Menu

Item gefilterd op datum: mei 2014

Het handelen en spreken

De activiteit waarin het leven in zijn niet-biologische betekenis manifesteert.

1. Handelen en de wereld van de human affairs Handelen en spreken is de enige basisactiviteit die zich rechtstreeks tussen de mensen afspeelt.

De sfeer van het gemeenschapsleven vormt een tweede wereld die als een web van intermenselijke relaties over de dingen heen gesponnen ligt.

2. Pluraliteit, nataliteit en het ‘wie’

Pluraliteit: een veelheid van unieke wezens die zich tonen met een eigen, niet verwisselbare identiteit. We kunnen drie lagen onderscheiden:

  • 1ste laag: Alteriteit is eigen aan al wat is en maakt dat wij slechts kunnen definiëren door te onderscheiden.
  • 2de laag: Zelfvertoon is een spontane activiteit; levende wezend beantwoorden hun eigen zichtbaarheid aan de drang tot zelfvertoon.
  • 3de laag: Zelfpresentatie is een weloverwogen keuze. Het is een typisch menselijk vermogen met tussenkomst van mentale activiteiten. Het verondersteld de aanwezigheid van reflexiviteit en zelfbewustzijn.


Nataliteit: we voegen ons in de wereld in, dit is als een tweede geboorte. We willen ons als uniek wezen invoegen in de wereld en hierbij aan anderen verschijnen. Deze behoefte ontspringt aan onze geboorte en wordt niet bepaald door biologische behoeften en verlangens.

Handelen en spreken wordt meestal in 1 adem genoemd, maar beide deelactiviteiten kunnen onderscheiden worden. Binnen het handelen onderscheid maken tussen de daad- en de spreekzijde.

Daadzijde hangt samen met de conditie van de nataliteit (handelen als beginnen), de spreekzijde hangt samen met de conditie van de pluraliteit (het tussen de mensen zijn). Maar het handelen en spreken is onverbrekelijk samenhorig. Ofwel begeleid het spreken het handelen ( ik zeg wat ik ga doen en doe dit dan ook.) ofwel bestaat het handelen uit niets anders dan spreken.

‘Het wie’: wat in elke daad primair beoogt wordt door de dader is de onthulling van zijn eigen beeld . tijdens het handelen laat je altijd wel eens blijken wie je bent. Het wordt niet met opzet getoond. Daarom vraagt het handelen moed, de moed namelijk om een sprong in de wereld te wagen zonder de uitkomst ervan te weten.

3. De broosheid van de menselijke zaken

Het handelen produceert niets tastbaars. Woorden en daden zijn vluchtige entiteiten in de wereld. Zonder herinnering vallen woorden en daden ten prooi aan vergetelijkheid.

Langs de andere kant moet je stellen dat handelen wel degelijk productief is, het sticht voortdurend relaties en brengt gebeurtenissen tot stand. Het produceert verhalen. Wie handelt weet nooit wat de uitkomst zal zijn.

4. Beloven en vergeven

We kunnen nooit ongedaan maken wat we gedaan hebben, ook al weten we niet wat we doen als we handelen. De enige remedies zijn beloven en vergeven. Beloven komt tegemoet aan het chaotische en de beangstigende onzekerheid van de toekomst (de onvoorspelbaarheid)

Het vergeven aan de eindeloze en niet ongedaan te maken nawerking van een handeling uit het verleden. (de onomkeerbaarheid)

Lees meer...

Het werken

Pas hierin onderscheiden we ons van het dier.

Kenmerken:

1. Homo faber als meester

Hierin werpt de mens zich als meester van de natuur. Menselijke creaties zijn geen creaties uit het niets. Ze ontstaan vanuit de natuur, maar worden dan helemaal omgevormd. De mens legt zijn wil op aan de natuur.

2. Een duurzame wereld

Al werkend brengt de mens de wereld tot stand. De mens maakt een kunstmatige dan van duurzaamheid of stabiliteit op die weerstaat aan de cyclus van de natuur (ontstaan en vergaan)

De natuur geeft de mens een onderkomen en toch moet de mens de wereld voortdurend beschermen en telkens opnieuw tot stand brengen.

3. Lineaire activiteit

Het werken heeft een duidelijk begin en een voorspelbaar einde in de tijd. Het einde valt samen met het einddoel. In principe is het werken dan ook niet repetitief, maar eenmalig (duurzaamheid). Werken is een middel om een doel te bereiken. Instrumentele verhouding: werken is een middel, natuur is de leverancier van grondstoffen en dus ook een middel. Deze is een voorwaarde voor menselijk specifiek leven d.w.z. als intervaltussen geboorte en dood, dat een lineair verloop kent en waarin mensen eenmalige gebeurtenissen meemaken, dingen tot stand brengen en daden kunnen stellen. Alleen in dit lineair leven kunnen mensen ‘iemand’ worden en identiteit verwerven.

4. Dingen

Het eindproduct van het werken, de wereld als geheel der dingen.

- Gebruiksgoederen: het weerstaat aan het alles verslindende karakter van onze behoeften en ook al verslijt het door gebruik toch is het gemaakt om geconsumeerd te worden. Wat is de bestemming van deze gebruiksgoederen:

  • Ze worden gebruikt bij het arbeiden, zorgen voor verlichting van de arbeidslast en voor kwantitatieve groei van de arbeidsproducten.
  • Ze worden gebruikt als instrumenten voor het werken zelf
  • Ze vormen de kunstmatige omgeving voor de mens.


- Kunstwerken: een maximaal ding, niet bestemd voor gebruik en vaak uniek. Ze hebben een belangrijke rol in de verhouding van de mens tot zijn wereld. Het gaat in tegen de strikte utilitaire mentaliteit (enkel dingen maken voor een nut). Niet alles heeft een doel en niet alles is een middel tot dat doel.

Lees meer...

Het arbeiden

= activiteiten die nodig zijn om in leven te blijven. (eten, drinken, slapen, voedsel verbouwen, huis schoonmaken,…).

Kenmerken:

1. Natuurlijke activiteit

Gedicteerd door biologische noden. Gebeurt ter bevrediging van levensbehoeften. Het vereist interactie met de natuur. Verschilt dus nog niet van een dier. Er is wel een verschil tussen dier en mens. Dieren vervullen hun behoeften door gebruik te maken van wat er in de natuur klaar ligt. Mensen produceren levensmiddelen voornamelijk zelf

2. Cyclische of repetitieve activiteit

Het is een eindeloze herhaling van hetzelfde. Er is geen begin of einde en stopt pas bij de dood. Het arbeiden is een futiele, onbeduidende bezigheid die de weerzin van mensen opgewekt heeft.

3. Arbeidsvreugde

De weerzin die het oproept verhindert niet dat arbeiden tegelijkertijd een eigensoortige en onvervangbare voldoening schenkt. We zijn blij in leven te blijven.

4. Vruchtbaarheid

De individuele arbeidskracht produceert meer dan voor het individuele levensonderhoud noodzakelijk is.

Lees meer...

Vita activa: 3 activiteiten en 2 sferen

Het arbeiden (labor), het werken of maken (work) en het handelen en spreken (action and speech)

Het gaat hier om basisactiviteiten:

  • Fundamentele activiteiten (mens-zijn kan moeilijk voorgesteld worden zonder deze activiteiten)
  • Onderling verschillende activiteiten die niet tot elkaar herleid kunnen worden. Ze beantwoorden aan een andere conditie van het mens-zijn.

De activiteiten vormen een hiërarchische structuur:

  • Is het arbeiden nodig voor de mens om in leven te blijven. Het verschilt op dit niveau niet veel als dat van een dier (: animal laborens).
  • De mens onderscheidt zich pas van het dier door te werken. (: homa faber) Hier brengt hij een onnatuurlijke kunstmatige wereld tot stand.
  • In het handelen en spreken, de enige activiteit die zich tussen mensen zelf afspeelt, onderscheiden mensen zich van elkaar. Iedereen is uniek. Door deze laatste activiteit wordt de mens pas mens.

Twee sferen:

1. Privé-sfeer (het verborgene) => het arbeiden is privé

=> het werken bevind zich tussen in

2. Publieke sfeer (het openbare) => het handelen en spreken is publiek

Lees meer...

Reflectie 1: het actieve leven.

Heel vroeg hebben filosofen gesteld dat denken de hoogste activiteit is van alle menselijke activiteiten en dus dat de levenswijze van de filosoof de meest volmaakte is. hieruit stamt het onderscheidt tussen een actief leven (vita activa) en een beschouwelijk of contemplatief leven (vita contemplativa). De filosoof vind een beschouwelijk leven dus hoger dan een actief leven. Niet elke filosoof dacht zo: Hanna Arendt. Ze vindt dat het actieve leven wordt ondergewaardeerd. We bekijken hierin de 3 basisactiviteiten, die samen het actieve leven uitmaken

Lees meer...

Doel, belang, thematiek en methode van filosofie op school

Wie zelf niet meedenkt begrijpt niets. Dit opleidingsonderdeel reikt verder dan een oppervlakkige kennismaking met de filosofie. Filosoferen is immers iets heel anders dan iets slaafs herhalen.

“De student moet geen gedachten leren, hij moet leren denken.” Waarom denken?

We gaan inzichten verdiepen. Eerst vanuit het denken van Kant ( 1724-804).

Hij gebruikt de term verlichting, deze maakt duidelijk hoe de 18e-eeuwse mens zijn tijd begreep. De verlichting kwam tot uiting in grote successen van de moderne wetenschap en in de doorbraak van de emancipatiegedachte. Kant knoopt aan op de emancipatiegedachte. Zelf denken was een onderdeel van vrijheid, maar dit noemde Kant een lastig karwei. Kant vond het publieke gebruik van de reden (openbare uitwisseling van gedachten) belangrijk. Mensen konden hun meningen uiten, maar moesten die dan ook verantwoorden. Dit is dus niet hetzelfde als de vrije meningsuiting van nu. Nu is er gemakzucht ( geen verantwoording) en het liegen

- Filosoferen is een gevaarlijke bezigheid. Het overstijgt het bestaande en dit kan in botsing komen van het mens en maatschappijbeeld waarin we opgroeien. Om vanuit dit mensbeeld tot filosofie te komen worden 3 fasen doorgaan:

1. Het geleefde of geëxisteerde beeld Dit is het beeld dat we van onze ouders en omgeving meekrijgen. Volgend de waarden en normen van ons milieu (bv de verschillende godsdiensten). Dit mensbeeld is dus onbewust en bepaald heel ons denken en handelen.

2. Het gesproken mensbeeld Hierin wordt het onbewust geleefde beeld uitgesproken wordt. Van kindertijd naar volwassenen wordt gevierd. Dit gebeurt ook nog niet zo bewust, maar het is meestal de eerste keer waarin je zelf kiest in het beeld waarin je bent opgegroeid. (meestal blijf je in het beeld van waarin je bent opgegroeid, maar dat kan ook verworpen worden) Veel mensen groeien nooit boven deze 2de fasen uit en blijven in het overgeërfde beeld.

3. Het besproken mensbeeld. De eigen en andere paradigma’s worden kritisch bekeken. Dit vereist dus een dieper inzicht en de moed dit inzicht ook in praktijk om te zetten.

- Filosofie is ook een noodzakelijke bezigheid voor mensen die van nature nieuwsgierig zijn. Een mysterie is iets anders dan een probleem. Problemen zijn in principe steeds oplosbaar, mysteries daarin tegen zijn vraagstukken die ons omvatten en waarbij we geen behoefte voelen ze op te lossen.

“Wij voelen aan dat, zelfs wanneer alle mogelijke wetenschappelijke vragen beantwoord zijn, onze levensproblemen nog in het geheel niet aangeroerd zijn.” (Wittgenstein)

De verwondering is niet alleen de aanvang van het filosoferen, maar ook het ‘einde’. Verwonderingbrengt een besef van onwetendheid, van niet-begrijpen tot stand. Verwondering zet het denken in beweging. Filosofie of wijsbegeerte verondersteld niet wijs te zijn, en hierdoor ontstaat al verwondering.

De behandelende thematiek

We hechten steeds meer belang aan ethische reflectie. We hebben angst om niet te handelen volgens de rechtsregels. We vragen ons af of ons handelen overeenstemt met ethische inzichten. In alle beroepen van de gezondheidszorg ga je met mensen moeten werken. Bepalend voor dit contact is hoe je tegen mensen aankijkt. Reflectie over het mensbeeld dat je hebt is dus zeer belangrijk.

Ieder van ons heeft een bepaalde opvatting over de mens. Deze opvatting bepaald het handelen. Men leeft en werkt vanuit deze opvattingen zonder er altijd bewust van te zijn. Pas als we problemen ervaren hebben zullen we over ons mensbeeld terugbuigen en daar dieper over beginnen nadenken.

Je moet dus op voorhand hierover nadenken.

Andersom kan je ook de vraag stellen: wat leren de heersende waarden en normen ons over onszelf en de maatschappij waarin we leven?

Lees meer...

Plato’s allegorie van de grot

De werkelijkheid zoals ze zich voordoet, is niet evident. De werkelijkheid zoals wij die ervaren is misschien niet echt. De grot gaat over het feit dat een paar mannen al zo lang in grot vastzitten dat ze denken dat het leven in de grot de werkelijkheid is en dat de schaduwen op de muur alles is wat er bestaat. 1 van die mannen wordt vrijgelaten en ontdekt een heel andere werkelijkheid (de zon,

voorwerpen,..). Als de vrije man terugkeert en dit vertelt aan de gevangen geloven ze hem niet.

Is wat we soms zien enkel maar schijn, of de echte werkelijkheid?

De vastgeketende mensen zijn onkritisch, ze nemen de dingen zoals ze zijn en verwachten niets meer. Ze stellen geen vragen.

Dogmatisch = het aannemen van ideeën, theorieën,…(dogma’s) op basis van gezag zonder ze kritisch te onderzoeken.

De bevrijdende mens kan je vergelijken met filosoferen.

Filosoferen kenmerken:


- kritisch denkende activiteit (systematisch)
- volledige inzet eist en tijd nodig heeft
- stilstaat bij de dingen en vanzelfsprekendheid doorbreken
- Werkelijkheid wordt van schijn onderscheiden.
- bekijkt de werkelijkheid in zijn geheel/ totaliteit en samenhang.
- onsamenhangend en soms shockerend
- geen eindpunt, maar een houding
- fundamenteel en radicaal (Op zoek gaan naar de diepste wortels van de werkelijkheid)
- verwondering is drijvende kracht
- kan eindigen in vertwijfeling (zinloosheid)

Lees meer...

Een spirituele invalshoek

  • Interculturele en interreligieuze samenleving
  • Goedele Baeke onderzoek bij joden en moslims
  • God is almachtig, aanvaarding en geduld van de mens
  • Sterke samenhang tussen levensbeschouwing en ethische visies
Lees meer...

Wat te denken over ethische besluitvorming?

Patiënt en omgeving

“Ook de patiënt moet in vele gevallen de precieze inhoud van zijn wil exploreren. De wil van de patiënt kan de dialoog dus niet vervangen. Integendeel…”

Voorstel van Federatie Palliatieve Zorg voor vroegtijdige zorgplanning

Ergotherapeut, zorgverleners en vrijwilligers

De schrik voor de dood is het begin, niet het einde van de dialoog

(Zorg)instelling

Ethische verantwoordelijkheid van de betrokken hulpverleners. Hebben ziekenhuizen en woon- en zorgcentra hierin een belangrijke verantwoordelijkheid?

Een goede ondersteuning door een ethisch beleid (structurele bespreekbaarheid en concretisering) is belangrijk voor (aanstaande) patiënten en medewerkers

Christelijke verzorginsinstellingen hebben het recht op basis van hun levensbeschouwelijke identiteit te kiezen voor een eigen ethisch beleid

Lees meer...

Welke ethische verwachtingen kunnen er gesteld worden aan mij als ergotherapeut in de context van euthanasie?

  • Wat gebeurt er tijdens het gehele euthanasieproces? – Zeven stadia – Yvonne Denier (waarin betrokkenheid varieert per fase)
    • Pre-fase
    • Confrontatiefase
    • Fase van besluitvorming
    • Tussen beslissing en uitvoering
    • Uitvoering
    • Onmiddellijke nazorg
    • Latere nazorg
  • Het verzoek van de oudere om euthanasie zal niet altijd in eerste instantie bij de arts terechtkomen, maar vaker bij de …


Elke hulpverlener heeft het recht zijn eigen geweten te volgen. Hij kan niet worden verplicht deel te nemen aan de besluitvorming of aan de uitvoering van euthanasie

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen