Menu

De economische logica dringt door in het televisiebedrijf: kijkcijferlogica

- Door de logica van de vrijmarkt-economie is televisie een puur commercieel product geworden.

- jaren ’50 en ’60: televisie had een volksopvoedende taak (paternalisme)

- jaren ’80: toenemende commercialisering van het televisiebedrijf ~> de zenders programmeren nog hoofdzakelijk programma’s waar veel mensen naar kijken, het streven naar “kwaliteit” is op de tweede plaats gekomen.

- vrijmarktlogica: meer concurrentie leidt tot betere kwaliteit en meer keuze voor de consument  in televisiebedrijf: de productiekost is zo hoog dat het televisiebedrijf verplicht is om programma’s te maken voor een groot publiek

=> Vrije concurrentie in de televisiesector leidt onvermijdelijk tot homogenisering en verschraling van het aanbod: de zenders concurreren door te imiteren.

Marc Hooghe: het opengooien van de mediamarkt zorgt ervoor dat we nu 30 televisiekanalen hebben, maar dat we op alle 30 dezelfde platte programma’s te zien krijgen.

Lees meer...

Habitus

  • veld ~> “uitwendige” structuur & habitus ~> “inwendige” structuur
  • Competentie van de actor om zich en een bepaald veld te kunnen bewegen.
  • Creativiteit: genereert strategieën die het handelen van de actor in bepaalde situaties vergemakkelijken.
  • Komt voort uit een verinwendiging van de uitwendige structuren, en is dus historisch bepaald.
  • Onderscheid gewoonte en habitus -> gewoonte is een gedragspatroon dat telkens opnieuw gereproduceerd wordt, als de omstandigheden het vragen; de habitus is een capaciteit, een creatief vermogen, een praktische beheersing
  • Een geheel van sociaal bepaalde, gestructureerde en structurerende disposities, dat via de praktijk verworven wordt en voortdurend op praktische functies gericht blijft

Met dit begrip zet Bourdieu zich af tegen 2 uitersten:

  • Mens is een rationele homo economicus: het handelen is een weloverwogen verwezenlijking van een bewuste intentie, het vrije project van een bewustzijn dat zijn eigen doeleinden formuleert en zijn voordeel maximaliseert via rationele calculaties.
  • Mens is een product van objectieve factoren: het menselijke handelen is gekenmerkt door niet-geïntendeerde intentionaliteit. Mensen handelen meestal niet vanuit een scherp en expliciet bewustzijn TOCH handelen ze tot op zekere hoogte rationeel. Het gaat hier om een praktische rationaliteit om zich binnen het sociale veld te oriënteren en te bewegen.

bv. Tafelmanieren verraden veel over je opvoeding maar er is nog een zekere vrijheidsmarge.

Relatie habitus-veld

  • Het veld bepaalt de habitus maar omgekeerd houdt de habitus het veld in stand.
  • Conditioneringrelatie: het veld structureert de habitus, die het product is van de inlijving van de immanente noodzaak van dat veld, of van min of meer overeenkomende velden.
  • Kennisrelatie: een relatie van cognitieve constructie ~> de habitus draagt bij aan de totstandkoming van het veld als een wereld die betekenisvol, zinvol en waardevol is, en waarin het de moeite te waard is energie te investeren.

Lees meer...

Sociaal kapitaal

= het geheel van bestaande of potentiële hulpbronnen dat voortvloeit uit het bezit van een meer of minder geïnstitutionaliseerd duurzaam netwerk van relaties onderlinge bekendheid en erkentelijkheid –ofwel uit het lidmaatschap van een groep- dat elk van zijn leden de ruggesteun geeft van het collectieve kapitaalbezit, een ‘geloofsbrief’ die hem in de ruime zins des woords kredietwaardig maakt.

- Zelfopgebouwde of reeds bestaande netwerken (zelfopgebouwde zijn meestal verankerd in reeds bestaande)

- Volume van het sociaal kapitaal is afhankelijk van de grootte van de netwerken en hoeveelheid kapitaal van de kennissen die tot het netwerk behoren.

- Sociaal kapitaal is tot op zekere hoogte autonoom (niet herleidbaar tot eender welke andere vorm van kapitaal)

MAAR kan niet los worden gezien van de andere vormen van kapitaal

Wederzijdse herkenning en erkenning berust op de “objectieve” homogeniteit: tussen de leden is een ruil, en ze zullen er dan ook naar streven om leden in hun netwerk op te nemen met een zo groot mogelijk kapitaal; dit geldt in twee richtingen.

 Afbakening van netwerken: bij het aanknopen van nieuwe relaties houdt men niet enkel rekening met persoonlijke voorkeuren. Men zal ook anticiperen op de waarde die de nieuwe relatie in de ogen van de andere leden van het netwerk zal hebben. Elk groepslid is bewaker van de grenzen van de eigen groep: de groep wordt in zijn waarde bedreigd wanneer er op een onoordeelkundige manier leden worden toegelaten tot het netwerk.

Logica van de laisser-faire: via alle instituties die legitieme transacties bevorderen en illegitieme uitsluiten doordat zij gelegenheden scheppen of lokaties waarop schijnbaar toevallige wijze individuen worden samengebracht die uitermate homogeen zijn in alle opzichten die van belang zijn voor het (voort-) bestaan van de groep.

bv. Families regelen “stiekem” gunstige huwelijken.

Vermenigvuldigingseffect

Het kapitaal waarover men privé beschikt, zal meer renderen naarmate het ook meer door anderen wordt erkend. Sociaal kapitaal is niet waardevast en moet worden onderhouden: wie sociaal kapitaal wil opbouwen en onderhouden moet “rendabele” relaties aanknopen. Het is een activiteit die nooit ophoudt en vereist specifieke competentie.

Men kan hier ook spreken van “geobjectiveerd” sociaal kapitaal (het netwerk waarvan men deel uitmaakt) en “belichaamd” sociaal kapitaal (de kunst om het te onderhouden en rendabel te maken).

Het onderhouden van sociale netwerken vertoont kenmerken van een “Matteus-effect”: hoe groter het sociaal kapitaal dat iemand bezit, hoe winstgevender het wordt.

bv. Door erfenis hoge kapitaalwaarde: anderen meestal bereid zijn tot opname in hun relatienetwerk.

Soms wordt het collectieve sociaal kapitaal gedelegeerd aan een gemachtigd actor, de vertegenwoordiger van de groep. Dit leidt soms tot “verduistering” of “diefstal” van het collectief sociaal kapitaal; de leider handelt en spreekt alsof hij de mensgeworden groep is.

Lees meer...

Cultureel kapitaal in geïnstitutionaliseerde vorm

D.i. de objectivering van cultureel kapitaal in de vorm van titels en diploma’s. Een diploma is de maatschappelijke erkenning van een bepaalde culturele competentie. Maar de objectivering staat voor een deel op zichzelf bv. omdat men erkend wordt voor iets wat men niet bezit.

- Grote duurzaamheid (niet de kennis van de geneeskunde maar het diploma van arts geeft toegang tot de uitoefening van het artsenberoep voor het leven). Verschil autodidact en gediplomeerde: duurzaamheid van erkenning (niet steeds opnieuw bewijzen).

Typische kenmerken die het diploma heeft van kapitaal:

- omzetbaar in monetair kapitaal

 diploma is raakpunt tussen economische en culturele veld: de gediplomeerde heeft er kostbare tijd in gestoken die evt. in een winstgevende activiteit gestoken had kunnen worden: bij intreding arbeidsmarkt terug omzetting van cultureel kapitaal naar economisch kapitaal.

- onderhevig aan wisselkoersschommelingen want het materiële (economische) en symbolische (niet-economische, hier: culturele) profijt van een diploma hangt ook af van de schaarste

Lees meer...

Geobjectiveerd cultureel kapitaal

Bestaat uit materiële dragers zoals schilderijen, het juridisch bezit ervan is gemakkelijk overdraagbaar MAAR de volledige toe-eigening verondersteld ook het vermogen om er verbruik van te kunnen maken. Dit valt dan weer onder het belichaamde culturele kapitaal.

 Geobjectiveerd en belichaamd cultureel kapitaal kunnen nooit volledig los van elkaar worden beschouwd. D.i. de verklaring van de dubbelzinnige status van de nieuwe middenklasse: vaak slagen ze er enkel in het geobjectiveerd cultureel kapitaal te verschaffen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen