Menu

David Hume

Volgens David Hume (1711-1776) begint alle kennis met indrukken (impressions) die ideeën veroorzaken. Door de verbindingen van deze ideeën vergroten we de stof van onze kennis. We ervaren regelmatig dat een bepaalde indruk op een andere volgt, dit wordt zo vaak herhaald tot het een denkgewoonte is geworden is, en tenslotte een instinct.

De menselijke kennis probeert nu, uit de vele oorzaken van de natuurverschijnselen een paar algemene oorzaken af te leiden. Net zoals de Godsidee een samengesteld (complex) idee is, zijn het ik en de ziel bundels van ervaringen en gevoelens die voortdurend veranderen.

4 fundamentele redenen om rekening te houden met onrechtvaardigheid:

(1) willen we onze basisbehoeften bevredigen, dan zijn we afhankelijk van de anderen

→ rechtvaardiding

(2) we zijn beperkt op het vlak van naastenliefde en sympathie

→ in bepaalde situaties zijn afspraken noodzakelijk

(3) schaarste van goederen

→ afbakening van eigendom

(4) we hebben allen dezelfde basisbehoeften, desondanks de grote verdeling inzake welvaart

→ nood aan rechtvaardigheid

Conclusie

Door ervaring en observatie komt je niets over de werkelijkheid te weten.

Lees meer...

George Berkeley

George Berkeley (1685-1753) staat bekend als de radicaalste van alle empiristen omdat hij het bestaan van de materiële wereld verwierp. Materiële voorwerpen (vb.: een boom) bestaan alleen maar omdat en terwijl we ze waarnemen, in de waarneming zelf (zijn is waargenomen worden, esse est percipi).

Als we zeggen dat er voorwerpen bestaan, zeggen we eigenlijk dat we zien, horen, proeven, voelen, tasten of ruiken. Deze waarnemingen zijn echt, maar hoe kunnen we bewijzen dat er verder nog iets is?

Vb.: de proef met het lauwe water

Wanneer je ene hand heet is en de andere koud en je steekt ze allebei in het lauwe water dan is dat water warm voor de koude hand en koud voor de hete. Hoe kan dat water nu tegelijkertijd warm en koud zijn? Dus zijn hitte en koude slechts waarnemingen van ons bewustzijn, die niets met een werkelijkheid erbuiten te maken hebben.

Eerste besluit

Alle secundaire eigenschappen (Locke) zijn subjectief en behoren enkel tot de waarneming. Maar Berkeley gaat verder dan Locke. Neem nu de primaire eigenschappen die toch moeten bestaan? Je ziet toch de grootte van een voorwerp? Berkeley antwoordt daarop heel consequent dat je ditzelfde voorwerp van dichtbij voor groot houdt en van ver voor klein, en hetzelfde geldt voor de snelheid. We kunnen deze argumenten van Berkeley niet met het gezond verstand weerleggen, maar slechts door te wijzen op logische en empirische denkfouten.

Berkeley toont aan dat ook het praktisch gerichte empirisme tot logische extreme posities kan voeren, waar men vanuit een subjectief standpunt niet uitgeraakt.

Lees meer...

John Locke

John Locke (1632-1704) is zowel een van de grondleggers van de politieke en sociale wetenschappen, als van de empirische kennisleer. Hij was de econoom → schaarste.

Hij begint met het verwerpen van aangeboren concepten of morele ideeën. De mens begint dus als een onbeschreven blad. Door zintuiglijke ervaringen krijgt ons bewustzijn een inhoud en deze inhoud noemt Locke ‘’ideeën’’.

Onze ervaring is tweeledig:

(1) uiterlijke zintuiglijke ervaring (sensation)

(2) innerlijke zelfobservatie (reflection)

Elk van ons, en elke bevolkingsgroep, heeft verschillende ervaringen, waardoor zelfs onze hoogste principes van elkaar moeten verschillen. Als er dan toch een zekere overeenkomst te bespeuren is, dan komt dat door de natuur of door de gewoonte.

De dingen die we waarnemen hebben primaire en secundaire eigenschappen:

(1) primaire eigenschappen heeft elk ding: grootte, vorm, getal, positie, beweging of rust

→ deze eigenschappen zijn onlosmakelijk met alle dingen verbonden

→ objectief

(2) secundaire eigenschappen zijn onder meer kleur, geur, smaak,…

→ ze ontstaan door inwerking van onzichtbare stofdeeltjes die op onze zintuigen inwerken

→ subjectief

Hoe komen we volgens Locke tot de waarheid?

Hij aanvaardt de zekerheid van ons eigen bestaan, van het bestaan van God en van de waarheid van de wiskunde. Voor de rest gelooft hij niet in absolute zekerheden en vindt hij het redelijk altijd een zekere mate van twijfel te bewaren. Deze twijfel leidde hem in de politiek tot religieuze tolerantie, tot parlementaire democratie en tot de laisser-faire-theorieën van het klassieke liberalisme.

De invloed van deze ideeën wordt duidelijk in de drie grote revoluties van de moderne tijd:

(1) de Engelse van 1688

(2) de Amerikaanse van 1776

(3) de Franse van 1789

→ onder meer door Voltaire, die de ideeën van Locke en andere in Frankrijk verspreidde.

In elk van die drie bewegingen, die de grondslagen gelegd hebben van de moderne maatschappij, is er sprake van parlementaire democratie, religieuze tolerantie en van een grote bewegingsvrijheid voor handel, industrie en financiën.

Locke pleitte voor onderling begrip. Alleen op die basis is een samenleving in vrede, wederzijds respect en vriendschap mogelijk tussen mensen met verschillende opinies. Daar mensen met minder opvoeding en kennis gewoonlijk ook minder verdraagzaam zijn, is een grondige opvoeding een voorwaarde voor een tolerante maatschappij.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen