Menu

Leibniz 17e-18e eeuw - rationalisme

Geen systeembouwer, Hij kende alle gebieden van de wetenschap en filosofie.
Er bestaan volgens hem talloos veel substanties, deze noemt hij monaden. Ze hebben geen uitgebreidheid, maar samenstellingen ervan kunnen wel materiële en uitgebreide kenmerken krijgen. Binnen elke monade is er een soort ziel. Ze kunnen een ontwikkeling doormaken maar ze oefenen op elkaar geen invloed uit.
God is de hoogste monade: heeft alle andere geschapen dat ze met elkaar in Harmonie zijn, ondanks het feit dat ze niet met elkaar in contact staan.
Het principe van voldoende grond: God kon kiezen tussen een onbeperkt aantal mogelijke werelden en hij heeft die gekozen die de best mogelijke combinatie van alle eigenschappen had.
Het theodicéeprobleem: God is almachtig omdat hij deze wereld heeft doen ontstaan, alwetend omdat hij kennis had van alle mogelijke werelden en oneindig goed omdat hij de best mogelijke wereld heeft gekozen. De wereld kan niet volkomen volmaakt zijn want dan zou hij gelijk zijn aan God.

Lees meer...

Spinoza 17e eeuw- rationalisme

De methode om tot betrouwbare kennis te komen is degene waarin ons verstand zijn mogelijkheden ten volle realiseert. Rede = datgene in de mens dat hem het dichtst bij God doet komen. (= Descartes)
Stelt dat de Bijbel een verzameling van historisch gesitueerde teksten is, die aangepast zijn aan het bevattingsvermogen van de grote massa. Scheidt filosofie van theologie.
God is de substantie, de grondslag van de werkelijkheid, het uitgangspunt van het axiomastelsel v.d. wereld. De substantie is iets dat op zichzelf bestaat, de dingen rondom ons ontstaan en vergaan en komen dus door iets anders tot stand. De substantie is oorzaak van zichzelf en vertrekpunt van het denken. Er kan maar één substantie zijn en die moet oneindig en eeuwig zijn. (= Pantheïsme, hij beschouwd God en Natuur als 2 synoniemen)
De attributen: oneindig aantal zijnswijzen waarin de substantie zich uitdrukt. We kennen er 2 van: het denken en het uitgebreide (materiële wereld). De concrete dingen rond ons zijn modi, die voortvloeien uit de substantie. = parallellisme tussen denken en materie (2 verschillende attributen van God)
De vrijheid van de wil bestaat niet in Spinoza’s wereldbeeld want ook de mentale processen zijn gedetermineerd. Alleen God is volkomen autonoom.
Ethisch ideaal voor de mens is dichter bij God komen en dus het verhogen van de autonomie. De hoogste vorm van autonomie is redelijk denken. De hoogste ethische waarde is inzicht krijgen in de hoogste werkelijkheid. Ultieme geluk: liefde tot het eeuwige, oneindige en onveranderlijke wezen
Staatsvisie = mechanicistisch. De Samenleving bestaat uit groepen en mensen met allerlei belangen, die kunnen worden voorgesteld als krachten die op elkaar inwerken. MAAR: hij zegt dat de natuurtoestand blijft bestaan, mensen blijven egoïstische wezens. Hij verdedigd democratie als enige staatsvorm.

Lees meer...

René Descartes 16e eeuw – rationalisme

Wanneer men over de totaliteit van de wereld ware kennis wil verwerven, moet men beroep doen op de methode van de wiskunde: vertrekken van begrippen en axioma’s die duidelijk, klaar en eenvoudig zijn. Daaruit moet men dan, op deductieve wijze, tot stellingen komen.
Methodische twijfel: twijfelen aan alles, MAAR ‘Je pense donc je suis’. Het bestaan van een kennend object staat dus vast.
Godsbewijs: Het volmaakte wezen waarvan ik mij een begrip kan vormen moet per definitie bestaan want anders zou het niet volmaakt zijn. (= ontologisch godsbewijs van Anselmus)
De buitenwereld; daarover bezitten we heldere en duidelijke ideeën, maar dat betekent daarom niet dat het ook bestaat; maar God heeft ons die ideeën ingeprent, en een volmaakt wezen zou ons niet bedriegen.
Dit rationalisme gaat meestal gepaard met nativisme, de opvatting dat de menselijke geest over aangeboren ideeën beschikt. Het impliceert ook dualisme , de opvatting dat er twee substanties bestaan in de werkelijkheid. Descartes aanvaardt misschien zelfs 3 substanties: het materiële, het denken en God.
Descartes heeft een mechanistische visie op de natuur: heel de wereld is beschrijfbaar met de principes van de mechanica en dat de basisaxioma’s daarvan aangeboren zijn.

Lees meer...

Aristoteles 384-322 v.C. (leerling van Plato)

Eerste grote systematicus, hij stelde zijn inzichten voor in cursussen.
Kennisleer: hij aanvaardt de betekenis van de vormen als kennisobject, MAAR gelooft niet dat ze een afzonderlijk bestaan zouden leiden, vormen bestaan alleen in de dingen zelf. De kennis van vormen gebeurt via een abstractieprocédé : nadat we talloze, concrete, onvolmaakte benaderingen van cirkels hebben gezien, vormt zich in onze geest het begrip ‘de volmaakte cirkel’. Het denkproces moest volgens strenge regels verlopen en hij ontwierp hiervoor: de logica.
Ervaring is volgens Aristoteles eerder ‘ondervinding’, dat wil zeggen inzicht dat men verkrijgt door ouder te worden en veel te hebben beleefd.


De wereldvisie is teleologisch; klemtoon op de doelgerichtheid die ogenschijnlijk in de wereld aanwezig is. De wereld kan men verklaren door het doel aan te wijzen waarnaar alles streeft. De causale/ oorzakelijke verklaring zette zich verder door bij de ontwikkeling van de moderne natuurkunde.
ethica en politiek: meer pragmatisch, meent dat de juiste inzichten uit de reflectie over de menselijke activiteit zelf moeten groeien.

Lees meer...

Plato 428-348 v.C.

Kennisleer volgens de denkwijze van de meetkunde  vormenwereld: hierin bestaat het basismodel, het prototype van alle dingen op volmaakte wijze. Onze wereld vertoont slechts benaderende realisaties van deze vormen, die vormen leiden een objectief bestaan in een aparte werkelijkheid. (Allegorie van de grot)
Volgens platonisten is een object mooi of goed, wanneer het meer dan een gewone gelijkenis met de Vormen vertoont. Het lelijke, het immorele, het onrecht is dan een object of een situatie die van de ideale Vorm afwijkt. De Vormen zijn kenbaar DUS is het mogelijk om het goede te kennen (ook toepasbaar op staatsordening).
Plato’s mensbeeld: de redelijke ziel is afkomstig uit de Vormenwereld, ze heeft een goddelijk karakter en is onverwoestbaar. Doordat de ziel in de vormenwereld alle vormen heeft gezien kan ze zich dat tijdens haar aardse bestaan herinneren .

Lees meer...

De Frontiers van de wereldgeschiedenis.

Het samenspel tussen plaats en tijd creëert een voortdurende dynamiek, met zones van verschuiving en overgang. Deze grenszones of frontiers zijn een centrale focus in de wereldgeschiedenis van vandaag. De frontiers zijn geen afgebakende grenzen, maar immer verschuivende zones van contact tussen verschillende sociale ruimtes, sociale systemen. Frontiers kunnen extern en intern zijn, als onderdeel van een veranderend systeem (figuur 23). De afbakening van sociale groepen zorgen voor overgangszones, zo ontstaan van synergieën, maar ook tegenbewegingen, is er plaats voor samenwerking, maar ook voor verzet. Frontierzones worden permanent gereproduceerd door samenlopende en dialectische processen van homogenisering (reductie van frontiers) en het heterogenisering (creatie nieuwe frontiers). Geschiedenis wordt gemaakt door door permanente verschuivingen in en tussen de frontierzones.

De frontierfocus in de wereldgeschiedenis noodzaakt onderzoek naar gelijkenissen en verschillen, naar verbanden en naar systematische veranderingen:

Grenszones van contact, van culturele, sociale en economische interactie

Ontstaan van nieuwe, hybride frontiers door doorkruising van culturele zones

Politieke eenheden bestaan bij gratie van grenzen, die proberen ze zo strikt mogelijk af te scheiden maar die vallen echter meestal niet samen met culturele en economische grenzen.

De vele projecten van migratie en kolonisering van rijken en staten vormen zo een permanent proces van een doorbreken van bestaande grenzen en het creëren van nieuwe periferieën en nieuwe geografische, maar ook culturele frontierszones. 16de eeuw is er een gigantische expansie en verschuiving van perifere frontierzones. Deze expansie bindt grote bevolkingsgroepen aan de Europese wereldeconomie.

Grenzen en frontiers moduleren op deze wijze wereldhistorische processen, via:

Politieke expansie

Menselijke migratie

Economische ruil of incorporatie

Culturele assimilatie

Religieuze verspreiding

De strijd om begrenzing, is een strijd om macht. Grenzen gaan over geografische plaatsen aan de buitenkant, maar ook over sociale categorieën en ruimtes intern. Het ontstaan van nieuwe frontierzones geven ruimte aan nieuwe vormen van organisatie en reactie. Externe en interne frontierzones spelen een eersterangsrol in maatschappelijke veranderingen. Ze leggen regels op, maar geven ook de ruimte om er tegen in verzet te gaan. De nieuwe frontiers leggen ook een groot paradox weer in de huidige geglobaliseerde wereld. Grenzen zijn niet verdwenen, maar geherdefinieerd.

Het is dit wat de wereldgeschiedenis maakt: connectie en interactie, assimilatie, conflict en verzet, in een wereld die groot is maar niet gelijk.

Fernand Braudel merkt de historiografische ongelijkheid tussen het Westen en de rest op. De ongelijke mondiale hiërarchie in deze kennisopbouw, nog steeds gecentreerd in Westers kenniscentra, blijft echter groot. Door die ongelijkheid moet de historicus voorzichtig zijn met het doorhakken van ‘de gordiaanse knoop van de wereldgeschiedenis’, de vraag naar de wortels van de hedendaagse mondiale ongelijkheid.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen