Menu

PRIVÉSFEER VS PUBLIEKE RUIMTE vroegmoderne tijd

 hang naar distinctie vd gegoede klassen ( vooral op vlak van vermaak) leidde ertoe dat deze voor zichzelf een privésfeer creëerden waar het ordinaire sociale verkeer minder voelbaar was

  • nieuwe vormen van sociabiliteit:
    • meer exclusieve vormen van vermaak
    • romantisering van de ‘eenzaamheid’

 zich terugtrekken met een boek, escapisme

  • doorbraak van het genre vd egodocumenten: brieven, dagboeken, autobiografieën
  • nadruk op het gezin als affectieve eenheid

 exclusieve domein vd (burger)vrouw, de man moest zijn aandacht verdelen tussen het publieke leven en het familiebestaan

  • privatisering leed ook tot toenemende preutsheid en beschaafdheid
    • zich ontbloten, urineren, boeren e.d. in het openbaar werd minder en minder geapprecieerd
    • Elias: civilisatieproces veroorzaakt door het samenleven van mensen in grotere verbanden (gestart op Versailles ?)

 de nieuwe privésfeer vs de publieke ruimte

  • publieke sfeer werd niet langer gedomineerd door heer, vorst of staat maar door een rationeel publiek van geletterden

 beperktere privésfeer maakte de burgers ongebonden genoeg om een meer kritische publieke sfeer tot stand te brengen

Lees meer...

HET SACRALE VS. HET PROFANE vroegmoderne tijd

 sacrale: God en het vereren van God / profane = al het andere

  • profane werd in toenemende mate negatief gedefinieerd geassocieerd met heidendom, bijgeloof en zedeloosheid
  • protestanten maakten het religieuze transcendent en legden de nadruk op de innerlijke spiritualiteit en de persoonlijke relatie met God
    • afschaffing van de vasten en heiligendagen
    • ‘ontheiligen’ van Kerken en predikanten (niet meer gewijd of sacraal)
  • katholieken bleven vasthouden aan sacrale plaatsen, figuren en objecten maar probeerden ze af te schermen vh profane
    • nadruk op celibaat vd priesters
    • verboden op vormen van ‘banaal gedrag’ in de kerk zoals lachen, hardop praten, onzedige kledij, ..

 pogingen om het sacrale te herdefiniëren had ook uitgesproken politieke dimensie

  • obsessie met de zonde v blasfemie

 godslasterlijke taal was vanaf dan ook het ondermijnen van de maatschappelijke orde, aangezien het wereldlijke en vooral vorstelijke gezag als een emanentie van Gods wil werd gezien

  • ook leken stonden erop dat hun parochie geleid werd door een ‘goed geschoolde, deugdzame pastoor, die in de parochie woonde, sacramenten volgens het boekje toediende, goed kon preken, de kerk netjes hield en er geen concubine op nahield’  dit garandeerde immers hun zieleheil
Lees meer...

Distinctie tussen volk en elite vroegmoderne tijd

 dubbelzinnige houding van elites en middengroepen

  • periodes van economische polarisatie en proletarisering: streng opgetreden tegen vermaak van de lagere klassen en van jongeren
  • investeren in publieke feestelijkheden omwille van de cohesie van de stedelijke gemeenschap

 ontstaan van een stedelijk cultuur: combinatie gemeenschapsgerichte volkscultuur en exclusieve, geletterde cultuur

 1600: mentaliteitswijziging bij opkomende burgerij

  • wou geen hervorming maar creatie van distinctie en distantie
  • burgerlijk vermaak vond meer en meer achter gesloten deuren plaats
    • opkomst vd schouwburgen – 17e E

1617: Amsterdam: Nederduytsche Academie

 1637: eerste professionele schouwburg op dezelfde plaats

 1700: Muntschouwburg te Brussel

 gevolg: kloof tussen volks- en elitecultuur werd steeds groter

  • volkscultuur werd beperkt tot lagere sociale klassen
  • culturele elite trachtte zich te onderscheiden van ‘de massa’
Lees meer...

Hervorming van de volkscultuur vroegmoderne tijd

 1500: ontstaan ve cultuur die in grote mate door de verschillende sociale groepen werd gedeeld

  • lokale gebondenheid: allerlei feesten waaraan alle leden vd lokale gemeenschap participeerden
  • tegenover die volkscultuur: de geleerde cultuur van een kleine groep geletterden die het Latijn als universele voertaal hadden

 bicultureel: nam ook deel aan de volkscultuur

 Kritiek van de clerus op de volkscultuur

  • vanaf laat 16e en vroeg 17e E werd er gepoogd de volkscultuur te hervormen en uit te zuiveren: zowel religieus en moreel

 parallel met missionering in de overzeese gebieden

  • protestanten:
    • paapse volkscultuur vervangen en nadruk leggen op Bijbel, psalmgezangen en het bijwonen van preken
    • verboden op traditionele vormen van vermaak
  • katholieken
    • excessen van de traditionele cultuur uitroeien
    • propaganderen van gehoorzaamheid, een strenge moraal en arbeidsethiek
    • steun van de staat

 1608: Aartshertogen bekrachtigden de derde provinciale synode van Mechelen: oa verbod op herbergbezoek op zon- en feestdagen

Lees meer...

Hoofdstuk 3: Differentiatie

 VMT = periode van toenemende differentiatie en scheiding tussen

  • volk en elite
  • het sacrale en profane
  • privésfeer en publieke sfeer

 dit moet niet al te polariserend opgevat worden, maar toch blijft het een adequaat interpretatiekader voor sociale en culturele spanningen uit de VMT

Lees meer...

SOCIALE STATUS vroegmoderne tijd deel

 toenemende sociale diversificatie binnen en vanuit de derde stand in de VMT

  • in traditionele middengroepen:

1) elite van de kooplieden- ondernemers

  • opereerden in internationale netwerken
  • maakten fortuin via de lange afstandshandel
  • speelden belangrijke politieke rollen dankzij hun financiële slagkracht
  • stelden hun nieuwe sociale betekenis in het licht via mecenaat en het uitoefenen van publieke functies

2) geschoolde ambtenaren

  • vnl. Juristen
  • actief in het uitbreidende staatsapparaat en de geleidelijk aan professionaliserende bureaucratie
  • duidelijk politiek profiel
  • verdrongen de adel uit zijn traditionele staatkundige rol

ð beide groepen streefden een adellijke titel na

  • trahison de bourgeoisie:
    • handelaars en industriëlen zouden hun dynamische en gewaagde economische activiteiten gestaakt hebben om hun kapitaal te investeren, een administratieve carrière te beginnen en zich een somptueuze levensstijl aan te meten en zo een adellijke titel te verwerven
    • belangstelling voor beleggingen in onroerend goed kan ook verklaard worden door de risicovolle politieke en militaire omstandigheden èn de gunstige voorwaarden waarmee deze op dat moment konden worden verworven
  • verlangen van de nieuwe elites opgenomen te worden in de adelstand kan echter niet ontkend worden
    • vorsen stonden hier ook niet weigerachtig tegenover: de derde stand was zeer trouw en dienstbaar + politiek zeer makkelijk te sturen

 vanaf 2e helft 16E E ontstond aldus de nieuwe adel, la noblesse de robe, naast de oude adel ( noblesse d’épée)

  • enerzijds misprijzen van de oude adel:
    • gebrek aan familiale tradities
    • gebrek aan culturele ‘superioriteit’
    • gebrek aan aloude adellijke ethos
    • cfr. Le bourgeois gentilhomme v Molière
  • anderzijds had de oude adel de nieuwe adel ook nodig:
    • om ‘genetische verschraling’ en uitsterven tegen te gaan
    • financiële overwegingen: veel verarmde adel !
  • huwelijken onderling kwamen dan ook voor, maar dan meestal met een man uit de oude adel (om het familiefortuin te vrijwaren) met een vrouw uit de nieuwe adel

 dit proces van verbreding van de adel had ook gevolgen voor de clerus

  • hoogste kerkelijke ambten waren niet langer voorbehouden aan de jongere zonen van hoogadelijke geslachten, maar vanaf dan ook aan de noblesse de robe

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen