Sociale relaties tussen heren en boeren
Het tweeledig domein takelt af: de karweien worden overgekocht of vervangen door geldelijke betalingen. Er komen wel meer domeinen bij. De gewone boeren moesten cijnzen betalen in ruil voor hun grond. Cijnzen bleven altijd gelijk wanneer ze eenmaal waren ingesteld en ze waren vererfbaar, maar ook verkoopbaar, wat leidde tot een versnippering van de gronden, en dus tot een devaluatie van de cijnzen: falling rate of feudal levy, dit wil zeggen dat er een tendens is op lange termijn naar vermindering van de lastendruk. Geleidelijk is er ook een verbetering van technieken, met als gevolg hogere opbrengsten, terwijl de lasten constant hetzelfde blijven. Maar: de lasten werden niet hoger, maar men ging op meer en meer lasten vragen, bv. ontginning. Er zijn ook nieuwe banale rechten bijgekomen: meestal op het doorgeven van onroerende goederen, bv. tallia. De heer zal hoofdelijke belastingen mogen vragen. Er ontstaan in deze periode vorstendommen en heerlijkheden, er kwamen dus vele heren bij. Er komt een hiërarchie in: de sterkste worden de vorsten. De lokale heren vestigen zich vaak op feodale mottes. Daarnaast komen er ook nog veel kerkelijke heren bij. De banale heren worden grondheren. Nieuwe kerkelijke ordes komen op en verwerven grote domeinen: ze voegen zich toe aan de groep van grootgrondbezitters. Er komt een zekere militarisering van de maatschappij: er komen veel kleine oorlogjes voor, de aanwezigheid van tornooien, maar dit alles wordt in de hand gehouden door de vazalliteit. De grootste strijd heeft gewoed tussen de vorsten en de lokale heren: de strijd om mach (manu militari).
Sociale relaties binnen de boerenmaatschappij
Er ontstaat een dorpsgemeenschap, die voortvloeide uit de schaarste van de gemene gronden: men ging samenwerken om ze te beheren. Tegelijkertijd deed zich ook een verarming voor. Er was reglementering binnen de dorpsgemeenschap (bv. in verband met oogst). In deze periode situeren we ook het ontstaan van en de doorbraak van de peasant-maatschappij: meer en meer peasants, minder gemene gronden door de ontginning en verarming. Hierdoor ontstaan spanningen in de maatschappij. De ongelijkheid vergroot: er komen zogenaamde coqs de village: leiders van de dorpsgemeenschap. De boeren zelf gaan ook meer en meer deelnemen aan de markt: vanaf de 12de eeuw zien we lokale marktjes ontstaan.