Menu

De Industriële Revolutie

Het begrip revolutie heeft een bepaalde invulling, een bepaalde bedoeling, het is niet vrijblijvend, het heeft een bepaalde achtergrond. Men moet cesuren leggen, ijkpunten leggen, maar dat is geen vrijblijvende keuze (sterk afhankelijk van bepaalde standpunten). Er verandert iets grondig in een aangeduide periode, een wezenlijke transformatie van de maatschappij. Het begrip wordt vooral gebruikt in een politieke context, bv.: Franse Revolutie (Engelse karikatuur: zij wensen geen revolutie, geen bedreiging van de huidige normen/opvattingen/waarden). Er zijn ook demografische revoluties: fasen waar fundamentele veranderingen plaatsvonden. Ook de Industriële Revolutie betekende een grondige transformatie van de maatschappij.
Je moet duidelijk een visie uiten/uitspraken doen over waar je cesuren legt: een uitdrukkelijk keuze voor een manier om veranderingen in de maatschappij te typeren, ideologisch getint. Het debat over de Industriële Revolutie als een al dan niet revolutie is een eindeloos debat, conjunctuurgevoelig.

Lees meer...

Moderne tijden

Sociale relaties tussen heren en boeren
Verdere evolutie die al gestart was in de 13de eeuw. De peasantmaatschappij komt onder druk: er worden hogere belastingen opgelegd door de overheid, waardoor de rol van de centrale overheid stijgt.
 Sociale relaties binnen de boerenmaatschappij
We zien twee evoluties: Enerzijds zien we dat de meerderheid van de bedrijven in West-Europa kleiner en kleiner worden. Hierdoor krijgen we soms faillissementen, waardoor er grotere bedrijven ontstaan door het samenvoegen van kleinere bedrijven. Hierdoor zijn er arbeiders nodig, waardoor de loonarbeid stijgt. Anderzijds zien we de opkomst van
industrie. Vanaf de 16de eeuw wordt de peasantmaatschappij ingeschakeld in wereldsystemen. Het proto-industrie gebied in Vlaanderen zal het gebied rond Gent worden: vlasproductie en linnenverwerking. Het gevolg hiervan is enforced commercialisation: de boeren worden naar de markt gedreven, ze moeten wel want hun bedrijven zijn te klein. Wat zijn peasants? Op de eerste plaats komt het familiebelang. De hofstede in 1 stuk behouden is dus niet de topprioriteit (naargelang de levenscyclus van de peasant wordt de hofstede groter of kleiner)?
In Oost- en West-Vlaanderen waren de meeste peasants. In het arme Vlaanderen heeft de peasantmaatschappij lang voortbestaan.
In het agrarisch kapitalisme staat het bedrijf centraal in plaats van de familie. Het bedrijf moet namelijk renderen. Bepaalde gebieden waren onderhevig aan ecologische stress: ze moeten goed onderhouden worden om in stand gehouden te kunnen worden. De peasants kunnen dat vaak niet onderhouden, wat aanleiding gaf tot accumulatie van grond. De afwezigheid van bepaalde concurrentiële verhoudingen binnen de heerlijke structuur zorgt ervoor dat 1 groep het voor het zeggen heeft. Dit leidt gemakkelijker tot agrarisch kapitalisme. De pacht heeft een accumulatief effect: het bevordert de begroting van de bedrijven, omdat er een concurrentiële mentaliteit ontstaat tussen de boeren: er komen investeringen en vernieuwingen op de grote bedrijven, maar men gaat dus willen bezuinigen op loonarbeid. Bv.: in Zeeuws-Vlaanderen gaan de bedrijven vergroten en het kapitaal-input vergroot en het aantal runderen vergroot.
Het einde van het Ancien Regime luidt het geleidelijke faillissement van de peasantmaatschappij in.

Lees meer...

Late middeleeuwen – 16de eeuw


Crisis van de inkomsten van de heren op het einde van de 13de eeuw-14de eeuw: faillissement van abdijen, heren krijgen het moeilijk. De oorzaak is het onder druk komen van de seigneurie foncière: men is aan het maximum gekomen van de ontginningen, en bovendien staat ook de seigneurie banale onder druk: de vorsten hollen meer en meer de macht uit van de lokale heren. Hier kwam reactie tegen: de vorst heeft de banale heerlijkheid gewoon overgenomen (féodalisme d’état). De heren van de seigneurie foncière proberen er wel iets aan te doen: ze vervangen cijnzen door pacht: bij pacht blijft de eigendom bij de heer en de prijs is aanpasbaar na verloop van tijd. In Engeland zien we de opkomst van de Enclosure Movement als reactie tegen de verarming. In Oost-Europa zien we het ontstaan van de Tweede feodaliteit. In Zuid-Europa slaagt men erin heel wat cijnsgronden om te zetten in helftwinningen of mezzadria: de pachters moeten de helft van hun opbrengst afstaan, terwijl de heer de investeringen deed. De Tweede feodaliteit is ontstaan in de late middeleeuwen, en kende een hoogtepunt in de 16de-17de eeuw, in Oost-Europa. De oorzaken tot het ontstaan van de Tweede feodaliteit waren het tekort aan arbeid in Oost-Europa, de commercialisering van de graanexport waardoor er vele grote graanexportbedrijven ontstonden, en de afwezigheid van concurrentie tussen de verschillende heersende groepen (iets waar de boeren bij ons volop van konden profiteren) noch concurrentie van grote steden. Er gaat een verband ontstaan tussen reserves en tenures: men gaat mensen verplichten te komen werken. De Tweede feodaliteit geraakt in verval aangezien de productiviteit van de boeren achteruit ging.
 Sociale relaties binnen de boerenmaatschappij
Men schakelt over naar veeteelt. Er zijn een aantal boerenopstanden: gefrustreerde boeren die reageren op de reacties tegen de faillissementen. De grootste boerenopstanden doen zich voor in onze kustvlaktes in de jaren 1320. Over het algemeen blijft de peasantmaatschappij stabiel.

Lees meer...

Volle middeleeuwen

Sociale relaties tussen heren en boeren
Het tweeledig domein takelt af: de karweien worden overgekocht of vervangen door geldelijke betalingen. Er komen wel meer domeinen bij. De gewone boeren moesten cijnzen betalen in ruil voor hun grond. Cijnzen bleven altijd gelijk wanneer ze eenmaal waren ingesteld en ze waren vererfbaar, maar ook verkoopbaar, wat leidde tot een versnippering van de gronden, en dus tot een devaluatie van de cijnzen: falling rate of feudal levy, dit wil zeggen dat er een tendens is op lange termijn naar vermindering van de lastendruk. Geleidelijk is er ook een verbetering van technieken, met als gevolg hogere opbrengsten, terwijl de lasten constant hetzelfde blijven. Maar: de lasten werden niet hoger, maar men ging op meer en meer lasten vragen, bv. ontginning. Er zijn ook nieuwe banale rechten bijgekomen: meestal op het doorgeven van onroerende goederen, bv. tallia. De heer zal hoofdelijke belastingen mogen vragen. Er ontstaan in deze periode vorstendommen en heerlijkheden, er kwamen dus vele heren bij. Er komt een hiërarchie in: de sterkste worden de vorsten. De lokale heren vestigen zich vaak op feodale mottes. Daarnaast komen er ook nog veel kerkelijke heren bij. De banale heren worden grondheren. Nieuwe kerkelijke ordes komen op en verwerven grote domeinen: ze voegen zich toe aan de groep van grootgrondbezitters. Er komt een zekere militarisering van de maatschappij: er komen veel kleine oorlogjes voor, de aanwezigheid van tornooien, maar dit alles wordt in de hand gehouden door de vazalliteit. De grootste strijd heeft gewoed tussen de vorsten en de lokale heren: de strijd om mach (manu militari).
 Sociale relaties binnen de boerenmaatschappij
Er ontstaat een dorpsgemeenschap, die voortvloeide uit de schaarste van de gemene gronden: men ging samenwerken om ze te beheren. Tegelijkertijd deed zich ook een verarming voor. Er was reglementering binnen de dorpsgemeenschap (bv. in verband met oogst). In deze periode situeren we ook het ontstaan van en de doorbraak van de peasant-maatschappij: meer en meer peasants, minder gemene gronden door de ontginning en verarming. Hierdoor ontstaan spanningen in de maatschappij. De ongelijkheid vergroot: er komen zogenaamde coqs de village: leiders van de dorpsgemeenschap. De boeren zelf gaan ook meer en meer deelnemen aan de markt: vanaf de 12de eeuw zien we lokale marktjes ontstaan.

Lees meer...

Vroege middeleeuwen

 Sociale relaties tussen heren en boeren
Het tweeledig domein: volgens sommigen is dit reeds ontstaan in de Romeinse tijd, maar hierover bestaat enige discussie. Het tweeledig domein bestaat uit enerzijds een reserve: het deel dat voor de heer werd geëxploiteerd en anderzijds uit de mansie: het deel voor de boeren. Het ging vaak om zeer grote domeinen (vaak tot 15 hectare). De band tussen de beide delen bestond eruit dat er karweien moesten worden uitgevoerd en dat er belastingen moesten worden betaald: de cijnzen. Het tweeledig domein is ontstaan in de Merovingische tijd (zonder al te veel continuïteit met de Romeinen) en kende zijn ontwikkeling in de Karolingische tijd, met als bloeiperiode 8ste-9de eeuw. Waar vindt men het tweeledig domein zoal terug? In de kern van het Karolingische rijk, vandaar dat men denkt dat Koninklijke bescherming een rol heeft gespeeld in de ontwikkeling. Binnen het kerngebied is de representativiteit van de landbouw zeer gering. Ten oosten van de Rijn was er vooral onvrije arbeid, waardoor het belang van de karweien lager lag. In de volle middeleeuwen gaat het aantal domeinen nog omhoog (hoewel het niet altijd in tweeledige structuur is). Als last betaalt men tienden, zodat de kerk voldoende voorraad zou hebben bij misoogsten, maar in de praktijk wordt het door de kerk gecommercialiseerd en verkocht: de tienden waren een enorme bron van rijkdom.
 Sociale relaties binnen de boerenmaatschappij
Hier zijn weinig bronnen over te vinden. Onvrijen hadden weliswaar beperkingen, maar waar zeker geen slaven. Er was een tendens naar een egalitair sociaal statuur, met relatief hoge levensstandaard. De meerderheid van de boeren waren peasants, dit wil zeggen dat zij de gronden in de eerste plaats exploiteerden om te overleven. Dit betekent niet dat er geen handel was (de Friezen dreven toen handel), maar het waren de grootgrondbezitters zelf die het organiseerden: het handelscircuit was gescheiden van het productiecircuit. Dit verandert in de 13de-14de eeuw, wanneer de boeren zelf naar de markt stappen.

Lees meer...

De structuur van de landbouweconomie in de long run

De relaties tussen heren en boeren, en de relaties tussen de boeren onderling en de structuren van de middeleeuwen worden bepaald door:
- Seigneurie banale: de banale heerlijkheid: de toestand waarbij men gebruik maakt van het recht om te bevelen en te heersen
- Seigneurie foncière: heerlijkheid van de onroerende goederen: de toestand van macht, geconcretiseerd door het bezit van immobiliën.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen