Menu

Vanaf jaren 1970: ‘een (zeer) geleidelijke transformatie

Deze fase situeert zich in een context van de eerste oliecrisis. Hierdoor was er massale werkloosheid: men stapt af van de Rostow-theorieën. In deze periode situeert zich ook de opkomst van nieuwe vormen van geschiedschrijving: de kwantitatieve geschiedschrijving (met aandacht voor de nationale rekeningen): zicht op macro-economische groeiprocessen om landen te kunnen vergelijken. Men probeert eenduidige cijferreeksen op te stellen om de economie te analyseren. Ook de nieuwe sociale geschiedschrijving maakt in deze periode haar opkomst: niet meer klassenbewustzijn, maar breder: levensloop, koopkracht, levensstandaard, etc.. Men vindt dat men zich miskijkt op de Industriële Revolutie: men ziet eerder continuïteit dan een breuk. Industriële Revolutie is een verkeerde benaming, maar auteurs blijven het gebruiken. Ze merken eerder een trage, beperkte groei. Effecten van de mechanisatie zijn nauwelijks te merken. Reeds in de 17de eeuw is er al ongenoegen van werknemers te bespeuren, etc. Men wil afstand nemen van het revolutionaire karakter (Cameron): de spectaculaire economische groei merkt men niet in de cijfers. Nicholas Crafts (door Berg & Hudson aangevallen) focust op economische groei: zijn stelling is dat op basis van de nationale rekeningen de economische groei niet zo spectaculair stijgt als tot dan toe werd aangenomen. In een minder gunstige economische periode wordt het revolutionair karakter afgezwakt.

Lees meer...

W. Rostow, R.M. Hartwell, J. Schumpeter, P. Mathias: I.R. als ‘take off’

In de jaren ’60 gaat het economisch weer beter, er is terug hoop. Door een aanhoudende economische groei wil men een model dat men kan exporteren naar de hedendaagse tijd. Rostow ontwikkelt de fasentheorie. Hij onderscheidt daarbij de volgende fasen:
o The Traditional Society: nationaal inkomen en productie mogelijk beperkt.
o Pre-Conditions for Take Off: de voorwaarden voor een traditionele maatschappij dalen en er ontstaat een industriële maatschappij. Het is een voorbereidingsperiode.
o Take Off: ontstaan van het industrieel proces: stijging van netto investeringen, nationaal inkomen, etc. Mechanisatie, ontstaan van moderne economische groei, opkomst van leading sectors, etc.
o The Drive to Maturity: rijpingsfase. Andere sectoren gaan op het elan mee, bredere economische context. Alle sectoren worden opgenomen in het vernieuwingsproces.
o High Mass Consumption: consumptiemaatschappij. Ontstaan van duurzame diensten en verbruiksgoederen.
o Prospective Stage/Era of Past Maturity: open vraag: het kan de goede, maar ook de slechte kant opgaan (als er spanningen optreden en er militaire of economische agressie ontstaat).
Bij ons, in het westen, is er economische groei. Dit model kon dan als aanknopingspunt gebruikt worden voor de ontwikkelingslanden. Door te kijken in welke fase een land zat, kon men de ontwikkeling stimuleren

Lees meer...

M. Postan: kapitalistische cycli en crisissen

Er komt een hele duidelijke verschuiving in de benadering van de Industriële Revolutie, in een context van cyclische fluctuaties van de economie en destabilisering van de wereld door de wereldoorlog (met als gevolg onzekerheid en labiliteit). Crisisjaren in de jaren ’30. Eind jaren ’30 weer hoop, maar gevolgd door WOII. Onzekerheid na de crisis. Hoge werkloosheidsgraad. De Industriële Revolutie wordt geplaatst in een veel bredere context van onzekerheid en labiliteit: het wordt als een veelzijdig en complex probleem bestudeerd, als meer dan pure industrialisering en mechanisering: aanduidingen van evoluties en conjunctuur. Golfbewegingen in plaats van bruuske verandering, maar wel trager, een kwantitatieve verandering.

Lees meer...

A. Toynbee, J.L. en B. Hammond: nadruk op de ‘sociale kwestie

Tegen een achtergrond van wereldwijde economische crisis, eerste saturatie van de markt (overspoeld door goedkope producten, maar de consumptie evolueerde niet gelijk mee), prijzen en winsten dalen, concurrentie en armoede stijgen, gaat men de Industriële Revolutie vooral bestuderen met het oog op de sociale consequenties van die industrialisering. Onder andere Toynbee focust op de sociale dimensie, op technische innovaties tijdens de regering van Georges II, omdat de mechanisatie de mensen op de arbeidersmarkt op een zwakke positie plaatst (machines vervangen mensen). Hij beklemtoont ook het revolutionaire aspect: volgens hem verstoren de machines de maatschappij

Lees meer...

K. Marx, J.S. Mill: contemporaine transformaties

Blancqui gebruikt in 1837 voor het eerst het begrip Industriële Revolutie: door de enorme impact op de maatschappij, hij maakt zich zorgen om het fenomeen (in 1845 begint het begrip al impact te hebben). Het is een pessimistische visie op de impact van de sociale veranderingen, zelfs nog voor het begrip ingeburgerd was. Argument waarbij veranderingen niet kunnen uitblijven. Friedrich Engels heeft er wel oor naar. Daarvoor werd er ook wel al verwezen naar de veranderingen in de maatschappij, maar eerder op een pessimistische manier.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen