Menu

Preromantiek situering

A. Inleiding

Vernieuwende visie op het schone + nieuwe motieven:

  • Schoonheid vanuit het perspectief van het subject: burger streeft naar intimiteit
  • Subjectieve emotie: tegen nuchterheid burgerlijke maatschappij en classicistische strengheid
  • Niet-klassieke motieven
  • Ook aanwezig bij realistische romanciers uit Verlichtingsbeweging
  • Geleidelijke opgang in 18e eeuw

Situering van Preromantiek

In Verlichting reeds kiemen nieuwe esthetica (Sterne, Richardson): vooral in de 2e helft 18e eeuw

  • Rationele cultuur van Classicisme wordt door preromantiek in vraag gesteld: emotionele zal zich in 19e-eeuwse romantiek doorzetten
  • Preromantici delen zelfde overtuigingen als Verlichtingsintellectuelen, maar proberen troosteloze nutteloosheid te bestrijden (combinatie Classicisme en Romantiek)

Filosofische achtergrond

Rousseau: belangrijk Verlichtingsdenker, tegelijk ideoloog van de preromantiek.

  • Opmerkelijk literair debuut doordat hij in 2 prestigieuze prijsvragen bekroond werd:
    • Discours sur les sciences et les arts (1750): intellectuele vooruitgang in de geschiedenis staat gelijk met zedelijke achteruitgang => slogan: retour à la nature, keert terug in preromantiek.
    • Discours sur l'origine et les fondaments de l'inégalité parmi les hommes (1755): oorspronkelijke natuurtoestand (bon sauvage) geperverteerd door 3 factoren die ongelijkheid in de hand werken: ontstaan van privé-eigendom, van autoritaire gezagsvormen en ontaarding van macht in willekeur.
  • Deze ideeën liggen aan basis voor latere werken:
    • Du contrat social, ou Principes du droit politique (1762): ongelijkheid enkel uitbannen op basis van sociaal contract (volonté générale: elk lid van de samenleving onderwerpt zich aan de wil van de gemeenschap).
    • Grondgedachte Rousseau: mens is van nature goed, maar verdorven door maatschappij => belangrijke rol voor opvoeding: vb. Emile ou l'Education (1762): zet opvoedingsidealen uiteen: opvoeding moet alle hindernissen wegnemen die ontwikkeling goedheid in de weg staan (ongereptheid kind vrijwaren).

B. Kenmerken van de Preromantische esthetica

Originaliteit van de literaire vormgeving

Kunst vanuit vormvrijheid: afwijken van esthetische norm, van klassieke en classicistische vorm

→ originaliteit (creatio i.p.v. imitatio): lichtend voorbeeld = Shakespeare (ook terug te vinden in Verlichtingsdenken: Sterne en Richardson, niet bij iedereen, vb. Voltaire)

vb. Shakespeare: in de 17e eeuw werd zijn werk conform aan de classicistische normen gemaakt, in de 18e eeuw worden zijn werken gelezen en gespeeld => Shakespeare-cultus

Thematische kenmerken

Motieven betreffende het niet-rationele:

  • Subjectieve emoties: persoonlijke emotie: duidelijkst in liefde(s-), verdriet
    • Rousseau: Julie ou la nouvelle Héloïse (1761): briefroman, liefdesrelatie met nooit eerder beschreven emoties; op het einde van zijn leven worden zijn werken ambivalent: naast verlichtingsideeën ook depressieve stemmingen => innerlijke tegenspraak (vb. in Confessions (1765-70), Rêveries du promeneur solitaire (1776-78))
    • Sturm und Drang-beweging: Goethe, Het lijden van de jonge Werther (1774)
    • Escapistisch motief: terug naar het niet-rationele: naar het échte leven
  • Natuurmotief
    • Religieuze bewondering voor natuur: vb. J. Thomson, The Seasons (1730)
    • Woeste ongebreidelde grootsheid van de natuur:
      • Spontane creaties van de natuur worden verheerlijkt: vb. overwoekerde ruïnes (ongetemd ↔ burgerlijke zedelijkheid)
  • Bovennatuurlijke en angstaanjagende
    • Graf- en maanpoëzie, Graveyard Poetry (dood, nachtzijde): T. Gray
    • Griezelroman, Gothic Novel (duistere kant)
      • Kenmerken: terugkerende stereotiepen: angstaanjagend décor, gevaarlijke en mysterieuze tegenstanders en onschuldige heldin, plot: geweld en bovennatuurlijke gebeurtenissen, motieven: seksueel verlangen, bezitsdrang, zucht naar kennis
      • Ontstaan rond 1775: vb. H. Walpole, The Castle of Otranto (1764: prototype)
  • Cultus van het ongerepte: bewondering voor wat aan rationaliteit van de burgerlijke wereld ontsnapt
    • Le bon sauvage
    • Het ongerepte verleden (Keltische en Oudgermaanse cultuurpoëzie)
    • Volksziel: vb. J. G. von Herder brengt ongerepte cultuur volk weer onder aandacht.
    • Kinderlijke, onschuldige
  • Nostalgie naar het verleden: terugkeer naar Germaanse verleden:
    • Herontdekking Oudscandinavische poëzie
    • Ossianisme:
      • Ontleend aan bundel van vermeende Keltische liederen, toegeschreven aan Ossian, uitgegeven door J. MacPherson: eigenlijk vervalsing, eigen werk op basis van beperkt oraal folkloristisch materiaal
      • Wordt enorm succes: aanleiding tot internationale stroming van imitaties (vb. Goethe's Werther leest werk van MacPherson, Herder wijdt hoofdstukken aan Ossian)
      • Ossian model voor Keltische wereld, werd daarom uitdrukkingsmiddel voor preromantische gevoelens.
  • Appreciatie voor Keltisch en Oudgermaanse sfeer ↔ Romeins-Franse pseudo-classicisme:
    • Patriottische gevoelens (volksliederen)
    • Ongerepte natuur en oerkracht
    • Heldhaftige daden voorouders
    • Sentimentele liefde (vaak melancholisch)
Lees meer...

De Verlichting: ontstaan en betekenis

A. Inleiding

Burgerlijke mentaliteit:

  • pragmatisme, scepticisme, rationalisme, l'homme cultivé
  • sentimentalisme, subjectivisme (preromantiek): reeds in Renaissance, radicaler in 18e eeuw, wordt het uitgangspunt, doordat burgerij nieuwe dominante stand wordt

Ontstaan en betekenis Verlichting

Theoretisch-filosofische stroming (geen strikte literatuurstroming, beïnvloedt wel latere schrijvers)
Intellectuelen maken wel gebruik van literatuur om ideeën Verlichting kenbaar te maken aan het publiek.

Het zijn radicale ideeën, onder impuls van nieuwe ideeën uit de 18e eeuw:

  • democratische ideeën, tegen absolutisme (vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid)
  • rationalisme
  • scepticisme: twijfelen aan absolute waarheden
  • radicale verdraagzaamheid (godsdienstig en metafysisch pluralisme)
  • pragmatisme: concrete alledaagse leven

Rol schrijver-intellectueel verandert: Classicisme: hoveling; ideaalbeeld nu: kritische, pragmatische burger (cf. Renaissance) → l'homme cultivé vs. le gentilhomme

Ontstaan

  • Engelse burgerij: vernieuwingsbeweging: verspreid zich over Europa
  • Franse Verlichting: zeer combattief (tegen macht koning en Kerk); Diderot en D'Alembert, Voltaire, Rousseau
  • Duitse Verlichting: saai en nuchter, onder invloed van Engelse (eerste fase: Engels empirisme) en Franse voorbeelden (onder Frederik de Grote), wordt opgedrongen door heersers

Intellectuele pijlers van de Verlichting

  • Filosofie: taakuitbreiding: naast theorie ook Praktische Rede, Gezond Verstand (vanuit ethiek bv.)
    • Rationele verklaring voor alledaagse dingen, logica van het alledaagse leven
    • Descartes (voorloper): Discours de la méthode (1637): geeft raad hoe men zijn leven moet organiseren

Filosofie wordt belangrijk in 18e-eeuwse maatschappij:

  • Filosofie wordt basisdiscipline in universiteiten (eind 18e - 19e eeuw)
  • Filosofie verovert de salons (Diderot)
  • Filosofische publicaties verdubbelen (theologie neemt af)
  • Religie: traditionele theïsme verliest aan invloed, pogingen om religieuze denken een rationeel fundament te geven => nieuwe ideeën (vooral bij vrijmetselaars)
    • Ontstaan deïsme (merendeel bevolking)

- Schepper verantwoordelijk voor ontstaan kosmische orde, grijpt niet persoonlijk in in zijn schepping

- Mens is verantwoordelijk voor eigen daden

- Belangrijke component vrijmetselarij

  • Freethinkers: wijzen elke vorm van religiositeit af (kleine groepen)
  • Ethiek: tendens tot filosofische, rationele fundering; Hume: ethiek is beoordelen menselijk gedrag door mensen.

  • Encyclopedieën en andere filosofische geschriften (verspreiding vanuit Engeland, encyclopedie: centrale dingen)
    • Diderot en D'Alembert: L'encyclopédie (1751-1771, 33 dln.): over alles wat geleerden belangrijk vonden: wetenschap, ambacht, …

- D'Alembert: wiskunde en natuurkunde

- Diderot: literatuur en filosofie

- Bijdragen van andere Verlichtingsdenkers: Voltaire, Rousseau, Montesquieu

  • Psychologieën: commentaar over alledaagse dingen, beschrijvingen (vb. beroepen)
  • Voltaire

- Afkomstig uit provincie, kwam naar Parijs, reputatie van berucht en gevreesd satiricus, verdedigde onvoorwaardelijke tolerantie

- Ondervond onverdraagzaamheid (werd tot de orde geroepen en verbannen => leert Engelse verlichtingsdenken kennen)

- Trekt zich terug in slot van Cirey (leefde in concubinaat met markiezin)

- Drie jaar lange verblijf aan hof Frederik de Grote

- Ideeën Voltaire: metafysisch vlak: deïsme; politiek vlak: vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid

B. Vertegenwoordigers van het Verlichtingsdenken

Conventionele literatuurvormen om verlichtingsdenken te verspreiden: brief, essay, journalistieke artikels, conte philosophique (Voltaire, uitgangspunt is een filosofisch probleem)

Enorme opgang romangenre (belangrijk: bestudeert alledaagse leven)

Filosofisch geïnspireerde literatuur

  • G. Lessing: toneelstuk Nathan der Weise
    • Pleit voor religieuze tolerantie (jood wordt vervolgd vanwege geloofsovertuiging, maar blijft zelf verdraagzaam)
    • Prioritair is het goede handelen, wat los staat van geloof en ras, mensen die elkaars religie niet aanvaarden kunnen toch een nauwe band hebben
    • D. Diderot: vecht voor autonome individu: mens en autoriteit gaan niet samen
      • Antiklerikale roman La Religieuse, dialoog- en briefroman Le neveu de Rameau en dialoogroman Jacques le fataliste et son maitre
      • Bewonderde Engelse burgerlijke literatuur (Richardson)
    • Voltaire: contes philosophiques: strijd tegen godsdienstig fanatisme en politiek absolutisme
      • Micromégas (1752): buitenaards wezen bekritiseert Westerse wereld
      • Candide ou l'optimisme (1759): satire op filosofisch optimisme van Leibniz, pleidooi voor burgerlijk pragmatisme (men moet zich bv. bezighouden met tuinbewerken)
    • A. Pope: geeft uitdrukking aan verlichtingsmentaliteit

Burgerlijke zedenroman in Engeland

  • D. Defoe: Robinson Crusoe (1719)
    • Lofzang op burgerlijke deugden
    • Exotisch kader sluit aan bij koloniale expansie van Engeland ('bewerken en beschaven')
    • Religie: bekering: men moet verantwoordelijkheden opnemen

Moll Flanders (1722): geromanceerde biografie, reeks van losstaande, vaak realistische taferelen, vorm is verwant aan schelmenroman (Moll is een picaro die tot inkeer komt)

  • J. Swift: Ier, tegen uitbuiting armen, misantroop, hekelt vooruitgangsoptimisme, toont aan dat menselijke ambitie tot onmenselijke machtsstrijd leidt.
    • Gulliver's Travels (1726): ridiculiseert nieuwe burgerlijke klasse, groteske overdrijvingen:
      • Verkleining menselijke zwakheden en ijdelheden: eiland Lilliput (hoge en lage hakken = Tories - burgers)
      • Vergroting ervan: eiland Brobdingnag (vliegende stad Laputa: geleerden en filosofen doen er de gekste dingen vb. zonlicht uit komkommer halen)
      • Verdierlijking: paarden op Houyhnhnm (Yahoo: slechte mensen)
      • Confrontatie van problematische held met problematische samenleving. Hierdoor is Swift een voorloper van het 19e-eeuwse realisme.
    • H. Fielding: eerste die erin slaagt de menselijke komedie (parodie op het lichaam) in de vorm van een verhaal te gieten.
      • The History of Tom Jones, a Foundling (1749): vondeling ontpopt van onstuimige jeugd tot voorbeeldige echtgenoot, symbool van aanvaardbare middelmaat.
      • Joseph Andrews (1741): parodie op Richardson's Pamela, Fielding's satirische toon wijkt af van die van Richardson.

Sentimentele zedenroman

Ook hier zeden burgerij centraal, manier waarop verhaal intersubjectieve relaties en psychologie naar voor brengt verschilt. Anticipatie op realisme uit 19e eeuw.

  • S. Richardson: Pamela or Virtue rewarded (1740-41): keukenmeidroman, deugd overwint en Pamela wordt beloond. Prototype voor wensdroomliteratuur. Clarissa Harlowe (1747-48): briefroman gebaseerd op zelfde intrige.
    • Richardson stelt privé-sfeer, huiselijk kader centraal. Hoofdpersonages zijn concrete burgers .
    • Aandacht voor morele problemen: komt vaak neer op bevestiging puriteinse zedelijkheidsidealen.
    • Toegenomen belang emotionele in romanliteratuur.
    • L. Sterne: The life and opinions of tristram shandy, Gentlemen. (1760-67): voor hoger geschoolden, stelt publiek op proef, levensverhaal, niet volgens chronologisch schema, plotloze roman, collage, experimenteel, grappig
    • A.-F. Prevost: sterk beïnvloed door didactische roman van F. de Fenelon, Telemaque; Manon Lescaut (1761): vermenging moralisme en emotionaliteit, zoals Richardson.

Europees verschijnsel met zwaartepunt in Engeland.

Lees meer...

Pseudoclassicisme - Rococo

A. Zedenkomedies van het pseudoclassicisme

Kenmerken

  • Stereotiep stramien: intrige evolueert altijd naar verloving en huwelijk (cliché happy end)
  • Uitgewerkte psychologische ontleding (esthetiek: personages moeten goed uitgewerkt zijn)
  • Liefde als centraal motief
  • Over alledaagse levensstijl
  • Burgerlijke genotscultuur: moralisme
  • Contrast stijlregisters: lachen over ernstige dingen: tragisch pathos en komisch sentiment

The Restoration Comedy (comedy of manners)

  • Melodrama
  • Blijspelvorm
  • Thema: kritiek op schijnmoraal, lachen met domheden van de wereld (cf. Moliere)
  • Dubbelzinnige en soms schunnige toespelingen
  • W. Congreve: Love for love (1695); J. Gay: The Beggar's Opera (1728)

Comédie larmoyante

  • Tragische ontwikkeling, happy end
  • Burgerlijke sfeer: gericht op Parijse publiek
  • Aandacht voor gevoelsleven
  • P. de Marivaux: Le jeu de l'amour et du hasard (1730); P. de Beaumarchais: Le mariage de Figaro (1784)

B. Rococoliteratuur (2e helft 18e eeuw)

Terminologie

Rococo = weelderige ornamentvorm (rocaillesculptuur), ook Louis XV -stijl genoemd (interieur). Rococo is op enkele punten verwant met maniërisme en barok: beklemtonen virtuoze en sierlijke. Verschil met barok: wil publiek zich aangenaam laten voelen; barok wil mensen zich klein laten voelen.

Literaire kenmerken en vertegenwoordigers

  • Thematisch
    • Hedonisme: barokke welttheater wordt een profane theaterwelt; In de barok is theater de enscenering van religieuze of metafysische krachten die de wereld beheersen, alledaagse wereld = kosmische machinerie. In de rococo is theater een 'kunstmatig paradijs': geen wereldtheater maar een prettige theaterwereld.
      Technieken om profane theaterwereld te scheppen: proloog in toneelstukken, sentimentele setting (cf. fêtes galantes uit schilderkunst; Bellman: De epistels van Fredman, 1770), anakreontische poëzie (ook verwant met fêtes galantes, onterechte verwijzing naar Anakreoon, vroeg-Grieks dichter; A. Pope: Pastorals, 1709)
    • Melancholie: grote onzekerheid ten aanzien van de vergankelijke wereld; Bellman, Wieland (Die Geschichte des Agathons, 1767: wordt eerste Bildungsroman genoemd), later ook Goethe.
      Plot: rijping hoofdpersonage: melancholie: eenzaamheid, enkel op jezelf aangewezen.
  • Generisch (genre)
    • Barok en classicisme: opteren voor grootse drama's (Lucifer) en grootse epische werken (Paradise Lost)
      Rococo: opteren voor kleinere genres (idylle, sprookje, novelle) ter verstrooiing van de luisteraar
    • Voorliefde voor melodrama (oorspr. enkel zang en muziek, meer affectief): uitgewerkte emoties (affectieve spanning, grote contrasten); P. Metastasio; theater met loges: wordt een artificieel gebeuren
    • Weerstand tegen klassieke genregrenzen, voorkeur voor genre mêlé; Pope: The rape of the lock (1712-14) (Gesandtkunstwerk: plastische en toegepaste kunsten)

  • Formeel: inventiviteit belangrijker dan imitatio, groter belang voor creativiteit
    • Versieringen in plastische kunsten en literatuur
    • Verstoring compositie in proza
    • Stijlfiguren → speels effect
    • Open vorm
    • multiperspectivisme: wisselende en verschillende vertelperspectieven.

Lees meer...

Paradoxen van de 18e-eeuwse literatuur

A. Overzicht van de voornaamste tendensen in de 18e eeuw

  • Einde verval hofcultuur
  • Opkomst burgerlijke cultuur: verantwoordelijk voor culturele vernieuwing
  • Aansluiten bij tendensen van de Renaissance en vermenging van aristocratisch cultuurideaal uit 17e eeuw met burgerlijke smaakpatronen

Erfenis van de 17e eeuw

Striktheid classicisme komt op helling; nieuwe kunstvormen: Pseudo-Classicisme (nog steeds academisch); duidelijker in 2e helft 18e eeuw met Rococo: verfijndere, barokke variant van het Classicisme: formele regels hofcultuur bijna volledig genegeerd, protest tegen autoritaire kunst doordat burgerlijke smaakpatronen meer doordringen in het cultuurleven. Rococo richt zich op de zintuiglijkheid, emotionaliteit en alledaagsheid van burgerlijke cultuur => frivole kunstvorm, gericht op ontspanning en verstrooiing.

Einde 18e eeuw: fracties van de burgerij willen een hernieuwde terugkeer naar zuiverheid en soberheid => Neoclassicisme: middel om burgerlijke genotcultuur in te dijken; eerder mentaliteit van Renaissance.

Vernieuwing in de 18e eeuw

Dominantie burgerlijke smaakpatronen in cultuurvormen: Verlichting en Preromantiek: liggen aan basis verdere ontwikkeling moderne literaturen.

B. Cultuursociologische situatie in de 18e eeuw

Crisis centrale gezag en verval classicistische hofcultuur

  • Classicisme te danken aan autoritaire regime Boubons: wordt niet meer zomaar aanvaard: hofcultuur Bourbons wordt afgebouwd (Franse Revolutie, Louis XVI). Kunstenaars moeten zich niet meer richten op koninklijk hof.
  • Afname maatschappelijk belang aristocratie in loop 18e eeuw.

Opkomst burgerlijke cultuur in 18e eeuw

  • Burgerij als nieuwe cultuurdrager: door toenemend belang op politiek en economisch niveau van de burgerij. Introductie lage smaakpatronen (materialistisch, genieten, niet prioritair) en kritisch pragmatisme. Versmelten levensstijlen culturele elitegroepen: burgerij imiteert grandeur en verfijning aristocratie; aristocratie gedraagt zich moderner (intimiteit, huiselijkheid)
  • Stad als centrum cultuurleven: zwaartepunt culturele leven in stedelijke culturele centra: salons van aristocraten, schouwburgen, bals, …
  • Verandering in smaak: Querelle des anciens et des modernes: twist tussen traditionalisten en vernieuwers beslecht in voordeel van de vernieuwers. Begin 18eeeuw:
    • Stroming die voorbeeldfunctie klassieke literatuur niet wil betwijfelen (de la Fontaine): cultuurpessimisten, perfectie van het verleden, geen verbetering mogelijk van de Klassieken (minderheid)
    • Stroming die van mening is dat schrijver grote persoonlijke inbreng moet hebben (Perrault): cultuuroptimisten, nieuwe vitale culturele ontwikkeling, op weg naar perfectie.
  • Verandering in smaak: architectuur en plastische kunsten:
    • Van majestueus (barok, rubens) naar frivool (pastorale kunst: natuur geeft geborgenheid): accentueren genotscultuur op vlak van architectuur en schilderkunst.
    • Van normatieve poëtica naar innige, speelse stijl (individueel, verliest ernst en maatschappelijke verantwoordelijkheid): alledaagse sentimenten (vb. huisdieren).

C. Rol en sociale basis burgerlijke ideeën

Nieuwe ideeën => Verlichting (pragmatisme, scepticisme en rationalisme)

=> Preromantiek (natuurlijke eenvoud, sentimenteel subjectivisme)

Nieuw klimaat met centraal 'vrije meningsuiting': in Europese hoofdsteden ontstaat discussiecultuur.

  • Verenigingen:
    • Academies: wetenschappelijk, eerder vakgroepen zonder patronage (Rousseau)
    • Salons (burgerlijk of gemengd): aanvankelijk enkel door aristocratie, in 18e eeuw ook door burgervrouwen; evolueerde van artistiek (17e E) naar politiek (18e E)
    • Leesgezelschappen: toenemende alfabetisering, boeken en tijdschriften lezen, verbonden met literaire café (informeler maar krachtiger) en boekhandels (uitleningen, uitwisseling commentaar)
    • Vrijmetselaarsloges: spirituele groepen met als doel een betere wereld te creëren. Rituelen en symbolen gaan terug op ME kathedraalbouwers, zetten alle ideologische en religieuze geschillen aan de kant; werd een gevaar voor politieke en religieuze overheden: tegen het christelijk geloof: "God heeft wereld gebouwd, mens moet verder bouwen".
  • Nieuwe media
    • Bloei boekbedrijf
    • Afname censuur: meer liberaal klimaat in Europa
    • Zedenkundige tijdschriften (over cultureel en politiek leven): burgerlijk moraal verspreiden, kritiek op politieke zeden Ancien Regime, informeren over goede smaak en mode
    • Spectatoriale tijdschriften: periodieke, journalistieke tijdschriften in navolging van 'The Spectator' (Addison en Steele): 'The Tatler', 'The Guardian', … Later werd de termijn korter.
  • Rol burgervrouw in 18e eeuw: de politieke macht in de 18e eeuw komt door manufacturen in handen van de mannen en betaalde krachten zorgen voor het huishouden. Vrouwen zijn dus opgesloten en gaan zich bezighouden met cultuur: brieven schrijven, musiceren, salons. Ze worden de grootste publieksgroep van de nieuwe literatuur.

Lees meer...

Classicisme (17e eeuw)

→ Frans verschijnsel

A. Inleiding

Periodisering en verspreiding

Hoogtepunten barok: Engeland, Nederlanden en Spanje tijdens de 17e eeuw. In Frankrijk blijft de barok marginaal: vanaf eind 16e eeuw is classicisme er de dominante stroming (naast het maniërisme) → Barokeeuw = l'age classique. Men kijkt in Frankrijk radicaal terug naar de Renaissance.

Vooral bij toneelschrijvers Racine en Corneille.

Bloei classicisme rond 1660. Vanaf 2e helft 17e eeuw en vooral in de vroege 18e eeuw invloed in Europa (met het classicisme komt ook de Franse taal over naar de rest van Europa)

  • In Engeland en Spanje: al in 2e helft 17e eeuw krijgt barok concurrentie van classicisme (Milton's klassieke gestrengdheid)
  • In het aristocratische kunstleven van Londen vindt classicisme en vruchtbare voedingsbodem (Dryden: late 17e eeuw; Pope: 18e eeuw)
  • Ook in later werk van Vondel en in Duitsland kent classicisme navolging.

Enkel werken rond 1660 zijn strikt classicistisch; later (vroege 18e eeuw) wijken ze zo af van de klassieke cultuur → pseudo-classicisme

Cultuurhistorische context

Frans classicisme: aristocratisch element (Renaissancesmaak: terugkeer) sterk benadrukt.

Reden: in eerste instantie cultuur van het (koninklijke) hof (absolutisme van de Bourbons).

Politieke situatie

Absolutisme van de Bourbons: succes door verzwakte staat na godsdienstoorlogen. Ook de cultuur werd nu centraal georganiseerd

Cultuursociologische situatie

Geestelijk imperialisme op alle gebieden van het maatschappelijke leven.

Vooral op vlak van sociale cultuurdragers is er een verschil met Renaissance.

Geboorte-adel vervangen door brevetadel: cultuurpatroon wijkt sterk af van dit van de oude aristocratie: inspiratie bij de Renaissance (cf. Castiglione): ideaalbeeld van de honnête homme, actualisering van het ridderideaal (plichtsbesef, trouw, verfijnd, …) → geradicaliseerd aan het hof van de Bourbons: ontwikkelt zich tot gedragscode van de gentilhomme: etiquette die bepaalt welk gedrag verplicht is voor de aristocratie, met als voorbeeld het gedrag in de saloncultuur van de Préciosité.

Levensstijl hofadel wordt maatschappelijk ideaal Franse elite en breidt zich uit tot een levenscode voor alle gegoede maatschappelijke groepen → ook leden van de burgerij gaan zich richten naar dit beschavingsideaal (Molière, Racine): daardoor zullen veel elementen van dit patroon het gedrag van de burgerij in latere periodes bepalen.

Kunstsociologische situatie

Louis XIV: 1 koning, 1 wet, 1 godsdienst, 1 cultuur. Cultuurimperialisme drukt zich uit in staatsreligie (opheffing Edict van Nantes), in een autoritaire hofcultuur en in classicistische kunstvormen.

  • Hofcultuur: organisatie artistieke leven komt in handen van de académies, centralistische instituties die verschillende kunstdisciplines reglementeerden; ze waren onderworpen aan een soort kunsttheorie
    • Académie de Peinture et de Sculpture: eerst vrije vereniging, wordt onder Le Brun een autoritair geleide staatsinstelling
    • Académie Française (1634, Richelieu): 40 deskundigen op literair gebied die de literaire productie reglementeert en consacreert (toekennen financiële middelen)
      → soort staatsmecenaat: grote macht over literatuur
    • Colbert: Surintendant des Bâtiments: stelde kunstproductie ten dienste van het vermarkten van monarchaal prestige. Zijn cultuurpolitiek draagt bij tot totstandkoming van de mythe 'le Roi Soleil': motor achter oprichting van de académies en onder zijn impuls wordt de koning de belangrijkste opdrachtgever (staatsmecenaat): paleis Versailles, Dôme des Invalides, uitbreiding Louvre, …
  • Classicistische normen: Académie de Peinture et de Sculpure verplicht het getrouw navolgen van de klassieke werken, zowel vormelijk als inhoudelijk. (Poussin)
    • Académie Française pleit voor strikte toepassing van traditionele vormwetten: eisen van de klassieke regels.
    • Klassieke regelesthetica: ultiem referentiepunt

B. Kenmerken

→ wijkt af van vernieuwingen uit Renaissance en barok

La querelle des anciens et des modernes

Kunstproducten uit die periode: onpersoonlijk en weinig creatief (slaafse navolging klassieke regels)

Eeuwige tegenstelling vernieuwers - traditionalisten versterkt doordat politieke machthebbers de traditionalisten steunen => spanning niet-officiële kunst (vrije, creatieve stijl: Rubenisten, navolgers van Rubens) - officiële, academische kunst (Poussinisten).

Zelfde spanningsverhouding in literatuur: La querelle des anciens et des modernes.

Deze situatie staat haaks op de neiging tot sterke individuele expressie in de Renaissance en barok.

Literaire kenmerken

  • Rationaliteit, discipline: streven naar orde en evenwicht (zeer radicaal): voornaamste kenmerk; voorliefde voor regelmaat op formeel en thematisch vlak
    • Voorliefde voor afgemeten, juiste verhoudingen op formeel vlak
      • Strikte compositiewetten: vb. Versailles: gevoel van overweldiging, discipline
      • Imiteren beste voorbeelden uit Oudheid: imitatio
      • Thematisch vlak: aandacht voor het psychologische, conflict tussen verstand en affect (Racine)
        • Streven naar personages uitbeelden die blijk geven van verstandelijke controle over hun affecten (in relatie met rationaliteit: past goed in nieuwe cultuur: zelfdwang, zelfbeheersong)
        • Plichtsbesef en verantwoordelijkheidszin personages vaak centraal

Ook op gebied van filosofie en religie: hang naar rationaliteit, orde en evenwicht (Descartes, Pascal)

  • Regelpoëtica: normatieve kunstleer, systeem van esthetische normen dat aan KO ontleende regels vastlegt waaraan het goede kunstwerk dient te beantwoorden. Klassieke esthetische regels (wet van de 3 eenheden): basis rationele discipline van de kunstenaar.
    In de barok en Renaissance was poëtica een instrument waarmee kunstenaar kunstwerken ontwierp, met als uitgangspunt de geest van de klassieken
    • Renaissance: elementen hernemen van de heidense levensstijl uit de Oudheid
    • Barok: spanningsverhouding uitdrukken tussen christendom en heidendom

De invloedrijkste verwoording van de classicistische regelpoëtica: Nicolas Boileau (1637-1711) Art Poétique (1674): gedisciplineerde esthetiek, die vorm en inhoud van de kunstwerken aan regels onderwerpt. Classicistische kunst is niet gericht op normdoorbreking, maar op normbevestiging, het cultiveren van vaste gewoontes.

  • Theater: wet van de 3 eenheden (Aristoteles) verplicht: eenheid van plaats, tijd en ruimte
  • Vraisemblance: eis van geloofwaardigheid of waarschijnlijkheid: door de wet van de 3 eenheden de waarschijnlijkheid van het voorgestelde garanderen
  • Bienséance: geheel van morele voorschriften en beleefdheidsconventies: voorstellen van beschaafd gedrag: kunst geeft het voorbeeld. Alledaagse situaties en taal moeten dus vermeden worden
  • Relaties tussen personages moeten conform de Franse sociale hiërarchie zijn
  • Taalzorg: men wil de Franse taal hanteerbaar maken (lijkt op hedendaags Frans): vastleggen van het klassiek Frans: taal gezuiverd van dialectismen, archaïsmen, en wordt helder, soepel en genuanceerd. Belangrijke rol Académie Française, en enkele grote auteurs (Descartes, Pascal, de Malherbe)

C. Vertegenwoordigers

→ vooral theater, redevoeringen, welsprekendheid

Enige relevante classicistische genre: drama: Corneille, Racine, Molière

Pierre Corneille (1606 1684)

Kwam vroeger dan de rest: minder gedwongen

Blijspelen en tragedies: Le Cid (1636), Horace (1640), Cinna (1640), Polyeucte (1643)

  • Verhaalstof vaak ontleend aan Romeinse geschiedenis met toevoeging van nevenintriges.
  • Thematische constante: helden proberen met wilskracht en hartstocht idealen te verwezenlijken: liefde tot God (Polyeucte), vaderlandsliefde (Horace), vergevingsgezindheid (Cinna). Morele conventies worden publiek bijgebracht op didactische wijze.
  • Formeel: wijkt soms af van wet van de 3 eenheden: stijl kenmerkt zich door retorisch, gezwollen taalgebruik

Jean Racine (1639-1699)

Tragediedichter: Britannicus (1669), Bérénice (1670),…

  • Thematische constante: held kampt met onvermogen hartstochten te temperen: conflict tussen rede en passie maakt leven ondraaglijk => meestal keuze voor bevijdende dood. Beschrijft geïntellectualiseerde hartstocht.
  • Formeel: strengere toepassing klassieke compositiewetten: tragische handelsmoment geconcentreerd op crisismoment mensenleven. Eleganter, soberder en poëtischer taalgebruik als Corneille. Ook beheerster: aanspreking met seigneur

Molière (J.B. Poquelin 1622-1673)

Eigen theater (Illustre Théâtre: 1643), acteur bij reizend gezelschap, nauwe band koningshof, vooral bekend van blijspelen. Qua intrige niet echt vernieuwend, wel verfijnde psychologische karaktertekening (types als hypocriet, vrek): geven panoramisch beeld van zijn tijd

  • Vroege werk: kluchten, maatschappelijk satires: hekelt wantoestanden in saloncultuur préciosité (les précieuses ridicules, 1659). Toch normbevestigend
  • Rijp toneelwerk: Komedies over liefde en ontrouw (L'école des maris, 1661), over hypocrisie van de opvoedingsinstanties (L'école des femmes, 1662), over de pose van de vroomheid (Tartuffe ou l'imposteur, 1664), over een intellectualistisch sociaal type dat intersubjectieve afhankelijkheid ontkent (Le misanthrope, 1666), psychologische komedies (Comédies de caractère) en zedenkomedies (Comédies de moeurs)
  • Later werk (onder mecenaat Louis XIV): ontspanningsstukken met afgezwakte sociale kritiek en nadruk op komische effecten.Sommige stukken opgeluisterd met muziekfragementen behoren tot comédie ballet (le bourgeois gentilhomme 1670, les femmes savantes, 1672, Le malade imaginaire, 1673)

Andere genres:

  • Functionele literatuurproductie (ondergeschikt aan absolutistische idealen): redevoeringen en welsprekendheidliteratuur (Bossuet 1627-1704)
  • Literatuurproductie in het kader van maniëristische hofcultuur: brieven, maximes
  • Didactische roman: François de Fénelon (1651-1715), Télémaque (1699)
  • Lyriek van François de Malherbe (1555-1628): beste vb. classicistische poëzie

Lees meer...

Verschillen tussen Maniërisme en Barok

Verschillende doelgroep en smaakpatronen

  • Maniërisme: stijl van de aristocratie
    • Komt voor in aristocratische hofhoudingen in verschillende Europese landen
    • Belangrijk model: Franse maniëristische stroming La Preciosité (begin 17e eeuw): eerder een cultuurverschijnsel dan een literaire stroming

- Belichaamd in saloncultuur

- Literair salon: voordragen literair werk en uitwisselen bon mots

- Beoordeling kunst en onderhouden smaakconventies: gemonopoliseerd door salons: bemiddelen tussen kunstproducenten en -consumenten (vermits beide groepen elkaar ontmoetten in de salons)

  • Intellectualistisch smaakpatroon: etaleert een grote culturele bagage (voor kenners)
  • Barok: cultuurvorm gesteund door Kerk en burgerij (later ook aristocratie)
    • Kerk steunde kunst die groot publiek aansprak (burgerij)
    • Burgerij is als doelgroep dubbelzinnig: aardse, alledaagse smaak en sterk moralistisch-religieuze attitude.
    • Barok= gevoelsgerichte en meer populaire smaak

Verschillende genrevoorkeuren

  • Barok: voorliefde epos en drama: burgerlijke genres, gevoelsgericht maar populair
  • Maniërisme: voorkeur kleinere epiek (epyllion, sprookje, briefliteratuur, novelle), gnomische genres (maximes) en lyriek: verfijnde smaak aristocratie, intellectualisme

E. Vertegenwoordigers

Maniëristische poëzie

  • Don Luis de Gongora Y Argote (1561-1627) en Giambattista Marino (1569-1625):
    • Intellectualistische poëzie
    • Beïnvloed door Latijnse lyriek en humanisme
    • Beeldspraak geïnspireerd door antieke mythologie
    • Grote vormvirtuositeit: versieringen
  • Marinisme en Gongorisme (16e - begin 17eeeuw): pejoratieve benaming voor epigonen van bovengenoemde maniëristen
    • Overdrijving: overbluffen op thematisch vlak: veel goden, nimfen
    • Intellectualistische gekunsteldheid, gezochte verwijzingen naar klassieke cultuur (overbluffen met eruditie)
    • Te sterke benadrukking vormelijke
  • Metaphysical Poets: John Donne (1573-1631)
    • Term metafysisch is misleidend: kregen dit epitheton door intellectualisme (woordspelletjes) en hun neiging tot persoonlijke reflectie (filosofisch en religieus) nadenken over sterfelijkheid mens, …
    • Ondanks spiritualistische inslag, ook wereldse, vitalistische inslag (aards, soms boertig, ook pessimisme en twijfel)
    • John Donne (The Anniversaries): verwerkt in lyriek vitalisme en pessimisme: elegie over dood van een jong meisje, waarin weemoed en liefdesextase worden vermengd. Thematiek werk wordt beheerst door vergankelijkheid en versplintering van de wereld

Gnomische vormen, brieven, maniëristische roman

  • Maximes: literaire vorm waarin Préciosité-cultuur zich bij uitstek toont: François la Rochefoucauld
    • Gnomische vorm, verwant aan aformisme (spreuken, levenswijsheden)
    • Spitsvondige of humoristisch geformuleerde definities en spreuken
    • Gedragsregel omtrent menselijke leven: levensprincipes
    • Réflexions ou sentences et maximes orales (1665): vrij pessimistische aformismen
      • Spanningsverhouding uiterlijke schijn en ideëel wezen
      • Pessimisme: eigenbelang als essentiële drijfveer van de mens voorgesteld
  • Briefliteratuur: Mme de Sévigné (1626-1696; vindt la Rochefoucauld een oude brompot)
    • Meer dan 10.000 brieven
    • Tonen dat geestelijke ontreddering een belangrijk motief is geworden
    • Brieven schrijven om iemand te overtuigen van je kwaliteiten
  • Maniëristische roman: Mme Marie-Madeleine comtesse de la Fayette
    • Beoorde tot dezelfde kring als De Sévigné en La Rochefoucauld
    • Schreef eerste Franse psychologische roman: La Princesse de Clèves (1678)
      • Banale liefdesgeschiedenis, verwant met amadische en pastorale roman
        Pessimisme: liefde kan je niet redden van de dood
      • Nadruk op karakterontleding: innerlijke conflicten tussen menselijke drijfveren. (↔ Classicisme: mens moet hartstochten temperen)
      • Analyse van intersubjectieve relaties tussen personages
      • Destructieve werking liefde: pessimistische thematiek
      • Sterk moralistisch: duidelijke religieuze ingesteldheid

Barokepos (proza)

John Milton (1608-1674): Engels toneelschrijver die christelijke revival tijdens barok goed illustreert.
Paradise Lost (1667: 10 boeken, 1674: herziene uitgave in 12 boeken): 12-delig religieus epos dat scheppingsverhaal en zondeval herneemt. Typisch barokke thematiek:

  • Zondeval van de eerste mens: veel traditionele kenmerken van het epos, maar door de universele geldigheid van het thema moest Milton de gebruikelijke epische techniek verwerpen. Held is niet een bepaald individu met buitengewone fysische en geestelijke kracht en moed, maar de mens in het algemeen. Mensheid krijgt symboolwaarde: wordt voorgesteld in haar confrontatie met kosmische totaliteit
  • Karakters (Adam en Eva, Satan) worden als menselijke figuren met tragische lotsbestemming voorgesteld. Vaak ironische toon.

Vondel en Calderon

Barokke avonturenroman

In navolging van de amadische roman, wel grootser

Scudéry, d'Urfré, La Calprenède, Lohenstein: inmiddels in vergetelheid geraakt, toch belangrijk in ontwikkeling verhaalkunst

  • Radicalisering traditionele heldenroman: niets is normaal, middelmatig, alles is grandioos
  • Net als in ridderroman wordt de held op de proef gesteld: moet heldhaftige aard bewijzen
  • In tegenstelling tot ridderroman is held dynamisch personage: wordt geïntegreerd in een proces, daden staan in functie van zoektocht naar waarheid en gerechtigheid (wraak)
  • Motief rad van fortuin: kleinheid mens tonen door held te plaatsen in avontuurlijke wereld vol met hindernissen: ontvoeringen, verkrachtingen, slavernij
  • Hoofdmotief: trouw van de geliefden: happy end
  • Soms elementen uit de pastorale roman

Barokdrama

  • Don Pedro Calderon de la Barca (1600-1681)
    • Centrale idee vaak zeer religieus: werk verheerlijkt de Rooms-katholieke Kerk en haar dogma's vooral in godsdienstig-historische stukken (anekdotes uit Europese geschiedenis) en autos sacramentales (El gran theatro del mundo)
    • Filosofisch motief: vooral ijdelheidsmotief van barok
    • Aandacht voor psychologie in de comedia's (mantel en degenstukken): werkt psychologie veel beter uit dan Lope de Vega: nuanceert het conflict liefde-eer, de wraakneming wordt niet goedgekeurd, maar psychologisch verklaard: diepere karaktertekening dan bij de Vega
  • Joost van den Vondel (1587-1679)

Lucifer (1654), Adam in ballingschap (1664): stukken waarin de dichter zich ten dienste stelt van het katholieke geloof (eisen barokpoëtica), maar ook andere elementen van de poëtica duidelijk bespeurbaar zijn.
Meester van de antithese

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen