Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Fase 2: 1896-1914

 1896: aankondiging deelname Duitsland aan imp.

nieuwe imperialistische mogendheden – Duitsland
(Weltpolitik), V.S., Japan, Italië, Leopold II
stappen ook in deze beweging van territoriale

vraatzucht en zorgen voor een langzame toename

van de rivaliteit, wat zal uitmonden in de helse

spiraal die zou leiden tot WO I

Afrika:

Boerenoorlogen: de opmars van U.K. in Z-Afrika stuit op verzet van de inlandse oud-

Nederlandse kolonisten (Boeren) van de Oranjevrijstaat en Transvaal
 oorlog over controle Z-Afrika  U.K. wint, wat echter heel negatief was voor de

publieke opinie, die solidair was met de Boeren (~ V.S. & Irak nu: toont arrogantie

grote imperialistische mogendheid, en de aversie van oorlog van de p.o.)

Voltooiing opdeling Afrika: tegen 1914 worden de definitieve grenzen vastgelegd, die

er nu nog altijd zijn

  • Italië: Eritrea
  • Duitsland: Tanzania, Kameroen
  • Leopold II: Congo Vrijstaat

Break-up of China / Wedren of China :

Japans-Chinese oorlog (1894-1895):
 oorzaak: oorlogen zijn regulatoren van

gewijzigde machtsverhoudingen, en

Japan wil haar grotere macht verzilveren

en haar leidersrol in Azië opnemen.

 aanleiding: controle over Korea, dat

Japan in de eigen invloedszone wil krijgen

 Japan wint, wat leidt tot de wedren op
China, want alle grote westerse

mogendheden springen op China als

aasgieren op een lijk  Westen vormt

een coalitie om een deel van de Japanse

claims, verworven bij het verdrag van

Sjimonoseki, over te nemen[1] (zie kaart:

Liau Toeng & P.A. zouden echter toch

naar Rusland gaan na het Russisch-

Chinees verdrag in 1896)

 geen invloedszones! Er worden echte concessies gedaan waardoor stukken

gebied uit de Chinese soevereiniteit geplukt worden en onder Westerse

bevoegdheid worden geplaatst.

 doordat G.B. schrik krijgt wegens de Russische expansie, zal het in reactie op het

Russisch-Chinees verdrag van 1896, een verdrag met Japan afsluiten (1902)

Break-up of China loopt echter slecht af: 1900: Bokseropstand, xenofobe opstand

gericht tegen de groeiende westerse penetratie van China
 breekt de dynamiek v.d. wedren op China
 Chinese regering kan wegens zwakte niet ingrijpen, & een internationaal hulp-

leger slaat de opstand neer. Na de vraag van wat er nu zou gebeuren zal men

uiteindelijk in 1910 de 1e nationale verkiezingen houden (stichting republiek +

opkomst v. bv. Sun Yatsen)  deels te maken met V.S. die ook invloed in China

wou, en ijverde voor een open door policy (zie verder)

V.S.: in 1890 is de expansie in N-Am. compleet en is het gebied eengemaakt en

geconsolideerd (einde indianenoorlogen, …)
Intern debat over hoe het nu verder moet: Annexionisten VS. anti-imperialisten

  • Annexionisten: willen verder gaan dan het vooralsnog gevoerde commercieel-financeel penetratiebeleid, en willen de invloed blijven vergroten
  • anti-imperialisten: vinden dat de V.S. anders en beter is dan Europa, en niet moet deelnemen aan het Imperialisme (~ nu nog steeds Messiaanse visie)

 Annexionisten winnen, mede dankzij de economische crisis die zorgde voor een

nood aan overzeese afzetmarkten en investeringsplaatsen om deze op te lossen.

 Theodore Roosevelt (≠ Roosevelt v.d. New Deal!): snelle inschakeling in Imperialisme

 stap 1: versteviging v.d. aanwezigheid in de Atlantische oceaan: Amerikaans-

Spaanse oorlog (1898) n.a.v. een explosie op een Amerikaanse kruiser in Havana.
V.S. wint, & na de Vrede van Parijs verliest Spanje haar kolonies in het Caribische

gebied, t.v.v. de V.S. die haar invloed in o.a. Puerto Rico & Cuba vestigt

 stap 2: aanwezigheidspolitiek i.d. Stille Oceaan: Filippijnen, Hawaï, …
= stepstones richting Azië en China
 als laatkomer in China, verdedigt de V.S. een open door policy t.o.v. China, &

vraagt de V.S. het recht op vrijhandel & vestiging t.o.v. iedereen in China te
eerbiedigen. Zo zal de dynamiek v.d. wedren op China inderdaad gebroken

worden na de repressie v.d. Bokseropstand (en de deelname v.d. V.S. daaraan)

 door grote omweg vloot naar Stille Oceaan echter nood aan het Panamakanaal

 Akkoord met Colombia wordt door de Colombiaanse senaat verworpen, zodat

de V.S. het Panamese separatisme gaat steunen, Panama als onafhankelijke

staat zal erkennen, en een nieuwe afspraak voor een kanaal zal maken.

Roosevelt-corollary (1904): is een aanhangsel aan de Monroedoctrine, die zegt

dat de veiligheid van de V.S. enkel gegarandeerd wordt als de V.S. gewapend

mag ingrijpen in het Caraïbische gebied en in Midden-Amerika. Dit werd ook

opgenomen in akkoorden met Caribische staten zoals Panama, Cuba (legitimatie!)

Toenemende rivaliteit en climax, iedereen wil steeds meer gebied controleren

 zou uitmonden in WO I, maar de evolutie naar WO I is geen automatisme en zit

ingewikkelder in elkaar + meerdere oorzaken spelen mee waarvan imperialisme

slechts één tak is.

• conclusies:

 tot 1914 is Europa het centrum v.d. wereldpolitiek.
 Maar: toch organisatie globalisering, wegens de groeiende behoefte om de overzeese

koloniale rijkdommen veilig te stellen. Globalisering is geen automatisch proces, maar

een gevolg van politieke en economische doelstellingen en behoeften!

wereldmarkt & wereldhandel: maar niet in de vorm van wereldwijde vrijhandel zoals

we die vandaag kennen, maar via een opdeling in neo-mercantillistische blokken, die

gezien worden als uitbreidingen v.d. eigen nationale markt, en als dusdanig

afgeschermd worden van andere mogendheden[2]. De hele wereld is nu betrokken in

het raderwerk van een wereldeconomie bestuurd door Europa
 maar: geen centrale planning! Of geen orgaan dat alles regelt (zoals WTO nu)

Lees meer...

Wat is imperialisme?

Imperialisme is een complex fenomeen, en er zijn veel verklaringen voor, maar alles is

terug te brengen tot 2 archetypes:

- economisch (< Marxistisch geïnspireerd: Lenin): imperialisme is de overtreffende trap van het kapitalisme, en de neiging tot expansie zit in het kapitalisme ingebakken

 eens de nationale economieën tekort schieten, is er nood aan expansie naar

gebieden waar nog geen stevige politieke regering geïnstalleerd is
 eens alles verdeeld is: conflict & botsing tussen de koloniale mogendheden

- politiek: imperialisme bevat een streven naar prestige van mogendheden

 men wil de invloedszones uitbreiden en de politieke invloed vergroten in de vorm

van prestige  concurrentie om zo groot mogelijke invloedszone

imperialisme is niet nieuw:

 geen alleenstaand proces, maar langdurig proces dat deel uitmaakt van de
‘Mondialisering’, van de groeiende toenadering van volken & staten en hun groeiende

interdependentie. Deel van een permanente evolutie naar het steeds kleiner worden

van de wereld.

 toch ook specifieke vorm v. mondialisering, met eigen specifieke kenmerken, die niet

overeenkomen met de kenmerken van het vroegere kolonialisme:

- Kolonialisme: vanaf de 15de eeuwdrijvende kracht = Vorsten/handelaars

= pol. beweging, gedreven door vorsten, waarbij deze het streven naar overzeese

machtsuitbreiding gebruiken om de eigen macht te vergroten (mercantillisme!)
 men is niet geïnteresseerd in de verovering v. grote gebieden, maar enkel in de

koloniale waren. Daarom wordt de koloniale aanwezigheid beperkt tot de

kustgebieden (geen interesse in binnenland)  enkel economische penetratie!
 geen nood aan grote expeditielegers, grensposten zijn voldoende

- Imperialisme (1881-1914): gekenmerkt door koloniale & territoriale vraatzucht

economische penetratie én politieke controle over grote gebieden
 voor het eerst wordt de wereld in het economische raderwerk v.h. Westen

opgenomen. Deze keer zijn niet de overheden, maar de ondernemers

(ondersteund door de overheden) de drijvende kracht van de beweging

19de eeuw: antikoloniaal intermezzo

• redenen waarom men geen behoefte heeft aan kolonies?

- economische redenen: vrijhandel (= liberale visie, gedragen door de ondernemers)

 probleem met het mercantillisme was dat de vorsten beslag legden op grote delen

van de winst van handelaars  anti-kolonialisme, men ziet het als iets dat beslag

legt op de rijkdom van de ondernemer

- politieke redenen:

versterking macht & rijkdom vorst: is net wat de liberalen/ondernemers níet willen.

= Anti-kolonialisme om de vorst te verzwakken, en zichzelf zo te versterken

oorzaak oorlogen: kolonialisme lijkt enkel tot conflict en oorlog  anti-kolonialisme

- ideologische redenen: ‘Alle mensen zijn gelijk’

 de liberalen zijn eigenlijk vrij hypocriet … (enkel gelijkheid als het goed uitkomt)

 concreet: er is geen behoefte aan + de opkomende klasse, de burgerij, is er tegen

opkomst imperialisme

• tegen 1881 is er wel weer een draagvlak voor kolonialisme: waarom?

- diplomatieke behoeften: Bismarck had Frankrijk aangezet tot buiteneuropese expansie, opdat het zich binnen Europa niet zou revancheren…

- economische behoeften:

gestegen koopkracht middenklassen (door I.R. & gestegen welvaart). De gestegen

behoefte naar koloniale waren vereist een intensievere aanvoer van deze waren,

want het aanbod kan de gestegen vraag niet langer bijhouden

 men gaat de aanvoer verzekeren door infrastructuur & bedrijven op te richten in

de koloniale landen, en gaat zich ook politiek inmengen om de greep op en

controle over de overzeese gebieden te versterken & verzekeren
 extra stimulans: Depressie 1873-1893: vrijhandel is niet langer evident
+ opnieuw een opkomst van economisch nationalisme

- politieke behoeften:

bevolkingsdruk opvangen  overheid stimuleert migratiegolven richting kolonies

prestige: politiek nationalisme

verloop imperialisme:

• indeling in fases is symbolisch, in realiteit gaan veranderingen

over veel grotere periodes gespreid.

Fase 1 (1881-1896):
 tegen 1881 heeft Fr. een sterke agressieve koloniale

dynamiek ontwikkeld, & tracht het de pol. energie die het in

Elzas-Loth. niet kwijt kan, buiten Europa te verzilveren.

Frans-Britse rivaliteit in:

- Afrika: Scramble for Africa
 Fr. wil N & W-Afrika controleren (als reactie op Britse

imperialisme i.h. Midden-Oosten) & breidt langzaam

uit naar Z & Midden-Afrika  U.K. installeert zich in

Egypte en Z-Afrika, om vervolgens ‘n N-Z verbinding

te maken en ook naar het centrum uit te breiden
 gaat dus om een prestigestrijd en Bismarck vreest

een botsing in centraal-Afrika (Congo = grondstofrijk

gebied!) die ook wel eens naar Europa zou kunnen

komen & het status-quo zou kunnen bedreigen.

 Bismarck roept Conferentie Berlijn (84-85) samen: geen verdeling van
Afrika! Enkel afspreken van spelregels:

  • wie een gebied claimt, moet het ook effectief bezetten
  • Congo gaat naar Leopold II (≠ België!), zodat het een bufferzone tussen de Britse & Franse gebieden in Afrika vormt. Dit is enkel aanvaardt omdat Leopold beloofde dat het gebied openbleef voor handel zonder toltarieven, maar dat hij zelf volledig zou opdraaien voor het bestuur (ook al geloofden weinigen in de mogelijkheid hiervan) + omdat anderen dachten dat hij weinig ambities had (maar hij bleek uiteindelijk zelf ook een O-W-verbinding te willen verwezenlijken, wat mislukte)[1]

- Azië: U.K. controleert volledig Indië  Frankrijk installeert zich in Indochina

Brits-Russische rivaliteit in Azië: The Great Game

 prestigeslag om controle over Centraal-Azië

 conflict over Afghanistan  oplossing:
onafhankelijk Afghanistan als bufferzone

Lees meer...

Tweede Bismarck-systeem (1879-1890)

1879: Tweebond tussen Oostenrijk & Duitsland: tegen Rusland gericht, wederzijds

geheim engagement om elkaar te steunen tegen Rusland in geval van een aanval

 Rusland voelt zich geïsoleerd, en mede door binnenlandse opkomst v. anarchisme

(Tsaar Alex. II † in aanslag) gaat Rusland terug toenadering zoeken (wat Bism.

gehoopt had)

1881: Hernieuwing Driekeizersentente: Rusland & O-H zouden neutraal blijven in een

mogelijke Frans-Duitse oorlog, en Duitsland & Oostenrijk zouden neutraal blijven in een

mogelijke oorlog tussen Rusland & U.K.

1882: Triple Alliantie of Driebond: tweebond + Italië, dat zich gedwarsboomd voelde

door Fr. kolonisatiepolitiek in Tunesië en Fr. zo ook als een bedreiging zag.
= basis van 1 van beide allianties tijdens WO I (maar dit was toen nog niet voorzien)

Sleet op Bismarck-systeem, omwille van redenen van binnenlandse én buitenlandse aard

Binnenlandse kritiek op autoritair status-quo beleid: Bismarck bespeelt de binnenlandse

zoals de buitenlandse politiek en gaat willende allianties met ≠ partijen aan. Hij maakt

het de partijen dus erg moeilijk, en men is ook ontevreden omwille van de repressie v.d.

socialisten  1888: aantreden Wilhelm II, die voorgaande mening deelt en een sterke

natie wil, zonder repressieve aanpak  wrevel!

incompatibele doelstellingen: de constante coalitiewissels van Bismarck keren zich

tegen hem & gaan zich wreken, want Bismarck gaat teveel allianties met tegengestelde

belangen aan. Elk nieuw akkoord creëert wantrouwen bij een andere geallieerde.

tegenstelling Rusland Oostenrijk:

  • 1887: hernieuwing Triple Alliantie
  • 1887: Herverzekeringsverdrag, want Rusland begon te wantrouwen wegens de vernieuwing van de anti-Russische Triple Alliantie

 hierna mislukt een toenadering tot U.K. (tegen Rusland gericht), en gaat Bismarck

terug toenadering zoeken tot Rusland

1890: ontslag Bismarck: het is genoeg geweest voor Wilhelm II, die helemaal niet pro-

Russisch is en zoals U.K. “een plek onder de zon” wil. Hij beschouwt zichzelf ook als

een W-Europese vorst, i.p.v. een slavische  Wilhelm II voelt de lokroep van het

Imperialisme, vele Duitse machtsgroepen willen ook deelnemen aan de wereldhandel

heroriëntering beleid: legt andere accenten die het klassieke Bismarck-beleid verlaten

verwaarlozing Rusland, met een Frans-Russisch akkoord tot gevolg

 1891: wederzijdsbijstandverdrag / 1893: geheim defensief militair akkoord

= definitief einde Bismarck-systeem

1896: Weltpolitik: wereldpolitiek als opdracht, wereldmacht als doel, Duitse vloot als

instrument (Wilhelm II)  kondigt Duitsland aan als een nieuwe medespeler in de

buiten-Europese nationale politiek, Wilhelm II wil een plek onder de zon en deelnemen

aan de uitbreiding v.d. Westerse invloed in de koloniale wereld.

 uitbouw vloot betekent echter een bedreiging voor U.K. als zeemacht…

Lees meer...

Eerste Bismarck-systeem (1872-1878)

= eerste fase van het Europese machtsevenwicht met Berlijn als ‘arbiter’

 Bismarck wil Oostenrijk & Rusland in een coalitie samenkrijgen, met als doel Fr. isoleren

1872: Driekeizersentente: Russische Tsaar, Duitse keizer & keizer v. O-H

 bestaat uit 2 verdragen:

- 1873: Duits-Russische Conventie: wederzijds bijstandsverdrag, als één van beide aangevallen wordt komt de andere te hulp

- Russisch-Oostenrijkse Conventie: minder sterk dan bovenstaand verdrag, een afgezwakt solidariteitsverdrag. Een politiek engagement dat men elkaar de duvel niet zal aandoen, en zal steunen als men problemen ondervindt.

1875: Balkancrisis: = nieuwe fase in de Oosterse kwestie (die nog tot WO I doorloopt)

opstanden in Servië: men wil Ottomaanse juk afwerpen  Servisch-Turkse oorlog

 Rusland gaat onder het mom van pan-slavisme (steun aan onafhankelijkheid voor de

slavische volkeren) de oorlog verklaren aan het Ottomaanse Rijk en zo gebruik

maken van de situatie om haar controle over de zee-engten te verstevigen[1]

Turks-Russische oorlog, waarbij een Groot-Bulgarije ontstaat

 voordelig verdrag v. San Stefano waardoor controle v. Rusland over de zee-engten

en haar zo steviger geworden geopolitieke aanwezigheid voor ongerustheid bij

Oostenrijk & U.K. zorgt Rusland vormt nu bedreiging voor Britse vloot, en er dreigt

oorlog tussen Rusland & U.K. te komen…

 Bism. vreest oorlog & komt om dit te vermijden & de situatie te stabiliseren

tussenbeide  roept de grootmachten samen op Conferentie v. Berlijn (1878):

  • Groot-Bulgarije geamputeerd en onder soevereiniteit Ottomaanse Rijk (= maatregel tegen Rusland)
  • Roemenië, Montenegro: formeel onafhankelijk (= maatregel pro-Rusland, want betekent eigenlijk dat beide in de Russische invloedssfeer vallen)
  • Bosnië-Herzegovina: protectoraat onder Oostenrijk-Hongarije (pro-O-H)
  • Servië blijft onafhankelijk (= maatregel pro-Rusland)

 toch frustraties:

 Bismarck beseft dat de basis van zijn stabiliteitspolitiek wankel is

 Rusland voelt zich benadeeld & vindt dat Bismarck teveel aantrok voor

Oostenrijk & U.K.  trekt zich terug uit de Driekeizersentente

 probleem! Mogelijkheid dat Rusland & Fr. een anti-Duitse coalitie vormen!
 Bismarck tracht Rusland weer tevreden te maken & zijn systeem weer

stevig op zijn poten te zetten in zijn tweede Bismarck-systeem

Lees meer...

Fase I: 1871-1896: Bismarck Systeem (=Klassiek spel machtsevenwicht)

Bismarck-systeem: Bismarck wordt de arbiter van de machtsverhoudingen in Europa

 maakt nog steeds gebruik van het systeem v. geïnstitutionaliseerd wantrouwen waarbij
er geen sprake is v. permanente bondgenoten/vijanden, de eigen belangen overheersen!

doelstelling: status-quo met oog op behoud machtspositie Pruisen/Duitsland

 I.p.v. pogingen tot verdere machtsuitbreiding besluit Bismarck de reeds geboekte
winst te beschermen, en de andere grootmachten niet langer uit te dagen

 Bismarck gaat dit doen door anti-Duitse coalities te verhinderen

concreet: Frankrijk isoleren, want Fr. had nog revanchistische gevoelens sinds de

vernedering & het verlies van Elzas-Lotharingen in 1870

 een rampscenario, zoals een as Frankrijk-Rusland moet vermeden worden

Hoe?:

- aanwakkeren imperialisme: om op deze manier Fr. van haar revanchistische gevoelens af te leiden  Bismarck geeft Fr. de kans haar verloren glorie te herwinnen, maar dan buiten Europa. Fr. krijgt de kans haar invloed op wereldschaal te vergroten en zoals U.K. een rijk binnen én buiten Europa uit te bouwen…

 zo zal de koloniale ambitie v. Fr. (waarvan men dacht dat het begin 19e eeuw

verdwenen was) terug opduiken (~ toen men dacht dat de nationaal-liberale

opstanden lang voorbij waren maar dit recentelijk in Joegoslavië terug uitbrak)

- goede relaties nastreven:

U.K.: stabiliteit, want is tevreden dat Bismarck de situatie op het continent stabiel
tracht te houden en het zich daar dus zelf niet mee bezig hoeft te houden +
tevreden dat Bismarck geen overzeese concurrent is

Oostenrijk & Rusland: moeilijker omwille van Balkan-rivaliteit, beiden willen een

stevigere machtspositie in de Balkan (zie Oosterse Kwestie, die nog altijd

aansleept want er zijn ook nooit internationale spelregels over gemaakt)

 Oostenrijk: vrij goede relaties want de vorige oorlog eindigde zonder

vernedering en met een milde vrede.

 Rusland: doet soms provocerende acties, die Bismarck vervolgens met de

mantel der liefde tracht toe te dekken. Door Rusland niet in de weg te lopen
tracht Bismarck de sympathie te winnen  Vb.: wanneer Rusland de

neutraliteit v.d. Zwarte Zee schendt komt U.K. uiteindelijk niet tussen en komt

het Pontusverdrag tot stand, waardoor Ru. ontslagen wordt v. deze neutraliteit

Lees meer...

uitholling internationaal status-quo

Berlijnse wereldorde = Europees status-quo onder Duitse leiding  evolutie:

- Fase 1: 1871 - 1896: Klassiek spel machtsevenwicht

- Fase 2: 1891 - … Europees imperialisme (= nieuwe bron v. bijkomende competitie)

- Fase 3: 1896 - 1914: ‘Helse spiraal’: Weltpolitik & machtsevenwicht

 vanaf 1896 gaat Duitsland ook deelnemen aan het imperialisme met de Weltpolitik

(Wilhelm II wil ‘een plek onder de zon’)  mondt uit in WO I

uitholling internationaal status-quo:

- Industriële revolutie: gevolgen voor onderlinge machtsverhoudingen grootmachten

 verschillende groeiritmes (zie grafiek)

 V.S. neemt rol over als economische

leider in de wereldeconomie

 in Europa kan U.K. z’n positie

onmogelijk behouden en is Duitsland de

grootste groeier  heeft grote gevolgen

voor politieke machtsverhouding (Duitsl.
zal niet meer aanvaarden dat U.K. haar
de les spelt, en eist zelf pol. macht op)

- Imperialisme (mondialisering):

wereldwijde competitie: zet staten tegen
elkaar op, naast de universele wet dat
staten sowieso altijd botsende belangen &

conflict hebben (soms oorlog, soms niet)

Groeiende ongelijkheid in de wereld: rijken worden sneller rijk dan armen, kloof ↑

hoe beheren?: machtsevenwicht: ‘Bismarck-systeem’ = een specifieke nieuwe versie

van het oude mechanisme van machtsevenwicht als regulator van interstatelijk conflict

Lees meer...

uitholling binnenlands status-quo

Industriële Revolutie:
definitie: proces dat vanaf 1848 tot WO de hele samenleving in al haar aspecten, zowel

op binnenlands als buitenlands vlak, zal beheersen & beïnvloeden. Het gaat om een

reeks technologische doorbraken met heel belangrijke maatschappelijke gevolgen

kenmerken eerste Industriële revolutie (vanaf 1760 in U.K., tot ±1850)

= 3 S’en: stoom (nieuwe energiebron), spoorweg, staal

kenmerken tweede Industriële Revolutie (start even voor I.R. 1 eindigt)
nu ook verspreiding naar het continent (eerst België!) en de rest van de wereld

nieuwe energiebronnen: elektriciteit

 verbetering van transport & communicatie (vb. tel.: directe verbinding is revolutionair!)

 ook nu is er zo’n soort revolutie aan de gang, en nu is de computer de essentiële motor

van de vooruitgang. (vroeger stoom bij I.R. 1, en elektriciteit bij I.R. 2)

hertekening van de politieke krachten

 de ondernemers aan het hoofd van de vorige orde moeten plaats ruimen.

nieuwe machtsverhoudingen in de samenleving:

- nieuw soort patronaat: er is altijd een patronaat geweest, maar het nieuwe patronaat vloeit rechtstreeks voort uit de geest v.d. I.R. en ontstaat door vermenging van kapitaal & industrie, een versmelting van financiële & economische macht.

- nieuwe soort arbeidsklasse: grote bedrijven leiden tot het grootschalig groeperen van arbeiders (komen van ver om ergens te werken)

 langzaam groeit ‘n duidelijk besef v. verbondenheid & gemeenschappelijke belangen

Tweedeling van samenleving (ook fysiek): zorgt voor dynamiek van veranderingen

nieuwe politieke uitdagers

 oorzaak: hypocrisie van 19de eeuwse liberalisme: eens de liberalen, de vaandeldragers

v.h. nieuw patronaat, zich stevig hadden gesettled aan de machtstop wilden ze ook a.d.

macht blijven & de status-quo behouden. Ze werden zelf conservatief & behoudsgezind.

 patronaat omarmt de liberale waarden, maar beperkt de gecreëerde welvaart tot een

selecte groep, terwijl een veel grotere groep armen hier buiten valt.

 reactie: Democratische beweging: neemt rol over v.h. vroeger subversieve liberalisme

sociologische achtergrond: middenklassen[1]: is een tussengroep, de ‘radertjes’ van

de I.R. die nodig zijn om het systeem te doen werken. Zij willen politiek aan bod

komen, en naast plichten ook rechten  arbeiders geen dragers v. deze beweging!

 willen universaliteit: politieke rechten en vrijheden voor iedereen

centrale eisen:

  • Algemeen stemrecht
  • Veralgemeend en verplicht lager onderwijs, los van de Kerk (anti-klerikalisme!) mede opdat mensen hun rechten & plichten zouden kennen

 volgens anderen is stemrecht echter niet voldoende, want dit zou niks aan de sociale

segregatie veranderen en lotsverbetering blijft onmogelijk. Socialisme & anarchisme

vormen de radicalisering v.d. democratische beweging (die op zich reeds een

radicalisering v.h. liberalisme was)
 zelfde sociologische achtergrond, maar verschillende tactiek & visie.

Socialisme: i.t.t. het liberalisme (waarbij het individu centraal stond) staat bij het

socialisme de groep centraal. Men wil een georganiseerde arbeidersbeweging, die

voor een gevoel van verbondenheid en een identiteit zorgt.

moreel protest tegen pauperisme: men eist verandering, want de slechte

situatie & levensomstandigheden zijn uitzichtloos
rationele revolte tegen onlogisch economisch systeem: vrije markt = resultaat

v.e. dynamiek met afwisselend sterke vooruitgang (booms) & crisisperiodes

(buzzes)  altijd dezelfde winnaars & slachtoffers = liberaal maar onlogisch

 socialisten pleiten vr trage rechtlijnige groei & welvaart, i.p.v. golfbeweging

 oplossing: eis tot collectief bezit v.d. productiemiddelen, collectivisering.

socialisme is een totaalfilosofie (~liberalisme) met een sterke identiteit, waarbij

de groep centraal staat, & men pleit voor een alternatieve samenleving

 ook internationalistisch, anti-klerikaal, anti-nationalistisch & anti-militaristisch

Anarchisme: rijke maar disparate traditie, een radicale vorm van socialisme

 inspiratie: Rousseau: mens is van nature goed maar bezit maakt hem slecht.

Men wil de bevrijding van het individu (≠groep! Verschil met socialisme)

 alternatieve politiek: individuele actie i.p.v. collectieve actie

extreme versie: terrorisme: men wil de ‘vonk’ zijn die de revolte overbrengt op
de massa, opdat die in actie zou schieten. Men pleegt aanslagen op symbolen

van de burgerlijke stand (stadhuizen,…)  maakt echter meer slachtoffers

onder de arbeiders dan bij de tegenstanders. Dit sterkt de staat alleen maar …

 te vergelijken met Djihad-terrorisme nu.

 anarchisme zal verdwijnen wegens het succes van het socialisme.

instrumenten status-quo: hoe gaat men de politieke uitdagers te lijf?

- negatief instrument: repressie: neutralisatie van alle vormen van arbeidersorganisaties  met dit middel alleen kan een systeem zich echter niet handhaven, want men moet de rest van de wereld ook kunnen overtuigen van de legitimiteit van het heersende systeem (saus!), anders komt er reactie v. buitenaf

- positief instrument: nationalisme: middel om de opkomende middenklasse, de motor van de democratiseringsbeweging, los te weken van de arbeidersklasse.

 overal gaan elites het nationalisme stimuleren. het nationalisme is de ‘schelp’, het

omhulsel van de échte (real)politiek  krijgt feitelijk een behoudsgezind,

stabiliserende invulling, gebruikt om de bestaande orde te legitimeren en tegen

drukkende krachten & politieke uitdagers op te treden.

 leidt tot ontstaan natiestaat, een staat ingevuld op basis van een natie

 natie: sinds Fr. Rev. geleidelijk aan ontstaan (elke natie heeft recht op een staat)

 staat: politiek stelsel gekenmerkt door soevereiniteit & traditionaliteit (concept
‘staat’ ontstaat in 1648 met het verdrag van Westfalen)

- sociale zekerheid: in 1881 door Bismarck ingevoerd  Bismarck is conservatief en denkt alleen aan de belangen van z’n eigen klasse. Dit is enkel een instrument om de stabiliteit te handhaven: ‘de staat zorg voor u’ (pensioen op 65)

mondialisering in de geesten (mentale mondialisering)

einde van de staat?:

- liberalen: vrijhandel veegt de staatsgrenzen als het ware weg

- socialisten: mondiale klassenstrijd  de kern is niet de botsing tussen staten, maar wereldwijd tussen de arbeiders en het patronaat (staat speelt geen rol!)

Nooit meer oorlog?: Norman Angell, The Great Illusion: geen oorlog meer want er staan

teveel economische belangen op het spel. Het is een ‘illusion’ te denken dat oorlog nog

zin heeft, en zo heeft ook de opdeling v.d. wereld in staten geen zin meer.

Wereld anders organiseren? (vb. idee Saint-Simon om een Europese regering te

vormen, wat echter pas weer ernstig genomen werd bij de opgang v.d. EGKS)

- internationale arbitrage: bij interstatelijke conflicten moet een reeks rechters oordelen,

zodat er nooit oorlog is. (~op handelsvlak met het WTO[2])

- Interparlementaire unies: samenwerking tussen parlementen zal geleidelijk aan uitgroeien tot een wereldparlement (socialisten probeerden dit reeds)

- Internationales: samenwerking over de grenzen heen (zoals eerst de socialistische partijen, en later de liberale en christen-democratische dit deden)

- Wereldregering: alle macht bij één centrale regering

 komt allemaal niks van in huis doordat de natiestaat zich blijft opdringen. De ideeën

komen de laatste 10tallen jaren echter weer op de voorgrond…

samengevat:

‘Raadsels i.p.v. eenvoudige politieke waarheden’ (< B. Tuchman): de wereld in de

18de/19de eeuw lijkt nu vrij logisch, maar in die tijd ging alles er heel chaotisch aan toe

voor de mensen uit die tijd.

geloof in maakbaarheid van de samenleving

botst met toenemend pessimisme door gevoel van complexiteit, machteloosheid,

zoeken naar zondebok (joden!), succes van het nationalisme,…

Lees meer...

De Berlijnse wereldorde

Doelstellingen status-quo:
 ongewijzigd! Streven naar bevriezing van de bestaande machtsverhoudingen + Concert

van Europa is nog niet verdwenen sinds de Krimoorlog zoals in het handboek beweerd

wordt! Het mechanisme blijft nog hetzelfde als voordien.

Buitenlandse dimensie:

- leidende positie Pruisen/Duitsland verzekeren

- stabiele omgeving voor binnenlandse dimensie

Hoe?: machtsevenwicht

Binnenlandse dimensie: Binnenlandse politieke stabiliteit!

Hoe?:

  • repressie
  • nationalisme: geïnstrumentaliseerd om stabiliteit te verzekeren, a.d. macht te komen & dat ook te blijven (Cavour, Bismarck,…)  instrument v. realpolitik!
  • sociale zekerheid: nieuw accent! In 1881 door Bismarck ingevoerd

Uitholling status-quo: is niet nieuw, maar wel de manier waarop het gebeurt

I.R.: ontstaan nieuwe machtsverhoudingen, zowel binnenlands als internationaal

 I.R. leidt tot nieuwe politieke uitdagers: verzet tegen status-quo (~liberalisme voordien)

Mondialisering: nieuw, maar het idee dat de wereld kleiner wordt is zo oud als de straat
imperialisme (term tegenstanders) a.k.a. mondiale expansie (term voorstanders)
 (intercontinentale) migratiegolven (vb. van Vlaanderen naar Canada en de V.S.)
overstijgen van de natiestaat: men zoekt nieuwe vormen van organisatie voor de

wereldorde, maar niet gebaseerd op de natiestaat

Lees meer...

Transitie 1856-1870: de transformatie v.h. Europese machtsevenwicht

• deze periode betekent de overgang van de Weense naar de Berlijnse Wereldorde.

 betekent volgens HB ook transitie v. Europa naar een mondiale dimensie, maar we

moeten toch opmerken dat er voordien toch ook al een internat. dimensie meespeelde

Frankrijk had zich versterkt (t.n.v. Rusland) en zou een grote rol spelen in de Italiaanse

eenmaking + Pruisen had zich versterkt (t.n.v. Oostenrijk) en zou een grote rol spelen in de

Duitse eenmaking

 beiden willen hun gestegen macht verzilveren in een machtspositie (machts-

maximalisatie) en willen erkenning als grootmacht door de andere grootmachten

De Italiaanse Eenmaking

Italië in 1858: voor een groot deel overheerst door O-H  vrijheidskreet italia fara da se

leiderskandidaten na een eventuele vrijmaking:

- Victor-Emmanuel II, koning v. Piëmonte-Sardinië  wordt verslagen door O-H

- Paus Pius IX: wordt niet meer als legitieme machthebber beschouwd

- Mazzini: wil een republiek, macht voor het volk ( vorsten en paus)

 neemt Rome in, maar de paus roept hulp v.d. Franse Napoleon III in en Mazzini

wordt verslagen

 vrijheidsstrijd mislukt, alle leidersfiguren zijn verslagen, en Italië is er noch liberaler,

noch vrijer op geworden  toch blijft de onafhankelijkheidsgeest aanwezig!

Fase 1: 1858-1860:

Cavour, regeringsleider Piëmonte-Sardinië: is liberaal en Realpoliticus, hij gelooft niet

dat de bevrijding v. Italië zonder hulp van buitenaf mogelijk is ( romantiek van Mazzini)

+ is geen Italiaans nationalist maar wil het liberalisme én de macht van P-S versterken.

 weet handig deel te nemen aan de Krimoorlog om achteraf deel te kunnen nemen

aan de onderhandelingen. Zo creëerde hij een kader om bondgenoten voor de

eenmaking te vinden.

Cavour sluit met Napoleon III het Akkoord van Plombières (jan. 1859)

 P-S zou de oorlog verklaren aan O-H, waarop Frankrijk steun zou bieden. Als P-S

vervolgens overwon, zou men een Noord-Italiaans koninkrijk stichten dat formeel

(symbolisch) onder het gezag van de paus zou staan + Fr. krijgt Nice & Savoy

(Garibaldi zal dit nooit vergeven, aangezien hij zelf in Nice was geboren)

 betekent meer macht voor Fr., dat hierdoor zijn invloedszone zou uitbreiden en een

grote mogendheid zou kunnen worden/blijven!

april 1859: Oorlog met Oostenrijk

 mondt uit in héél bloedig conflict (als reactie v.d. publieke opinie om onschuldigen te

beschermen wordt zelfs het Internationale Rode Kruis opgericht)

Patstelling voor Napoleon III omwille van de onvoorspelbare nasleep:

  • Pruisen allieert zich met O-H zodat de uitkomst onduidelijk blijft

  • In Italië komen vele Mazzini-aanhangers in opstand; Zij maken gebruik van de oorlog om de macht over te nemen en republikeinen aan de macht te helpen.

  • Risico van de paus te onttronen, wat de Franse publieke opinie heel ontevreden zou maken en de binnenlandse macht v. Fr. zou verlagen. De inmenging van Frankrijk zou zo eerder de oorspronkelijke doelstelling (machtsuitbreiding) tegenwerken, dan verwezenlijken.

juli 1859: Vrede van Villafranca: compromis tussen Fr. en O-H:

 Venetië blijft bij O-H en Lombardije is voor Fr., maar die sluist dat mooi door naar

Italië in ruil voor Nice & Savoy. Parma, Modena, Toscane & Romagna komen

eerst samen met het reeds verenigde Piëmonte-Sardinië-Lombardije in een

federatie onder de paus, maar worden na een opstand geannexeerd, zodat het

eerste Italiaanse parlement onder Victor-Emmanuel II wordt opgericht.

 hier komt de rol v. Frankrijk in de Italiaanse eenmaking tot een einde

Fase 2: 1860-1870:

Garibaldi: republikein, pro-onafh. It., & een romantisch dweper zoals Mazzini ( Cavour)
 is van Nice en is kwaad op Cavour omdat hij Nice heeft afgestaan aan Fr.

 sluit zich aan bij een opstand in Palermo en weet met een opmars v.d. Roodhemden

het rijk van de 2 Siciliën te verenigen

 dilemma: ofwel vasthouden aan het principe van de republiek, en zo een strijd

tussen Italianen met een andere visie op de eenheid ontketenen, ofwel kiezen voor

een vreedzame eenmaking, t.n.v. het republikanisme

 kiest 2de en onderwerpt zich aan Victor Emmanuel II

 sommigen in Z-It. voelen zich bekocht omwille v.h. verlaten v.h. republikanisme

Resultaten:
1860: Italië is grotendeels eengemaakt

1861: Italiaans parlement

1866: toevoeging Venetië

1870: toevoeging Rome (bleef van ’48-’70 onder paus, met steun v. Fr. tot val Nap III)

onopgeloste problemen:

- ‘Romeinse kwestie’: paus kan zich niet verzoenen met de nieuwe Italiaanse staat, en

ondersteund door het ultramontanisme (stroming v. al wie dit ook denkt, alle

conservatieve katholieken) wil hij zijn wereldlijke macht terugkrijgen

 grote invloed! Vb.: in België lang geduurd voor It. werd erkend, wegens

ultramontanistische invloed op de publieke opinie.

1929: Akkoorden van Lateranen: Paus verzoent zich met de situatie (<Mussolini)

- Mezzogiorno-probleem: Z-It. Voelde zich dus bekocht omwille v.d. verlating v.h. republikanisme, en het Zuiden geraakt economisch en politiek gemarginaliseerd. Dit zorgt voor spanningen die vandaag de dag nog bestaan (~ verhouding Vl. – Wall.)

De Duitse Eenmaking


• dit is enerzijds een gebeurtenis (~ in It.), maar betekende op lange termijn een transitie van
een bepaalde organisatie van machtsverhoudingen voordien, naar een andere wereldorde
met andere machtsverhoudingen achteraf  hetzelfde mechanisme blijft echter aanwezig:
de verzwakking van de ene zorgt voor de versterking van de andere, die daarop zijn pas

gewonnen macht wil verzilveren in een leidersrol.
Duitsland in 1862: bestaat voorlopig nog slechts

uit een groepering van Duitstalige staatjes van

heel uiteenlopende aard. Zij zijn verenigd in de
Duitse Bond, een instrument van Oostenrijk
om macht & leiderschap uit te oefenen over
deze staatjes.
Pruisen 1815-1862: was van de kleinste van de

grote mogendheden opgeklommen tot een echte

grootmacht. Nu wil zij deze macht uiteraard
verzilveren in een leiderspositie
 mogelijk gemaakt door sterke economische

groei, waardoor men het industriële
Oostenrijk kon ‘inhalen’.

1834: Pruisen richt Zollverein (douane-

unie) met de Duitse staatjes, maar

Oostenrijk wordt buitengesloten
voert een prestigestrijd met Oostenrijk, strijd

om het leiderschap over de Duitse staten

Oostenrijk was verzwakt door de
Krimoorlog, & we zien duidelijk haar

zwakheid t.o.v. de Italiaanse eenmaking.

Pruisen grijpt haar kans

 in Pruisen zelf echter ook binnenlandse

spanningen, want de econ. groei stimuleerde
het liberalisme en bijhorende rebellieën, wat de dynastieke legitimiteit ondermijnde. de

economische elite eist ook politieke inspraak.

Otto von Bismarck: een junker (lage landadel), en geen Duits nationalist, hij wil enkel
Pruisen de leiderspositie in het Duitstalig gebied geven waar het volgens hem recht op

had.  is tevens een Realpoliticus & pragmaticus, en gebruikt het nationalisme zowel:

  • tegen binnenlandse tegenstanders om interne tegenstellingen te overbruggen

  • op internationaal vlak als hefboom ter versterking van Pruisen (~Cavour in It.), door toenadering te zoeken tot de Duitsers en een Duits nationalistisch gevoel te stimuleren

 was ook een briljant tacticus: ontwijkt geen oorlogen indien dat nodig is om zijn doel

te bereiken  2 slogans die hier bij aansluiten:

  • “oorlog is de voorzetting van politiek met andere middelen”

     gevolg van interstatelijk conflict, en nu met gebruik van militaire middelen

  • oorlog is inherent verbonden met het mechanisme van het machtsevenwicht

 wanneer dat machtsevenwicht scheef gaat zal men het weer rechttrekken

 begreep dat de gebeurtenissen van 1848 dat een Duitse eenmaking niet het

resultaat zou zijn van overleg & samenwerking, maar enkel mogelijk was durch eisen

& blut, door diplomatieke chantage & oorlogsgeweld
 maakt van de verzwakking van Oostenrijk (door onafhankelijkheidsstrijd in Italië &

Krimoorlog), Rusland (door Krimoorlog) en Frankrijk (door mislukt “Mexicaanse

avontuur”) gebruik om de macht van Pruisen te vergroten

Fase 1: De Deense kwestie:

 verliep zo onduidelijk, chaotisch & verwarrend dat niemand

echt wist wat er aan de gang was, en dat speelde uiteraard

sterk in de kaarten van Bismarck

aanleiding: de koning van Denemarken was tegelijk hertog
v. Sleeswijk & Holstein, en de vorst tracht deze in 1863 als

provincies in te lijven bij Denemarken

 reactie: Bismarck toont zich als verdediger van de Duitse

natie en holt de Oostenrijkse leidersrol over het Duitse

gebied uit door zelf die rol in te vullen en de oorlog aan
Denemarken te verklaren, in naam van alle Duitsers

doel = Pruisen versterken ten koste v. Oostenrijk; instrument = Duits nationalisme

1864: Pruisisch-Deense oorlog  Pruisen wint

1864: Vrede van Wenen: S & H komen bij de Duitse bond (afgesplitst van DM)
1865: Conventie van Gastein = buitverdeling

Oostenrijk krijgt controle over Holstein

Pruisen krijgt controle over Sleeswijk & Kiel (= belangrijke havenstad in Holstein)

 probleem!: Oostenrijk kan nooit troepen naar Holstein sturen tenzij het door Duits

of Pruisisch grondgebied marcheert…

Fase 2: Oostenrijks-Pruisische oorlog

doelstelling blijft andermaal de uitschakeling v. Oostenrijk als leider v.d. Duitse staten
diplomatieke voorbereiding: moet zorgen dat de andere grootmachten Oostenrijk niet te

hulp snellen, wat enkel kan voorkomen worden als de status-quo behouden blijft

(waarvoor een gelijkwaardige, evenwichtige machtswisseling nodig is)

- Rusland: nog steeds kwaad op Oostenrijk omwille van diens aansluiting bij de tegenstander tijdens de Krimoorlog, dus vormt geen probleem

- Italië: Bismarck belooft de aansluiting van Venetië …

- U.K.: wil status-quo behouden (geen machtig Pruisen), maar heeft enkel een machtig maritiem leger en ontbreekt een sterke landmacht; het zou dus nooit interveniëren tenzij het de steun won van Frankrijk, dat wel een machtig landleger heeft…

okt. 1865: ontmoeting in Biarritz tussen

Bismarck & Napoleon III

 officieus akkoord dat Fr. gebiedsuitbreiding

voor ogen hield, als het neutraal bleef
beiden spelen dubbelspel: Bismarck dacht

later nog wel af te rekenen met Frankrijk +

Nap. III sluit ook akkoord met Oostenrijk, hij

dacht namelijk dat het een lang aanslepende,

uitputtende oorlog zou worden zodat beide

machten zouden verzwakken, en Frankrijk

als sterkste macht zou overblijven …

Provocatie (beter imago als Oostenrijk de oorlog

begint): bezetting Holstein
 oorlog Pruisen VS. Oostenrijk & Duitse Bond

Pruisen wint na 7 weken te Sadowa (07/1866)

08/1866: Vrede van Praag: Pruisen kon veel

eisen maar bespaart Oostenrijk die

vernedering om revanchisme te vermijden

Na Sadowa:
Duitse Bond opgesplitst in:

- Noord-Duitse Bond: sterke federale bondstaat, inclusief Pruisen

- Zuid-Duitse Bond (politiek onafhankelijk, maar opgenomen in een 2de Zollverein & heeft militaire akkoorden met Pruisen)

einde Oostenrijks keizerrijk & oprichting Oostenrijk-Hongarije: het rijk kon de nationaal-

liberale druk niet langer weerstaan met een interne implosie tot gevolg  macht

Oostenrijk daalt enorm, en na WO I zal er nog weinig van overschieten…

einde Oostenrijkse invloed in It., dat Venetië krijgt

Doel = bereikt: Pruisen is nu de leidende Duitse staat, toch zal Bismarck nog niet rusten

want hij weet dat er meer binnen bereik is. Hij wil nu Frankrijk uitschakelen opdat

Pruisen de leidende continentale macht zou worden…

Fase 3: Frans-Pruisische oorlog

doelstelling: aanhechting Zuid-Duitse bond bij Pruisen + rol als leidende continentale

mogendheid overnemen van Frankrijk

middel: oorlog met Frankrijk, want Fr. wou ook meer invloed in de Zuid-Duitse Bond
provocatie: Spaanse troonopvolging: Bismarck steunde Leopold v. Hohenzollern,

waardoor Fr. dacht dat Pruisen een omsingelingspolitiek voerde. Later trekt Pruisen de

steun aan Leopold terug, maar wanneer Fr. eist dat deze ook verklaart voorgoed

afstand te doen van enige aanspraken op de Spaanse troon, leidt de Pruisische

weigering hiervan (in de vorm v.h. bekende ‘Ems bericht’) tot een oorlogsverklaring.

juli 1870: Frans-Pruisische oorlog09/1870: na 4 weken wint Pruisen te Sedan

Na Sedan:

 er komt een einde aan elke Franse ambitie om de Z-Duitse Bond te controleren

Bismarck overtuigt de Z-Duitse Bond dat ze beter bij de N-Duitse Bond zouden
aansluiten, want dat Frankrijk een constante bedreiging vormt  zijn wil geschiede

 intussen is er een interne machtsstrijd in Frankrijk, Napoleon III wordt onttroond en de

‘Troisième République’ verwerpt de Duitse eisen wegens te vernederend (afstand

Elzas-Lotharingen)  jan. 1871: Belegering Parijs
 extra vernedering doordat men het Duitse Reich uitroept in Versailles (jan. 1871)
Vanaf nu is de Pruisische koning ook keizer van Duitsland.
 de Parijse Commune, een lokale opstand tegen de bourgeoisie v.d. 3e Republiek

gericht, brengt nog meer chaos maar wordt onderdrukt door het Franse leger.

 Frankrijk is genoodzaakt te capituleren: Vredesverdrag mei 1871
afstand Elzas-Lotharingen
= grote fout van Bismarck, want dit was

de oorzaak van het latere Franse

revanchisme, wegens te

vernederend…

Duitsland in 1871: eindresultaat:
 door chaos in Frankrijk moet men de

Franse troepen uit Rome terugtrekken,

waarop ook de pauselijke staat aan Italië

wordt toegevoegd.

Oostenrijk niet langer as van Europees

machtsevenwicht
 Beide Duitse Bonden komen samen in het

Zweite Deutsche Reich, dat nu de nieuwe

as van het machtsevenwicht vormt.
‘Wereldorde van Bismarck’

vanaf nu wordt Pruisen ook een

voorvechter van het status-quo (want

Bismarck wist dat de andere machten

niet zouden tolereren als hij nog verder

zou gaan…)

doel = as Fr.-Rusl. verhinderen!

Franse ambities buiten Europa

• het Suezkanaal:

 zowel Fr. als U.K. zijn eerst gereserveerd, want een kortere vaarroute is meer

kwetsbaar & betekent een groter politiek risico (Britten zouden invloed in O-Midd.-Zee

moeten verstevigen + expansiedrang Ru. in dit gebied kunnen beheersen)

 1858: oprichting Internationale Suezmaatschappij (1 v.d. eerste transnationale

vennootschappen)  1/12 Egyptisch bezit, +1/2 Frans, en tegen 1869 eist U.K. ook

haar aandeel op.

• de Mexicaanse Kwestie (“Mexicaans avontuur”)  Napoleon III maakt v.d. Amerikaanse

burgeroorlog gebruik om een Mexicaans keizerrijk op te richten, als Latijns-katholieke
tegenpool van de Angelsaksische protestantse macht in Noord-Amerika.

 lukt in de verwarring van de Amerikaanse burgeroorlog, en de interstatelijke discussies

over het al dan niet te interveniëren  Maximilaan op de troon

 na de oorlog veroordeelt de V.S. dit echter door te verwijzen naar de Monroedoctrine,

en Napoleon trekt zich terug (Maximiliaan wordt gefusilleerd)

 Frankrijk zal dit verlies echter compenseren in Indochina & China (zie verder)

Lees meer...

Uitholling internationaal status-quo

Internationaal status-quo:

Waarom?:

- Machtspositie mogendheden in invloedszone verzekeren

- Stabiele omgeving voor binnenlandse dimensie

Hoe?:

- Concert van Europa: ‘Directorium’

- Machtsevenwicht

• Pruisen was lang de kleinsten onder de grootmachten, maar door de 19e eeuwse

economische groei en de opkomst van Bismarck zal het snel machtiger worden, en haar
plaats onder de grootmachten opeisen.

er bestaat een intrinsieke band tussen machtsevenwicht en oorlog

 oorlog is de voortzetting van politiek, maar met andere middelen (omdat de gewone

politieke middelen niet werken), oorlog is het correctiemechanisme van een

machtsevenwicht dat uit balans is geraakt. (oorlog = normaalste zaak van de wereld)

dilemma: status-quo of internationale positie? Als men de eigen positie tracht te

versterken riskeert men oorlog, wegens verstoring van het status-quo

 wereldordes komen & gaan: transities zijn eigen aan de internationale politiek, en gaan

vaak gepaard met oorlog.

machtsevenwicht = geïnstitutionaliseerd wantrouwen  1848: Palmerston (Eng. min.

B.Z.): We have no eternal allies and we have no eternal enemies. Our interests are

eternal and perpetual, and these interests it is our duty to follow.’

Niet opgeloste problemen Congres van Wenen:

Nationaal-liberale opstanden in Latijns-Amerika

• geen centraal punt in Europees machtsevenwicht!

lokale opstanden vanaf 1811:
 kleine groepen in Latijns-Amerika die in opstand komen tegen de Spaanse overheersing:

- ‘Creolen’: geboren in Lat.-Am., hebben wel economische macht en vormen de ruggengraat van de maatschappij, maar krijgen geen politieke macht

inspiratie: Rousseau & Franse en Amerikaanse Revolutie

doelstelling: bevrijding van buitenlands juk

 opstanden worden steeds sterker, Portugal geeft het snel op, maar in 1821/22 vraagt

Ferdinand VII van Spanje steun aan het Concert van Europa

internationale reacties, wat zijn de belangen van de grootmachten?:

U.K.: tegen interventie: toch ambivalente houding want is anti-interventie wegens wraak-
gevoelens t.o.v. Spanje voor haar steun aan de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd
 heeft anderzijds belang bij stabiliteit v.d. sociaal-economische orde in Lat.-Amerika,

i.f.v. de handel + kansen tot machtsuitbreiding

Rusland is voor interventie: omdat U.K. er tegen is, er is een machtsstrijd met U.K.

Frankrijk is voor interventie: want het had ook al steun geboden aan de Spaanse koning

bij nationaal-liberale opstanden in Spanje zelf.

Pruisen, Oostenrijk niet betrokken

onverwacht: U.S.A.: wil economische & politieke expansie (uitbreiding invloedssfeer

richting Z) en is dus tegen interventie uit eigenbelang

 Men overweegt eerst samen met U.K. expliciet de opstanden te steunen, maar doet

het niet omdat dit het Britse prestige teveel zou deugddoen. Men wil de dankbaarheid

van Latijns-Amerika voor zichzelf en neemt dus een eigen individueel standpunt in

1823: Monroedoctrine: anti-interventionistisch: Amerika vr de Amerikanen & Europa

moet daar niet tussenkomen. Elke actie die hier tegen ingaat wordt beschouwd als

een actie gericht tegen de V.S. + anti-monarchistisch (koning = oorlogsstoker)

verloop opstanden

Standpunten neutraliseren elkaar: geen buitenlandse interventie

Spanje tegen 1824 enkel nog Cuba en Puerto Rico

Spaans imperium desintegreert door regionale dynamiek

regionale dynamiek:

Pogingen tot federatie, die helaas niet slagen

- José de San Martin: Argentinië

- Miranda: dynastiek rijk, unie van alle ex-Spaanse gebieden  Bolivar is tegen

- Bolivar: Groot-Columbia

1e stap naar Pan-Amerikaanse (con)federatie

 Pan-Amerikaans congres te Panama faalt

versplintering:

- aparte onafh. staten, zowel in Latijns- als in Centraal Amerika (Groot-Columbia desintegreert)

- deel naar USA

1845: Texas

1848: Californië

Algemene evaluatie:

‘Tijd van kolonies voorbij’: liberalen (burgerij) hebben een anti-koloniale visie en zijn

voor vrijhandel. Dit is echter slechts een interludium dat tot 1895 duurt

Latijns-Amerika is politiek onafhankelijk, maar economisch afhankelijk:

economische onderschikking aan U.K., en later U.S.A.
 steeds toenemende dependencie + schuldenlast stijgt enorm & snel (actueel!)

 de gewone bevolking merkte trouwens weinig van de onafhankelijkheid, er kwam

enkel een machtswisseling die de creoolse stedelijke aristocratie a.d. macht bracht

Directorium geen rol: eerste indicatie verval Pax Europeana ?

 neen, Pax Europeana blijft gewoon beperkt tot Europa

 slechts tijdelijk en voorwaardelijk, later komt het imperialisme…


‘Oosterse kwestie’: de desintegratie v.h. Ottomaanse rijk

• deze kwestie loopt nog door tot 1914!

Belang: eerste conflict tussen grote mogendheden sinds

het Congres van Wenen (want nu voelen ze zich pas

echt in hun belangen geschaad)

• Ottomaanse rijk heeft 2 bindingspunten: Islam & het leger

 toch vooral sterk gezag in de kerngebieden. De

buitengebieden zijn feitelijk autonoom (onder pasha’s

of onderkoningen)

 in deze periode ook wel de ‘zieke man’ van Europa:

- binnenlandse revoltes  onderdrukt

- rivaliteiten v.d. grootmachten worden daar uitgevochten

- te zwak om weerstand te bieden omwille van imperial overstretch

- hoofdrolspelers: U.K. en Rusland (tweespalt tussen beide)

belangen grootmachten:

- Rusland: verzwakking van het Ottomaanse Rijk

vrije toegang tot Middellandse zee via zee-engten

territoriale ambities: Donau, Balkan

- Groot-Brittannië: behoud van het Ottomaanse Rijk

landroutes naar India

vrees versterking Rusland (machtsevenwicht stabiel houden!)

 U.K.-regering Palmerston voert een politiek van wisselende coalities afhankelijk

van de eigen belangen, en zal zich dus wisselend voor of tegen het Ottomaanse

rijk opstellen.

- Oostenrijk: Behoud van het Ottomaanse Rijk in functie van status-quo

- Frankrijk: eigen versterking + meer invloed

opportunisme: speelt in op evoluties zoals dat het eigenbelang dient

Fase 1: Griekse onafhankelijkheidsstrijd (1815-1829)

 vanaf 1811: opstanden die steeds onderdrukt worden. De rebellen worden echter

steeds sterker & nationalistische gevoelens komen steeds sterker op de voorgrond

U.K. gaat de Griekse guerrilla tegen het Ottomaanse Rijk (inclusief Egyptische leger)

steunen, onder invloed van de Filheleense comités[1]. Doordat de Britse publieke

opinie zo sterk pro-Griekse onafhankelijkheid was heeft U.K. de Griekse vrijheids-

strijd toch gesteund, en zo uiteindelijk iets in gang gezet dat het net wou vermijden…

 ook Rusland steunt de rebellen, en er breekt een ware competitie tussen Ru. & U.K.
uit. U.K. blijkt echter sterker en kan meer steun bieden waardoor de Grieken in 1825

uiteindelijk de troon aan U.K. aanbieden (wiens eerste kandidaat Leopold I was …)

Rusland eist autonomie voor Walachije, Moldavië & Servië, en de sultan geeft toe
 reactie U.K.: 1827: Verdrag v. Londen, waarbij er een wapenstilstand tussen

Grieken & Turken komt, & de Griekse onafhankelijkheid wordt erkend door de sultan.

 Metternich begint echter te stoken zodat de sultan terugkrabbelt  opnieuw strijd

1827: Slag bij Navarino: U.K. wint, maar toch catastrofe voor U.K. doordat de
Russische expansiepolitiek in de Balkan aangemoedigd wordt

1828: Rusland verklaart oorlog aan Turkije, wat zorgt voor een crisis tussen Rusland

en U.K., maar na Franse bemiddeling komt er in 1829 het Akkoord van Adrianopel

1829: Akkoord van Adrianopel:

 verdeling en erkenning invloedszones:

  • U.K.: U.K. & Fr. krijgen vrije hand in Griekenland (onafh. in 1830)
  • Rusland: autonomie v. Servië, Walachije & Moldavië binnen Ottomaanse Rijk, onder bescherming Rusland + vrije doorvaart zee-engten voor handelsvloot

Aanpassing machtsevenwicht (=geïnstitutionaliseerd wantrouwen):

  • erkenning Russische invloed in de Balkan
  • Griekenland in Britse invloedszone
  • wantrouwen aangewakkerd tssn U.K. & Ru., malaise binnen grote alliantie ↑

Fase 2: Egyptisch-Turkse oorlog

Mehmet Ali wil de Egyptische macht uitbreiden:

- Soedan, Kreta

- 1832: rukt op naar Syrië/Palestina

U.K./Fr. bemiddelen en voorkomen verdere desintegratie v.h. Ottomaanse Rijk

1833: Syrië gaat naar Egypte

 reactie: 1833: Russisch-Turks Verdrag van Unkiarskelessi

Ottomaanse Rijk (of wat er nog van overschiet) wordt een Russisch protectoraat, en

in ruil wil Rusland ook vrije doorgang voor z’n militaire vloot door de zee-engten.

 in reactie hierop gaat U.K. ook toenadering zoeken tot de Turken

 Turken wanen zich machtig wegens sterke bondgenoten, starten een nieuwe

Egyptisch-Turkse oorlog, en trachten Syrië te heroveren  verliezen + sultan sterft

weer groot gevaar voor desintegratie Ottomaanse Rijk!

tegenstellingen tussen de grootmachten blijven omwille v. tegengestelde belangen:

- Fr. steunt Mehmet Ali, in de hoop de eigen invloed te vergroten ( Britten)

- Rusland ziet nieuwe kans om doortocht door zee-engten te krijgen

- U.K.: wil behoud van het Ottomaanse Rijk & steunt de Turken

- Oostenrijk & Pruisen: behoud status quo (vermijden overmacht Fr., Ru., U.K.)

maar uiteindelijk sluit men in 1841 de Conventie v.d. Zee-engten af:

- Egypte krijgt een erfelijke dynastie, maar verliest Syrië

- Zee-engten krijgen een neutraal statuut onder toezicht v.h. Ottomaanse Rijk

resultaat:

Rusland ontevreden want hun militaire toegang tot de Middellandse Zee is nu

volledig geblokkeerd wegens dat neutraal statuut.

band Frankrijk – U.K. verbroken, want Frankrijk had Egypte gesteund.

Fase 3: Krimoorlog (1854-1856)

Rusland doet een nieuwe poging om een doortocht te creëren, want denkt dat U.K. en

Fr. nu zwak staan omdat hun band verbroken is  legitimatie: willen religieus

protectoraat over alle orthodoxe christenen in het Ottomaanse Rijk (dwingt de Turken

feitelijk tot een alliantie)

bezet Moldavië & Walachije als onderpand voor de doorgang door de zee-engten

misrekening want U.K. & Frankrijk herstellen hun alliantie + oefenen druk uit op

Oostenrijk en krijgen steun v. Italië  oorlogsultimatum, eis tot afzien v. protectoraat

 Britse vloot vaart naar de Zwarte Zee en gaat de Krim bestoken, Britse/Franse/It.

troepen vallen binnen.  Rusland trekt zich terug (groot teken van zwakheid!),

waarop Oostenrijk de Donauprovincies bezet.

Krimoorlog eindigt met een nederlaag voor Rusland

1856: Verdrag van Parijs  vooral voordelig voor U.K., Rusland is de grote verliezer
Zwarte Zee neutraal (koude douche voor Ru.: verhindert expansie in O-Midd.-Zee)

territoriale integriteit van het Ottomaanse Rijk wordt zo goed als hersteld:

  • Ottomaanse soevereiniteit
  • Internationale garantie

  • Donaumonding (van strategisch belang!) bij Moldavië

het Ottomaanse Rijk wordt dus de facto een westers protectoraat

 De Italiaanse steun zou Cavour later helpen bij de Italiaanse eenmaking

resultaat: Aanpassing machtsevenwicht:

- verzwakking van Oostenrijk (t.v.v. Pruisen) en Rusland (t.v.v. Frankrijk)

- versterking van Frankrijk (t.n.v. Rusland) en Pruisen (t.n.v. Oostenrijk)

 volgens het handboek betekent dit het einde v.h. mechanisme dat reeds sinds 1815
de stabiliteit in Europa waarborgt, het Concert van Europa  is niet zo! Enkel het

machtsevenwicht wordt aangepast, maar het mechanisme blijft (minstens tot WO I)

 einde Weense Wereldorde + transitieperiode richting Berlijnse Wereldorde zet zich in

• opmerking: oorlog is de voortzetting van politiek, maar dan met andere middelen!


[1] De filheleense comités verheerlijkten de klassieke cultuur + vormden ook een dekmantel om liberale vrijheidsideeën te verdedigen die in eigen land verboden waren. Dit zijn ook de eerste soort NGO’s. NGO’s zijn dus niet nieuw maar bestaan al in het begin v.d. 19de eeuw (o.a. Lord Byron is lid v.d. filheleense comités)

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen