Item gefilterd op datum: mei 2014

Type beslissingen

• Routine keuzes
• Intermediate problem solving: gebruik cues en heuristieken
• Extensive problem solving: deliberate and systematic effort

Kan in een matrix

Met hoeveelheid involvement (horizontaal) en informatie processing (verticaal) Beslissingen kunnen ook vanuit de ‘perceived risk’ bekeken worden. Als hier grotere mogelijke negatieve uitkomsten zijn, zullen consumenten meer involvement vertonen Brand laziness is gevaarlijk, omdat consumenten hier vaak prijsgevoeliger zijn en makkelijk op prikkels ingaan. Brand loyalty vereist involvement. Vaak consumenten die zelfexpressie willen versterken.

Variety seeking (vaak nog geen merkvoorkeuren) kan intrinsiek en extrinsiek zijn. Bij intrinsieke variety seeking ben je benieuwd naar iets ander. Bij extrinsieke variety seeking komt er meer spelen dan nieuwsgierigheid. Er kunnen dan andere factoren meespelen zoals dat je je tanden wilt witten en daarom witte tandpasta koopt of gezonder wilt leven en daarom volkoren brood ipv wit brood koopt.

Variety seeking is vanuit rationeel perspectief moeilijk te begrijpen, logischerwijs zou je als je een broodje het lekkerste vindt, steeds deze bestellen. Verklaringen (ververling, verzadiging, nieuwsgierigheid, externe factoren). Uiteindelijke verklaring: Optimum stimulatie niveau (OSL). Dat wil zeggen dat je soms meer prikkels wilt of minder. Bij variety seeking zorg je dat het actuele stimulatie niveau overeenkomt met het OSL.

Op wetenshap gebaseerde ‘intuïties’

Doordat je dingen voor kan stellen en makkelijk voor de geest kan halen (Bijv. in recent in het nieuws) ga je ze als waarschijnlijker zien.

Irrelevante informatie als relevant beschouwen

Een denkfout: “Linda is 31 jaar oud, vrijgezel, erg uitgesproken en slim. Ze is afgestudeerd psychologe. Als student was ze erg betrokken met onderwerpen als discriminatie en sociale rechtvaardigheid en ze nam deel aan anti-nucleaire demonstraties. Wat ligt meer voor de hand?

1. Linda werkt bij een bank.

2. Linda werkt bij een bank en is actief in de vrouwenbeweging.

Statisch is de kans dat de twee feiten van 2 samenvallen (conjunction) kleiner dat het feit 1 waar is.

We projecteren onze eigen persoonlijke attitudes op andere consumenten hoewel deze niet representatief zijn

• Motivation Research
  
  
• In depth interview (IDI) gebruiken om verborgen of onbewuste motivaties te ontdekken
• Door Dichter (gebaseerd op Freud, veel op seksuele/erotische nadruk)
• Tot 1960 gebruikt, te subjectief beschouwd
• Behavioral science perspective (positivism and social science)
• Gebaseerd op systematische en rigoureuze procedures die CB verklaren, beheersen en voorspellen
• Experimental approach – gecontrolleerde experimenten houden
• Marketing science approach – computer/wiskunde modellen maken om CB te voorspellen
• Gebruik quantitaive research methods / scientific method

• Figuur scientific method invoegen (1.2)
• Interpretivism (postmodernisme)
• Alle data willen interpreteren – qualitative research methods (kwalitatief)

CB bestaat vanaf ong 1940 toen er een verschuiving was van slechts verkopen naar nagaan wat de consument wilt. Het begin van het ‘marketing concept’.

Consumer percieved value (CPV): overall assessment of the utility of a product based on perceptions of what is received and what is given. Dus netto.

Customer delight (CD): gaat een stap verder. Als de verwachtingen van de consument overtroffen worden

• Een juiste voorspelling van consumentengedrag kan geld genereren
  
  
• Mensen beter te laten beslissen: Mensen zijn vaak geen rationele beslissers

• Soms minder cognitieve capaciteiten (dan worden vuistregels/cues ingeschakeld)
• Emoties en gevoelens
• Sociale invloeden
• Voor het beïnvloeden van de ‘public policy’
• De public policy zijn de wetten en regels die consumenten beschermen tegen de oneerlijkheden en onethische praktijken binnen consumer behaviour. Door consumer behaviour te bestuderen kun je deze wetten en regels goed indelen

Consumer behaviour (CB): Entails all consumer activities associated with the purchase, use and disposal of goods and services, including the consumer’s emotional, mental and behavioral responses that precede, determing or follow these activities.

Consumer activities

• Purchase activities – alle factoren die tot een aankoop leiden
• Use activities – when and how consumption takes place
• Disposal activities – ways to get rid of prducts/packaging
• Consumer response

Emotional (affective) response

• Mental (cognitive) response – gedachten, opinies, geloof, attitudes, etc.
• Evaluative: als er een (waarde)oordeel aan vastzit
• Non-evaluative: geen waardeoordeel (gebruik van cues/vuistregels)
• Behavorial – besluiten en acties over de ‘consumer activities’ (vorige lijstje)