Menu

Item gefilterd op datum: mei 2014

Rechtvaardigheidsbeginselen van John Rawls

‘rechtvaardigheid is alles wat onze keuzemogelijkheden verdedigt of vergroot, onrechtvaardigheid is alles wat onze keuzemogelijkheden belemmert of verbiedt.’

Zijn standpunt is uitgewerkt in A Theory of justice. Zijn standpunt is een reactie op het utilitarisme (=Het welzijn binnen de samenleving vergroten. Desnoods ten koste van het individu.)

Hij zegt dat we de samenleving zo gelijk mogelijk moeten inrichten en ontwerpt een gedachtenexperiment (sluier van onwetendheid) Als we een ideale samenlevingsvorm willen vinden moeten we ons verbergen achter een sluier van onwetendheid, waardoor we niet zullen weten welke positie we zullen hebben binnen de maatschappij. Door die onwetendheid gaan we zorgen dat er geen extreme vormen van armoede zijn. Er moet een gelijke verdeling zijn, maar niet helemaal gelijk want zo zou elke prikkel tot initiatief weg zijn.

Vanuit dit experiment komt hij tot een omschrijving van rechtvaardigheid. Twee principes staan centraal:

1. Een eerste principe stelt dat élke persoon dezelfde basisrechten en basisvrijheden heeft.

Deze zijn zo fundamenteel dat ze nooit mogen worden ingeperkt - Principe van gelijke basis rechten- en vrijheden - Gericht op de politieke constitutie van de samenleving.

2. Sociale en economische ongelijkheden zijn maar toelaatbaar, zolang ze tegemoet komen aan de minst bevoorrechte leden van de samenleving

- Cruciaal voor de gezondheidszorg!

- Principe van onderscheidenheid

Principe van gelijke kansen (1) gaat vooraf aan principe van onderscheidenheid (2)

Rechtvaardigheid is volgens hem niet gelijk aan gelijke kansen en rechten. Enkel de primaire basisgoederen moeten gelijk verdeeld zijn. Als je deze voorwaarde schendt tast je de basis van de samenleving aan.

Deze vijf basisvoorwaarden van menselijk samenleven zijn:

- Vrijheid van denken en geweten

- Vrijheid van beweging en beroepskeuze

- Toegang tot politieke en economische machtsposities;

- Redelijke verwachting op inkomen en financiële mogelijkheden

- De maatschappelijke basis voor het verwerven van zelfrespect

Hij benadrukt het objectieve karakter van deze primaire goederen. De staat moet voor hem op levensbeschouwelijk en politiek vlak neutraal zijn.Alleen zo is het mogelijk om een publieke basis te vinden die kan rekenen op redelijke instemming van allen.

Lees meer...

Het mysterie van de rechtvaardigheid

Zelf nadenken over rechtvaardigheid!!

Iedereen verstaat er iets anders onder. moet iedereen dezelfde kansen krijgen? Dan is er een verschil
in hoe we de kansen gebruiken (verhaal 5 dwaze en 5 wijze maagden). Of moet iedereen hetzelfde krijgen, terwijl niet iedereen even hard heeft gewerkt? (verhaal arbeiders in de wijngaard)

Lees meer...

De zelf-evaluatie verloopt dialogisch

Niet alleen in dialoog met zichzelf en de morele betekenishorizon, maar ook met anderen. Ook hier
rekent Taylor af met 2 extremen en kiest hij voor een middenweg. In onze cultuur beseffen we dat
betekenissystemen en waarden hiërarchieën verschuiven en evolueren door de geschiedenis heen.

Lees meer...

Een zwakke of een krachtige (zelf-) evaluatie

Zwak evalueren is afwegen tussen verlangens zonder daarvan de waarde te bekijken. Waarden of dieper betekenissen bestaan onafhankelijk van de individuele wil. (het waardensysteem overstijgt het subjectief motivationeel systeem.)

DUS: een essentiële eigenschap van de persoon is zijn capaciteit voor krachtige evaluatie tijdens zijn
zelfevaluatie, dit veronderstelt bijgevolg een bepaalde taal een bepaalde sensibiliteit.

Lees meer...

Authenticiteit onderscheidt zich van autonomie

Autonomie:
= radicale zelfbepaling (desnoods buiten de context om)
= negatieve vrijheid

Authenticiteit:
= positieve vrijheid/ gemotiveerde betrokkenheid
= de queeste om jezelf te worden, veronderstelt een hermeneutiek van het zelf

Authenticiteit is het resultaat van:

- Een zelf-articulatie door een kritische zelf-interpretatie en een krachtige zelf –
evaluatie
- Een zelf-articulatie in een sociale context

Lees meer...

Uiteenlopende visies in verband met ‘autonomie’: liberalisme, holisme en mechanisme

Twee hedendaagse strekking over anatomie worden door Taylor op antwoord voorzien:

1. Enerzijds werd autonomie omschreven als zelfbeschikkingsrecht. Autonomie herleidt tot vrijheid. De opbouw van persoonlijke autonomie verloopt ‘atomisch’ en ‘liberalistisch’.

Volgens Taylor verloopt de opbouw ‘holistisch’ en ‘ communitaristisch’, dus in een sociale context.

2. Ook een overdreven pessimistische visie stelt hij in vraag; ‘Is persoonlijke anatomie wel mogelijk in het gedetermineerd zijn van een persoon?’ Taylor zoekt ook hier naar een noodzakelijke en voldoende voorwaarden voor persoonlijke autonomie in een deterministisch universum.

Taylor zie de mens niet als een objectief ding of feitelijke gegevenheid, maar als een zichzelf interpreterende en evaluerend wezen. Maar het is geen creatie uit het niets; de persoon articuleert zichzelf op basis van een vooraf gegeven waardenhiërarchie.

DUS: In Taylor zijn visie is het autonome zelf het resultaat van zelfinterpretatie en zelf-evaluatie tegen de achtergrond van een horizon van betekenis en waarde.

Deze wending stuit op een grens, een ‘malaise’;
– De nadruk op het individualisme,
– De teloorgang van traditie en verbanden,
– Dominantie van de instrumentale rede

Lees meer...

E Levinas: heteronomie

De Franse filosoof Levinas neemt filosofische systemen die het begrijpen en definiëren van de achtergrond in relatie tot zichzelf en de wereld zwaar onder de loep. Alle IK-filosofieën zijn volgens hem ego-logiën, die te weinig bezig zijn met de aanwezigheid van de ander. Hij plaatst de

IK-ANDERrelatie

centraal. Hij gaar hierbij in dialoog met het concrete leven. Door de traumatische ervaringen in de nazi-holocaust heeft hij een nieuwe en bevrijdende visie op de mens en God.

De ‘Ik-Ander’-relatie

Hij onderscheidt 3 zijnsniveaus (wordingsniveaus van het Ik)

1. Naamloosheid / Het volstrekt onbepaald zijn

Het anoniem zijn (kan je begrijpen via de WO, joden waren zo opeengepakt dat je geen mens meer bent, maar je bent het ook niet, alle soldaten dood op elkaar gestapeld. In de kampen was totale desubjectivering; iedereen kaal, iedereen een nummer, de mens verliest zichzelf)

2. Naamloosheid tot zelfbeschikking/ Het zijn van de zijnden of de hypostase (het mens-zijn)

Het menselijke subject wil niet herleid worden tot iets of niets. (= de hypostase). Organiseren van de wereld rondom zich om zo het genieten veilig te stellen. Soms is het mens-zijn klemzitten in zichzelf (bv joden moesten niets misdoen, ze werden gestraft omdat ze jood waren) dit is belemmering van jezelf door jezelf.

3. Naamloosheid tot verantwoordelijkheid/ De sociale relatie

Verantwoordelijkheid voelen voor de ander

  • De ethische relatie wordt gekenmerkt door assymetrie, de ander is niet mij gelijken (absolute alteriteit)
  • De sociale relatie wordt voor mij ingesteld door de ander. Het gelaat van de ander spreekt mij aan (aangesprokenen) en plaats mij in een radicale heteronomie.
  • De aanspreking door het gelaat is ethisch van aard het is een imperatief. Kan positief en negatief zijn. (bv Gij zult niet doden; Negatief: hij gaat ervan uit dat ik zou doden.


Positief :Hij erkent mij, ik krijg verantwoordelijkheid. Persoon doet beroep op mij (= het ethische moederschap)

Lees meer...

J.P. Sartre: ‘Je suis donc je pense’.

Inleiding

Het denken in Parijs na WOII werd gekenmerkt door 2 stromingen:

o Existentialisme kent hoogbloei na de val van nazisme. Het werd door Sartre uitgewerkt. Het is een vorm van humanisme, de menselijke vrijheid is belangrijk.

o Het structuralisme loste het existentialisme af.

Sartre is belangrijkste figuur van het existentialisme . de walging over het bestaan is de grondhouding hiervan. Hij houdt een pleidooi voor de spontaniteit van de vrijheid (katholieke christene namen hem dit kwalijk). Binnen de gedachtelijn van de Katholieken kunnen we stellen dat een handeling goed is als ze congruent is met de antropologische structuur van de mens (bv zelfbehoud, overleven.)

-> het handelen volgt uit het zijn.

De stelling dat de onveranderlijke menselijke natuur het uiteindelijk argument is van de moraliteit is ondenkbaar voor existentialisten. De eeuwige normen en God moeten worden geschrapt om menselijke vrijheid mogelijk te maken ( atheïsme, de mens kan niet vrij zijn onder het alziende oog van God) het bestaan kan niet worden bepaald vanuit het eeuwig zijn (: l’existence précède l’essence) De mens is niets anders dan wat hij doet. De mens wordt volledig verantwoordelijk gesteld voor zijn eigen daden en bestaan (: individualisme)

De ‘ik-ander’ –relatie

Sartre maakt een psychologisch toneelstuk en zo rekende hij op een theatrale manier het geloof in anderen af. Hij projecteert 3 mensen in het hiernamaals, het speelt zich af in een salon waar je dus met elkaar moet leven. Er zijn geen deuren, geen vensters en geen spiegels (je bent geïsoleerd van de buitenwereld en kan je enkel spiegelen in de ogen van een ander). Ze hebben alle3 iets mis gedaan (zoals de meesten wel iets misdoen) en kunnen het niet lang verborgen houden. E vermoorde haar kind, I was lesbisch en G was een lafaard. Alle ingrediënten voor een driehoeksverhouding zijn aanwezig.

Wat is deze blik niet?

Het vatten van de blik van een ander is niet het waarnemen van het oog .

Wat betekent deze blik dan wel?

Het is een ervaring, aanvoelen of zich bewust worden van bekeken te worden. Ik wordt teruggeworpen op mijn eigen kwetsbaarheid, ik begrijp onmiddellijk dat ik bekeken wordt. De blik is dus een intersubjectief gebeuren (object-subject)

Wat betekent bekeken worden voor mij?

3. De dood van mijn subject zijn

Door een ander bekeken te worden openbaart mijn blik. Het kost mijn eigen subjectiviteit. Ik verlies mijn levend-subject zijn.

Dood-subjectzijn betekent:

  • de ander ontneemt mijn subjectiviteit als oorzaak en oorsprong van de betekenis van objecten
  • de blik betekent de dood van mijn subjectiviteit als kunnen –zijn. Ik ben geen meester meer van de situatie en houd mijn modelijkheden niet langer meer in mijn handen
  • tenslotte moet mijn vrijheid onder de blik van een ander verdwijnen. Ik ben niet langer vrij, maar de slaaf van een vrijheid van de ander

4. De schaamte

Schaamte door het bekeken te worden. Ik schaam me over mezelf en mijn vrijheid. Schaamte is het herkennen van object te zijn.

5. Ma chute originelle, c’est l’existende d’autrui

Deze zin synthetiseert de betekenis van de subjectiviteit van de ander. Als een subject me bekijkt wordt ik een object. Ik ben dus altijd in gevaar om van subject naar object te veranderen.

6. Et, par la, je me récupère

Het is duidelijk dat er maar 1 manier is om mijn subject terug te winnen . Om mij van objectzijn te bevrijden, probeer ik mijn blik op de ander te richten. Zo wordt die een object. Zo herwin ik mijn subject.

Dus de menselijke relaties voor Sartre zijn: ofwel verwerpt de ander mij en reduceert die mij tot een object ofwel behoud ik mijn subjectiviteit door de ander als object te zien. Andere mogelijkheden zijn er niet voor hem..

Bestaat er dan geen ‘wij-ervaring’?

In sommige omstandigheden kan een solidariteit ontstaan tussen meerdere mensen onder de blik van 1 persoon die hen alle beheerst (= wij object ervaring) ofwel heeft men de ervaring samen hetzelfde doel na te streven (= wij subject ervaring). Toch is deze ervaring steeds beschreven vanuit

1 persoon. De subject-ervaring is niet deelbaar.

Komt men in de liefde niet tot inter-subjectiviteit?

Volgens Sartre is dit niet mogelijk in de zin van subject-subject relatie. Toch zal de mens niet stoppen dit te willen bereiken. Bv liefde is bemind willen worden, dat betekent dat je de ander zijn subject zijn zal ontkennen of bezitten.

Lees meer...

De materialistische mensvisie

Het eerste mensbeeld was de dualistische mensvisie. Dit dualisme slaagde er niet in de eenheid lichaam-geest goed te omschrijven.

Situering van het materialisme

De tegenstelling immateriële ziel en materieel lichaam werd pas vanaf Descartes als een werkelijke scheiding uitgewerkt. Na Descartes, tijdens de Verlichting hebben ze de neiging de geest niet als iets anders te zien dan de materialiteit, maar als iets dat er volledig in ondergedompeld is, het bewustzijn is toch volledig geworteld in de lichamelijke processen. Niet alleen het lichaam is een machine, maar heel de mens (= L’homme machine)

Alles is te herleiden naar dode stof in beweging. Een idee is niet meer dan een hersenproces.

Algemene voorstelling van de materialistische mensvisie

Het is een monistische visie, ze ontkennen de dualiteit in mensen. Ze herleiden alles tot 1 aspect (reductionisme of herleidingsdenken)

Materialisten komen buitengewoon sterk onder de invloed van:

o De eenheid van de mens

o De verwantschap mens- natuur

o De evolutie van de kosmos waarin de materialiteit overweegt

o Ze erkennen enkel de materialiteit als werkelijkheid

o Miskennen de geestelijke dimensie in de mens

o Ontkennen de dualiteit

De mens is een ding, net als alle andere dingen. Elk kwalitatief verschil tussen de mens en een ander ding is slechts schijn. Mensen zijn net als alles anders het resultaat van kosmische processen en krachten.de materialist miskent het geestelijke ( hij ontkent het niet). Ze zien het geestelijke niet enkel het materiële.

Lees meer...

verhouding geest-lichaam

Plato ontwikkelt een dualistisch metafysisch systeem waarin een wereldverklaring, een leer over God en een visie over de mens vervat zijn.

Plato’s zijnsleer (ontologie)

Hiermee wil hij een oplossing geven voor het klassieke filosofische probleem van zijn en worden. ‘Hoe komt het dat wij algemene en blijvende waarheden kunnen zeggen van de dingen, terwijl de individuele dingen niet allemaal verschillend zijn, maar bovendien voortdurend veranderen?’

Hij zegt dat de wereld waarin wij leven slechts een overschaduw is van de ware werkelijkheid, dit is de wereld van de ideeën. De ideeënwereld is hiërarchisch gestructureerd. Het hoogste idee is het idee van het Goede ( heeft goddelijk karakter)

De zintuigelijk waarneembare wereld is slechts een onvolmaakte nabootsing.

De relatie tussen de ideeënwereld en de zintuigelijke wereld beschrijft Plato met behulp van 3 begrippen:

1. Afbeeldingen : de objecten zijn slechts een afbeelding, een nabootsing van de ideeën.

2. Participatie: deze zintuigelijk waarneembare voorwerpen bestaat, hoe instabiel en vergankelijk ook, doordat ze deelhebben aan de ware werkelijkheid van de idee.

3. Tegenwoordigheid: de ideeën treden enigszins uit zichzelf en zijn (bv als model) tegenwoordig in de zintuigelijk waarneembare projecten.

Plato’s visie op de mens (antropologie)

Ook deze is dualistisch. De ziel is het wezen van de mens, met als belangrijkste vermogen het denken van de ideeën. De ziel is immaterieel en overgankelijk. Het lichaam is materiaal , vergankelijk en behorend tot de zintuigelijke wereld. Het lichaam is een graf voor de ziel (soma sèma). Voor de geboorte bevond de ziel zich in de ideeënwereld, bij de geboorte is de ziel in een kerker van stoffelijkheid gevallen en zo het contact met de ideeën kwijtgeraakt. Door de zintuigelijke wereld waar te nemen kan dit een hulp zijn om terug over de ideeën te gaan nadenken.

leer van de wederherinnering (anamnesetheorie)

Plato ontkent niet dat er wel een soort verbondenheid is tussen ziel en lichaam.

Plato deelt de ziel op in 3 delen:

1. Het redelijke (enige deel dat onsterfelijk is en heerst over de andere 2 delen)

2. Het driftmatige (zorg voor het lichaam)

3. Het begerende (zorg voor het lichaam)

Descartes (1596-1650) luide het begin in van de moderne filosofie. Vanaf zijnde denken wordt de filosofie een subjectiviteits- of bewustzijnsfilosofie: centraal staat de mens als subject, als bewust wezen. De klemtoon wordt gelegd op het verschil tussen mens en de rest van de natuur. Mens staat buiten of boven de natuur.

Het menselijke is in het bewustzijn van de mens, het bewustzijn is ook afgesloten van de buitenwereld. De mens is een op-zich-staand, gesloten bewustzijn. Ze worden van elkaar losgemaakt.

Het ‘cogito’ als eerste zekerheid

Hij besloot alle oude zekerheden in vraag te stellen m met behulp van de geometrischmathematische methode de filosofie opnieuw op te bouwen. Absolute zekerheid is slechts bereikbaar vanuit een universele methodische twijfel.

Het twijfelen van Descartes verloopt in 3 stappen:

1. De natuurlijke twijfel: twijfel aan zintuigelijke zekerheden op natuurlijke gronden.

2. De hyperbolische twijfel: overdreven vorm van natuurlijke twijfel, soms droom ik, kan niet alles een droom zijn dan?

3. De metafysische twijfel: Als een God mij bedriegt en alles wat ik dacht te weten niet waar is.

Hij is al zeker over 1 ding: In de twijfel denk ik (cogito), in de twijfel ben ik (sum).

Cogito is een idée claire et distincte (claire: intuïtief zeker, vanzelfsprekend, distincte: radicaal onderscheiden van alle andere bewustzijnsinhouden)

Onbetwijfelbaar zijn enkel de ideeën die helder zijn op zichzelf. Zorgt voor een scheiding tussen de onmiddelijke binnenwereld en de problematische buitenwereld.

Le problème du pont

De binnenwereld is een cogito, het steunpunt en vetrekpunt van al het denken.

De buitenwereld is een idee van uitgebreidheid. We moeten een brug slaan tussen cogito en de buitenwereld (= le problème du pont)

Deze brug kan volgens Descartes enkel langs God lopen. De zekerheid van het bestaan van God is eerder dan de zekerheid over het bestaan van de buitenwereld. Voor het bewijs van God grijpt hij terug naar Anselmus. Daaruit ontwikkeld hij een eigen Godsbewijs. Twijfel houdt onvolmaaktheid in, dan moet er ook iets volmaakt bestaan. Daaruit gaat hij het bestaan van de buitenwereld bewijzen.

Hij gebruikt God om het denken van zijn redenering te funderen, terwijl vraagt hij ook af of God wel bestaat (= petitio principi, een cirkelredenering).

Le corps machine

Onze lichamelijkheid behoort in feite tot de buitenwereld net enkel tot cogito. Dit kan enkel begrepen worden door de mechanica, de natuur is 1 groot mechanisme. Het lichaam is ook een machine : corps machine. In principe kunnen ze los van elkaar bestaan (zoals engelen)

Hij zegt dat dat het lichaam ook een uitgebreidheid is en dat de corps-machine niet de eigenlijke mens is. een dier kan volledig mechanistisch begrepen worden, de mens niet. Dit dat je niet kunt begrijpen is het bewustzijn (: substance pensante en substance étendue)

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen