Religie, een sociologische inleiding
- Gepubliceerd in Geschiedenis
Religie = vorm van cultuur
Met een expliciete projectie van het 'gezag'
Religie = vorm van cultuur
Met een expliciete projectie van het 'gezag'
De beleving van zichzelf, de samenleving en de wereld als ingebed in een transcendente eenheid.
(transcendent <> immanent!)
-> Religare (= samenbinden)
- Mensen creëren groepen: families, gemeenschappen, subculturen...
- Religie verbindt met het transcendente: de wereld geeft geen antwoorden over zin.
Ook vandaag existentialisme (= persoonlijke bestaan van de mens is middelpunt)
Jodendom: De joden geloofden maar in één God. De joden hadden regels waarnaar de mens moest leven. De Tien geboden zijn de bekendste. Het belangrijkste heiligdom van de Joden is de tempel in Jeruzalem.
Tanach: De Joodse bijbel. De christenen noemen dit: Het oude testament: Het is een verzameling van boeken, waarvan de eerste 5 de belangrijksten zijn. Die heten samen de Torah (de wet).
Onder de koningen David en Salomon (1000 voor Chr.) Leefden de Joden in een onafhankelijk koninkrijk, maar ze werden overheerst omdat ze een klein volk vormden door de o.a. de Egyptenaren en de Perzen. Een verlosser was toen nodig die het koninkrijk van David weer moest herstellen. Nadat de Joden een opstand tegen het Romeinse rijk (ze waren inmiddels ingelijfd) zagen mislukken vluchtten de joden naar andere gebieden in het Midden-Oosten.
Jezus van Nazareth:
- Hij was een leraar in de tijd van keizer Augustus;
- Sommigen gingen hem zien als de verlosser, die hun ging bevrijden van de Romeinen;
- Hierdoor werd hij veroordeeld door de Romeinse gouverneur: Pontius Pilatus. En aan het kruis gehangen;
- Zijn ideeën werden na zijn kruisiging echter nog steeds verspreid, door zijn leerlingen.
Het Oude en het Nieuwe testament vormen samen de Bijbel van de christenen.
Het laatste Oordeel: Niet gelovigen komen in de hel en gelovigen in de hemel volgens het christendom.
De belangrijkste en oudste sacramenten (heilige handelingen) van het christendom zijn:
- De doop;
- De eucharistie;
- De biecht.
Romeinse bestuurders vonden het niet erg als er andere goden werden aanbaden. Maar het christendom was lange tijd verboden. De Romeinse bestuurders vonden namelijk dat de christenen meer trouw toonden aan hun geloof dan aan de Romeinse keizer. In 313 werd het christendom toegestaan door keizer Constantijn, die zelf ook christen werd. In 394 maakte keizer Theodosius het christendom zelfs tot enig toegestane godsdienst.
Toen het Romeinse rijk in de 5e eeuw na Christus op bestuurlijk gebied uiteenviel. Bleef de kerkelijke organisatie voor een groot deel gehandhaafd. Bisschoppen: Deze stonden centraal in de kerkelijke organisatie. Paus: Deze stond aan het hoofd van de West-Europese bisdommen.
Voor veel Romeinen was de aarde nog steeds een zwevende platte schijf, ook nadat veel Romeinse geleerden het wereldbeeld van de Grieken over hadden genomen.
Er waren wel verschillen tussen het Griekse en Romeinse Wereldbeeld:
Tiberius en Gaius Gracchus (rijke burgers) wilden het land van de staat onder de armen verdelen. 2 voordelen:
De tegenstanders kregen grotendeels hun zin. Proletarirs konden als vrijwilliger 16 jaar dienst nemen in het beroepsleger dat op voorstel van een consul was doorgevoerd. Na hun diensttijd kregen ze een stukje grond in een provincie. Hun bevelhebber zorgde voor het stukje grond, dus ze waren trouwer aan hun bevelhebber dan aan Rome. Soms trok een bevelhebber naar Rome om de macht in handen te krijgen, onder hen: Julius Caesar.
Om de macht van de senaat te herstellen pleegden enkele senatoren een moordaanslag op Caesar. Maar de senaat kreeg hierna nieuwe tegenstanders. Er ontstond een burgeroorlog, waar Caesars achterneef Octavianus uiteindelijk als winner uit kwam. Hij liet zich Augustus noemen (verhevene). Hij werd eerste keizer van het Romeinse rijk.
Pax Romana: Augustus en zijn opvolgers zorgden voor enkele eeuwen vrede in het
Romeinse keizerrijk. De oorzaken van die lange vrede:
Colosseum: Beroemdste amfitheater van Rome, waar gladiatorengevechten werden gehouden. In het Colosseum zijn ook christenen gedood.
De meeste mensen werkten echter nog in de landbouw. Het grootste deel van het land was in handen van grootgrondbezitters. Deze lieten hun grond bewerken door slaven en vrije pachters.
De verschillende lagen:
Romanisering: Iedereen in het Romeinse keizerrijk kon het Romeinse burgerrecht krijgen. De Romeinse rechtspraak was zo goed dat veel volken later dezelfde rechtsregels toepasten. Met romanisering wordt bedoeld: Inburgering, je moest laten zien dat je de Romeinse cultuur had overgenomen (taal, godsdienst, literatuur, kleding).
Nadat de Romeinen Italië hadden veroverd, veroverden de Romeinen een imperium dat bestond uit het Middellandse Zeegebied en een groot deel van de rest van Europa, dit nam bijna 300 jaar in beslag. Het was geen plan, maar elk land had een andere reden (aanval bondgenoten van Romeinen, handel bedreigend, groter grondgebied).
Gevolgen veroveringen Romeinen:
Patricirs: De rijke Romeinen die aan de macht kwamen nadat de Etrusken waren verdreven. Alleen zij kregen leidinggevende functies in het bestuur van de stad of in het leger. Plebejers: Alle niet rijke Romeinen.
Afkomst bepaalde of iemand patricir of plebejer was. Huwelijken tussen de 2 groepen was verboden. Sommige plebejers lukte het om even rijk te worden als de patricirs. Zij moesten dan ook evenveel belasting betalen.
Alle plebejers waren eigenlijk ontevreden. Zij mochten wel stemmen in de volksvergadering en bestuurders kiezen. Maar als ze geld wilden lenen werden er altijd woekerrentes gevraagd.Uiteindelijk moesten de patricirs de macht wel gaan delen, omdat ze de hulp van plebejers hard nodig hadden voor verdere veroveringen. De patricirs leverden het geld, de plebejers de soldaten. De rijke plebejers waren nu wel tevreden omdat ze ook tot de bovenlaag behoorden, maar de arme plebejers hadden het nog steeds slecht. Ze moesten namelijk nog steeds hoge rentes betalen, ze mochten geen
De inwoners van Rome leefden eerst van de landbouw. Nadat de Etrusken (Midden- Oosten) Rome had verovert, nam de handel sterk toe. Als gevolg hiervan groeiden
Rome en andere dorpen uit tot steden. Rond 500 voor Chr. kwamen de inwoners van een aantal steden in opstand tegen de Etrusken (waaronder Rome).
In de 2e eeuwen daarna veroverde Rome heel Italië (behalve het uiterste noorden). De Romeinen zouden Italië bijna duizend jaar regeren.
Republiek: Eerst werd Rome geregeerd door koningen, maar al snel veranderde dat en werd Rome een republiek. Dit is een regeringsvorm waarin telkens na verloop van tijd nieuwe bestuurders worden gekozen.
De bestuurders:
Alexander de Grote versloeg het Perzische leger met een veel kleiner leger. Hiermee wilde hij het vertrouwen van de Grieken winnen, omdat zijn vader Griekenland veroverd had. Na de verovering van Perzische rijk werd de Griekse taal, kunst en cultuur in het Midden-Oosten het belangrijkst. Hij probeerde de Grieken en Perzen met elkaar te verenigen. Er was bijvoorbeeld geen onderscheid tussen de Perzen en Grieken.
Nadat Alexander de Grote stierf viel het rijk uiteen, doordat de verschillende generalen niet goed konden samenwerken.
Alexander de Grote was vooral zo beroemd omdat hij zo’n goede legeraanvoerder was en omdat door hem de Griekse cultuur over een groter gebied werd verbreid.