Trisomie 18/13
- Gepubliceerd in Gezondheid
- Veel orgaanafwijkingen
- Unilaterale/bilaterale verhemeltespleet
- Tris 18: overlijden meestal na # maanden na geboorte
Tris 13: overlijden meestal na # weken na geboorte
Tris 13: overlijden meestal na # weken na geboorte
FISH (Techniek 2)
ARRAY-CGH (Techniek 3)
Gevoeligheid/nauwkeurigheid:
- B-lymfocyten: aanmaak van antistoffen
- T-lymfocyten: afstotingsverschijnselen
Fragiele X-syndroom:
Transcriptie
- RNA-moleculen :
- rRNA : ribosomaal RNA, opbouw ribosomen
- tRNA : transfer-RNA, aanvoer en positionering aminozuren
mRNA : mesenger/boodschapper RNA, genetische info kern naar ribosomen in cytoplasma pre-mRNA = molecuul dat het hele gen heeft afgelezen inclusief de niet-coderende intronen (RNA begint ah begin vh gen en stopt met lezen ah einde)
-> pre-mRNA moet nog modificaties ondergaan
Translatie
Translatie (proces):
Genregulatie
Alternatieve splicing = -> mRNA’s (isovormen), doordat per mRNA-isovorm -> exonen aan elkaar gezet worden
1 gen kan leiden tot -> eiwitten
- amino-uiteinde = N-terminus
- carboxyl-uiteinde = C-terminus
P = promotor (regio), hieraan kunnen transcriptiefactoren (eiwitten) binden die samen met evt andere eiwitten en RNA-polymerase een complex vormen dat RNA-synthese remt of stimuleert
cf. aan/uit-knop : ad promotor komt reeks genen, of deze actief zijn, is afh. van transcriptiefactoren
E = silecver/enhancer (regio), binden ook met transcriptiefactoren, maar nu gaat het om hoeveelheden die gemaakt worden
cf. volumeknop : enhancers bepalen hoeveel genen actief zijn hoeveel RNA w. gemaakt
DNA
-> strengen bevatten 6 miljard nucleotiden, 1 nucleotide = basenpaar + suiker + fosfaat
-> DUBBELSTRENGIG, COMPLEMENTAIR EN ANTI-PARALLEL
RNA
Genetische code
= code voor aanmaak van eiwitten
eiwit opgebouwd uit aminozuren
20 verschillende aminozuren
1 nucleotidetriplet (3 basen per DNA-streng) bepaalt 1 aminozuur
WANT:
- stel 4 = basen op 2 = plaatsen
= 4x4 MH = 16MH
- stel 4 = basen op 3 = plaatsen
= 4x4x4 MH = 64 MH
Teveel MH = sommige tripletten coderen voor zelfde aminozuur
vb. Valine = CAA ; CAG ; CAT ; CAC
Meestal is 3e positie niet altijd even kritisch, maar KAN wel belangrijk zijn.
- 5 μm
- bevat meerdere lineaire chromosomen
- DNA replicatie
- RNA synthese
- Organellen met eigen membraan
- Mitochondriën: Oxidatief metabolisme (ATP productie door aerobe glycolyse)
- Chloroplasten (bij planten en groene algen): Fotosynthese
- Lysosomen: Digestie van grote moleculen (afbraak)
- Peroxisomen: Oxidatieve reacties
- Endoplasmatisch reticulum: Gaat van kernmembraan naar cytoplasma
- Golgi apparaat:
- Sorteren en transporteren eiwitten: Secretie – Membraanincorporatie - lysosoom
incorporatie- synthese van lipiden
- transport vesikels vanuit endoplasmatisch reticulum naar Golgi apparaat voor verwerken
en sorteren eiwitten en klaarmaken voor secretie
- vorm van de cel
- algemene organisatie van cytoplasma
- vormveranderingen van cel : bewegen, samentrekken
- intracellulair transport
- plaatsing van organellen
- Virussen
- Geen echt leven
- Intracellulaire parasieten, geen eigen replicatie doch enkel via geïnfecteerde cel
- Genoom : DNA of RNA (3000 – 300 000 nucleotiden)
- Eiwitmantel
- Bacteriële virussen, planten virussen, dieren virussen
Ontstaan van het leven
Evolutie
1. atmosfeer initieel anaeroob: in de cellen metabole energie gemaakt door anaerobe afbraak glucose tot melkzuur + vorming 2 ATP moleculen (bevatten metabole energie) Glucose -> melkzuur (2 ATP) C6H12O6 -> 2 C3H6O3
2. Later fotosynthese : zuurstofconcentratie in atmosfeer nam progressief toe (2 miljard jaar geleden) UV + 6CO2 + 6H2O -> glucose + 6O2
3. Ontstaan oxidatief metabolisme (aerobe glycolyse) glucose + 6O2 -> 6CO2 + 6 H2O (36-38 ATP)
Prokaryoten en eukaryoten