rechtvaardigheid meestal niet ervaren. Dit bewijst dus moreel het bestaan van God en de onsterfelijkheid, en om deugdzaam te kunnen zijn is de vrije wil nodig, anders kan de mens zelf niet beslissen. We zitten dus op 2 verschillende niveaus:

(1) intellectueel niveau → diepe onwetendheid

(2) morele, praktische niveau → we aanvaarden het bestaan van God, de onsterfelijkheid van de ziel en de vrije wil en we kunnen onze moraal (het goed leven) opbouwen

Conclusie Kant

Vanuit het verder redeneren ( empirisme – rationalisme ) zijn er duidelijke verbindingen.

Kant beweert dat uitspraken die alleen maar zouden te maken hebben met datgene waar we empirisch niet bij kunnen, zoals het bestaan van God of het genieten van vrijheid, niet meer aan de orde komen, want ze vallen niet aan de uitspraken waar er sprake is van die verbinding ð malaise: vraag naar de zin van het leven, omdat deze vaak te maken hebben met deze laatste vragen.

Door deze malaise heeft Kant in zijn tweede werd het een en ander moet rechtzetten. Het is belangrijk deze twee te onderscheiden. Een filosoof die zich bezighoudt met de manier om tot betrouwbare kennis te komen, dat hij daarnaast ook aandacht heeft voor de ethiek, voor de rechtvaardigheid.

Hij stelt dat uiteindelijk rechtvaardigheid niet uit de wereld te bannen is ( cf Hume ) We mogen redenering deze dus niet koppelen aan bv religie, maar dat men puur verstandelijk tot deze constatie komt ( = het feit dat rechtvaardig noodzakelijk is ) ð terugkomen op het idee van een God, als zijnde de ideale samenleving. Hij komt dus tot constatie dat we niet tot deze rechtvaardigheid kunnen komen, als er gebrek is aan dit ideaalbeeld, aan God.

Het weerleggen van het bestaan in God in zijn eerste werk, zal Kant door logisch redeneren deze houding moeten weerleggen en het bestaan hiervan toch moet onderkennen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen