Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Robert Mearns Yerkes (1876-1956) (p 424)

Robert Yerkes was een pioneer in de comparatieve psychologie. Hij deed diverse onderzoeken met apen wat leidde tot zijn werk The Great Apes in 1929.

Yerkes, Hall, Thorndike, Watson en Cattel met nog 4 anderen onderzochten pyschologische toepassingen in het leger tijdens de 1ste WW. Ze moesten testen maken die: 1) als groep afgenomen konden worden, 2) boerenverstand als meeteenheid, 3) moet voor alle lagen (eenvoudig tot zeer moeilijk), 4) moet in een uur te maken zijn en objectief te bescoren.

Er kwamen 2 testen, de Alpha voor literaire personen en de Beta voor analfabeten en buitenlanders. Toen het testen stopte in 1919 waren zo’n 1.723.000 mensen getest. Hierop volgende meer massatesten, zo waren er 7 miljoen kinderen getest gedurende de dertiger jaren met de National Intelligence Test for Children. De daadwerkelijke effecten van de testen was klein, slechts 0.005% van de soldaten werden mentaal niet capabel geacht om in het leger te werken, en vaak werden deze aanbevelingen genegeerd. De link tussen lage testscore en lage soldaatwaarde stond voor het leger niet vast. Wel waren de militaire testen een doorbraak van de psychologie in de praktijk.

In het rapport over deze testen bleek dat de gemiddelde mentale leeftijd van alle soldaten op 13 jaar lag, hiervoor werd aangenomen dat het gemiddelde 16 was. 13 was de leeftijd die als zwakzinnig wordt uitgelegd. Dit feitje kwam al snel in het nieuws en veroorzaakte veel oproer.

Goddard geloofde niet in gelijkheid en miljoenen dollars zouden verspild worden aan scholing. Deze conclusie was opvallend omdat de test score en aantal jaren aan opleiding met .81 correleerden. Door velen werden zijn bevindingen verwelkomd.

Charles Brigham onderzocht de gegevens uit de legertesten en vond dat mentale leeftijden uit centraal Europese en mediterrane landen lager lag dan die uit noord Europese landen. Aanbevolen werd iedereen te weren behalve immigranten uit noord europa. Deze racistische stellingen hadden gewicht omdat de mensen die dit riepen gerespecteerde wetenschappers waren.

Het grootste tegengeluid kwam van de journalist Walter Lippmann. Hij zei dat de omgeving belangrijk was voor de mate van educatie en dus intelligentie. Verder viel hij het leeftijds model aan. Terman viel Lippmann stevig aan, hij zette Lippmann weg als een ongeïnformeerd persoon.

Lees meer...

Lewis M. Terman (1877-1956) (p 418)

Lewis Terman kon makkelijk meekomen op school en werd op een gegeven moment onder de aandacht van Hall gebracht die hem naar Clark University bracht. Toen Terman mentale testen wilde gebruiken in zijn thesis wilde Hall hem niet meer begeleiden. Na het behalen van zijn diploma kwam hij in Stanford terecht.

Op Stanford onderzocht hij de sterke en zwakke punten van de Binet-Simon test en publiceerde een revisie in zijn The Measurement of Intelligence. Deze test werd snel overgenomen door psychologen. Hij 1) standaardiseerde op basis van 10.000 individuën, 2) gebruikte IQ i.p.v. leeftijden, 3) verlegde de leeftijd van de test naar 5-16 jarigen en 4) gaf duidelijke instructies bij het afnemen van de test. Hij bleef echter niet tevreden over zijn revisie en bleef onderzoeken naar de validiteit van test items. In 1937 maakte hij een 2de revisie.

Hij begon een onderzoek naar hoogbegaafde kinderen. Dit onderzoek loopt nog altijd. Het doel was te onderzoeken wat voor mensen hoogbegaafde kinderen worden. 661 kinderen waren uitgekozen met een gemiddeld iq van 151. Informatie over achtergrond, persoonlijkheid, karakter, interesses verzamelde Terman. Ook bleek hun lichaamsbouw groter te zijn dan andere kinderen. In de vervolgstudies bleven de personen hoog presteren (beste 1%). Opvallend was dat 42% van de vrouwen op 40-50 jarige leeftijd fulltime posities hadden, in die tijd opmerkelijk. Toen ze in de 70tiger jaren waren bleken velen nog goed mentaal mee te kunnen.

Kritieken waren 1) steekproef was niet representatief (achtergrond), 2) ze voelden zich speciaal, werden beïnvloed doordat ze proefpersoon waren, 3) Terman was veel betrokken in hun leven, 4) vergelijkingen met controle groep zijn summier, 5) ook de prestaties van de betrokkenen worden in twijfel getrokken.

Lees meer...

Henry H. Goddard (1866-1957) (p 404)

Goddard en Lewis M. Terman waren degenen die intelligentietesten naar Amerika brachten. Goddard vertaalde de Binet-Simon test en teste deze onder 2000 leerlingen van New Yersey scholen, de test kwam in het algemeen overeen met de resultaten van de leerlingen.

Goddard onderzocht de diagnose van zwakzinnigen en wilde zwakzinnigen uit de psychiatrie naar het psychologisch domein halen.

Gregor Mendel was een monnik die hoogst geïnteresseerd was in planten en dieren. Hij kruiste honingbijen in de hoop een aardige productieve bij te krijgen, helaas kreeg hij het tegenovergestelde. Hierna onderzocht hij erwtplanten, in totaal onderzocht hij 10.000 planten en 300.000 erwten. Zijn kruisingen deed hij bijvoorbeeld met planthoogte: hij scheidde de kleine van de grote. Dit leverde hem inderdaad grote planten op. In de 2de generatie bestuifde hij de normale planten met die van zijn kruising. Er bleek een redelijk omvangrijke minderheid aan kleine planten tussen te zitten. Hieruit concludeerde hij dat planthoogte uit 2 onderdelen bestaat, één van beide planten (nu genen). Een kwart behoorde tot deze kleine groep.

Voor Goddard was deze bevinding toepasselijk op veel meer factoren, waaronder intelligentie. Hij vond een familie die hij de Kallikaks noemde. Deze bestond uit een ‘goede’ en ‘slechte’ kant. Van de slechte kant waren van de 7 personen 5 zwakzinnig. In latere generaties waren deze verschillen nog aanzienlijker. Zwakzinnigheid was erfelijk volgens Goddard.

Zijn studie kende veel kritiek: 1) duurde slechts twee jaar wat erg kort is voor zo’n omvangrijk onderzoek, 2) assistenten hadden geen idee van erfelijkheid, 3) weinig objectieve testen, 4) zwakzinnigheid en criminaliteit werden gelijkgesteld, 5) zwakzinnigheid komt voort uit 1 afwijkende geen is niet plausibel, 6) omgevingsfactoren werden genegeerd. Zelfs de fotos van de goede en slechte kanten van de familie zouden bewerkt zijn om de conclusies te ondersteunen.

Het sterelisatieplan om zwakzinnigen, epileptische mensen, criminelen en gestoorden werd gesteund door o.a. Yerkes, Thorndike, Terman, Alexander Graham en Walter B. Cannon. Dit leidde tot vele sterilisaties tot aan 1960.

Rond 1910 kwamen veel immigranten naar Amerika (meer dan een miljoen per jaar). Deze immigranten kwamen vaak uit vreemde gebieden en kregen te maken met discrimatie. Op Ellis Island werd 2% teruggestuurd op basis van hartproblemen, zwangerschap, achterlijkheid en gestoordheid. Vooral deze laatste twee vroegen om een diagnostische aanpak. Goddard werd gevraagd om langs te komen en hij pikte enkele goedgekeurde immigranten uit, teste hen en bleek deze zwakzinnig te bevinden. Goddard negeerde het commentaar van de vertaler dat ze de vragen niet kónden beantwoorden. Goddard werd hierna gevraagd meer controles te verrichten en Goddard beweerde 90% van de zwakzinnigen op basis van uiterlijk er uit te kunnen pikken. Ongeveer 80% van de immigranten die de Binet-Goddard test deden bleken deze niet te halen.

In zijn latere onderzoek onderzocht hij hoogbegaafde kinderen. Het Cleveland programma haalde hoogebegaafde kinderen naar één school en gaf hen hier veel vrijheid en deden vele uitgebreide artistieke producties en bezochten musea en industriële complexen. In een naonderzoek bleek deze groep hoog gestudeerd te zijn en weinig problemen met werkeloosheid te hebben (ten tijde van de crisis).

Lees meer...

Alfred Binet (1857-1911) (p 396)

Binet ontwikkelde de eerste psychologische schalen om intelligentie te meten. Binet onderwees zichzelf omdat hij een introverte persoonlijkheid had. Het nadeel aan gebrek aan universitair onderwijs is dat hij geen contact had met anderen en een gebrek aan kritisch denken. Later betaalde hij hier de prijs voor.

Binet ontmoette Charcot die hypnoses uitvoerde. De circulaire redeneringen van Charcot accepteerde Binet onvoorwaardelijk. Binet en Féré gaven hypnose demonstraties. Ze beschreven wat ze noemden transfer: het optillen van een arm kan worden verplaatst van de ene kant van het lichaam naar de andere kant door het gebruik van een magneet. Met één proefpersoon konden ze dit goed demonstreren: Wit. Hypnose gebruikten ze ook om angsten te verwijderen.

Ambrose-Auguste Liébault onderzocht hun claims en zag dat proefpersonen volledig op de hoogte waren van wat er moest gaan gebeuren en ze werden veelal op dezelfde proefpersoon (Wit) uitgevoerd. Toen Liébault zelf Binet’s en Féré’s claims in Nancy onderzocht maar zonder voorkennis en met verschillende personen kreeg hij dit niet voor elkaar. Uiteindelijk moesten Binet en Fréré hun standpunt wijzigen toen de effecten die ze aan de magneet toeschreven konden worden gereproduceerd door alleen suggestie en geen magneet. Binet ging door een diep dal maar wist zich hier uit omhoog te klimmen.

Binet onderzocht de ontwikkeling van zijn kinderen en het viel hem op hoe verschillende ze waren: de een was koel, gecontroleerd en de ander was impulsief en vrolijk. Jean Piaget ging later met dergelijke experimenten door.

Binet ging naar de Physiological Psychology bij Sorbonne waar hij productieve jaren had.

Toen Frankrijk universeel onderwijs ging geven aan alle 6-14 jarigen kwam het probleem hoe deze te selecteren voor vervolgonderwijs? Als lid van de Société Libre pour l’Étude Psychologique de l’Enfant deed hij onderzoek met Théodore Simon naar intelligentie. Hij gebruikte 7 categorieën aan testen: 1) associatie testen, 2) zin afmaak testen, 3) themas van een specifiek onderwerp (?), 4) plaatjes beschrijven en geheugentesten, 5) object tekenen en beschrijven, 6) cijfer herhaling en andere geheugen en concentratie testen, 7) morele testen. Hun eerste testreeks bestond uit 30 testen en voerden ze uit bij een groot aantal kinderen met als doen mentaal zwakken te vinden. In 1908 brachten ze een revisie uit, 14 originele testen bleven bewaard, 7 wijzigden ze en 33 nieuwe testen kwamen erbij. Uit deze testen haalden ze een leeftijdsniveau, Binet en Simon noemden het mental level (niet mental age). Stern bracht uiteindelijk de IQ als meetniveau; iets waar Binet en Simon principiële tegenstanders van waren. De Binet-Simon testen waren een succes en massatesten waren aan de orde van de dag. Intelligentietesten worden beschouwd als één van de grootste psychologische bijdragen aan de wetenschap.

Lees meer...

Pierre Broca’s Craniometry (p 393)

Broca onderzocht 292 hersenen van mannen en 140 hersenen van vrouwen. Omdat hij zag dat het gewicht van de hersenen van mannen hoger was dan die van vrouwen concludeerde hij dat mannen slimmer waren. In zijn onderzoek naar de prehistorische mens bleken deze verschillen minder groot en Broca concludeerde dat het verschil in intellect dus groter is geworden.

Dat mannen intelligenter waren dan vrouwen was een veel aangehangen gedachte in die tijd. Broca’s bevindingen bevestigden deze stelling en dit werd regelmatig aangedragen om vrouwen kiesrecht tegen te houden en educatie aan vrouwen te minimaliseren.

Fouten die Broca maakte was dat de leeftijden verschilden, oudere mensen hebben grotere hersenen en de gemiddelde leeftijd van de vrouwen van Broca lag lager dan die van mannen. Ook was Broca’s analyse van de prehistorische mens maar op slechts 7 mannelijke en 6 vrouwelijke schedels gebaseerd: een kleine steekproef voor zulke verregaande conclusies.

Lees meer...

Conclusion (p 391)

De functionalistische school bestaat niet meer maar het uitgangspunt is terug te vinden bij de meeste moderne psychologen. Zo zijn de meeste psychologen geïnteresseerd in de omgeving en hoe hier op wordt gereageerd/aangepast. De functionele school werd vervangen door de meer aggressieve en radicale beweging Behaviourisme van J.B. Watson.

Lees meer...

Edward Lee Thorndike (1874-1949) (p 381)

Thorndike was een briljante student en was geïnspireerd door (weer) James’s Principles of Psychology. Op Harvard liet hij zijn interesse in Engels en filosofie varen en concentreerde hij zich op psychologie. Hij zocht uit of kinderen zijn gedachten konden lezen (hypothese dat kinderen subtiele trekjes makkelijker oppikken dan ouderen), hier zag hij geen bewijs voor. Zijn inspiratie om hierna kippen te bestuderen komt waarschijnlijk van het boek Comparative Psychology waarin een experiment met kippen stond die bittere en zoete maïskorrels wisten te onderscheiden.

In Columbia deed hij experimenten met katten in een puzzle box. De katten liepen rond in de puzzle box en meestal per ongeluk kwamen ze bij het voedsel. Elke opvolgende keer kwamen ze sneller bij het voedsel. Dit trial-and-error gedrag noemde Thorndike Law of Effect, de meeste responses resulteerde in annoyers, maar een paar zorgden voor satisfiers. Thorndike’s puzzle boxes waren slecht in elkaar gezette machines. Van de 15 puzzle boxes bleken degenen waar meerdere acties noodzakelijk waren ervoor te zorgen dat sommige katten deze niet konden leren. Thorndike concludeerde dat ze deze niet konden leren omdat ze ingewikkeld waren en niet beslissend/definitief genoeg.

Verder zag hij dat katten die al enkele keren een puzzle box doorlopen waren sneller leerder in nieuwe puzzle boxes, dit noemde Thorndike learning sets. Hij werd na deze succesvolle onderzoeken bekritiseerd door Wesley Mills omdat hij te weinig aandacht besteedde aan voorgaande psychologische werken, dit klopte ook want Thorndike hoopte de fundamenten van de comparatieve psychologie te verwijderen. Ook vondt Mills dat de beesten in natuurlijke omgevingen moeten worden onderzocht. Thorndike reageerde door te zeggen dat zijn katten vrijwillig de puzzle boxes in gingen, alleen de eerste keren zijn ze paniekerig.

Thorndike kwam na zijn Ph.D. in Columbia terecht en schreef hier gemiddeld 10 publicaties in elk van de 43 jaren die hij daar was. Zijn educatieve taken daar zorgden ervoor dat zijn dierenproeven werden stilgelegd.

Thorndike zag intelligentie als een combinatie van specifieke vaardigheden. Hij ontwikkelde een intelligentietest met sentence completion (C), arithmetic (A), vocabulary (V) en the ability to follow directions (D): de CAVD test. Hij geloofde dat systematic eugenics de enige mogelijkheid waren voor de verbetering van de menselijke populatie. Hij vond dat scholing niet verspild moest worden, hij zei o.a.: stuur 1 miljoen Engelse jongens op de H.M.S. Beagle, hoeveel van die zouden dezelfde ontdekking hebben gemaakt als Darwin? Niet 1000, niet 100, misschien zelfs niet 1.

Thorndike zocht ook praktische toepassingen. Zo maakte hij een indexatie van 310 steden en 144 kleinere steden waarin hij de kwaliteit van leven onderzocht door een verzameling van allerlei gegevens. Verder toen zijn kinderen moeite hadden met spelling maakte hij een indexatie van meest gebruikte woorden en zei dat leraren hier extra aandacht aan moesten besteden. In zijn Junior Dictionary hield hij de regel aan dat een uitleg nooit ingewikkelder moet zijn dan het oorspronkelijke woord. Ook kwam hij met zijn babble-luck theorie waarin een baby eerst allerlei babbles produceert en wanneer er een positieve reactie komt van de ouders zo het kind een taal leert (trial-and-succes).

Thorndike kreeg veel erkenning en schreef veel succesvolle werken. Aan het eind van zijn leven bleef hij schreven maar de satisfiers van het publiceren waren verdwenen, hij noemde zichzelf een vermoeide oude man.

Lees meer...

Robert Sessions Woodworth (1869-1962) (p 372)

Woodworth was aanvankelijk geen psycholoog maar door twee gebeurtenissen kwam hij hier toch in terecht: 1) hij hoorde een college van Hall met zijn beschrijving een nieuwe psychologie en resultaat door onderzoek, 2) hij las James’ Principles of Pyschology. Hij ging naar Harvard en kwam hier Thorndike tegen.

In zijn droomdagboek bleek dat hij vaak droomde over dingen die die dag onderbroken waren, een onbewuste expressie van het Zeigernak effect.

Woodworth’s vroege onderzoek ging over formal discipline: het idee dat je effect kan uitoefenen op de mind door oefening en discipline. In hun onderzoek lieten ze kinderen een taak uitvoeren, een abstracte taak die er op lijkt en vervolgens de originele taak herhalen; er waren geen verbeteringen en er was dus weinig steun voor de formal discipline. Er vondt geen positive transfer plaats tussen de abstracte taak en de echte taak.

Woodworth bekritiseerde degenen die een groep mensen als primitief of geavanceerd aanschouwen. Elke groep moet worden beoordeel op basis van locatie, grootte, migratie mogelijkheden en gebruiken. Toen Amerika in 1917 bij de oorlog betrokken werd maakte Woodworth een vragenlijst om de gevoeligheid voor shell-shock en oorlogs vermoeidheid te testen bij recruten.

Woodworth was een productieve schrijver en zijn Experimental Psychology werd een belangrijk standaardwerk voor psychologie studenten. Woodworth had een tolerante en ontvankelijke instelling tegenover alle soorten psychologie en ontkende dat er één echte psych was.

Woodworth maakte zich hard voor beeldloze gedachten; dat sensaties en beelden niet in alle gevallen optreden. Met introspecties op hemzelf wanneer hij een nieuw idee had zag hij geen beelden of sensaties. Hij geloofde ook niet in de mechanische S-R concepties van gedrag. De activiteit van het organisme bepaald de reactie. Dit leidde tot zijn S-O-R, waar het organisme deel uitmaakt van de stimulus-response. Hij populariseerde de term drive, de motivatie van organismen.

Een ander idee van Woodworth was het introduceren van een psychologisch woordenboek; alledaage woorden geen psychologische betekenis geven maar nieuwe woorden. Dit experiment faalde (helaas?). Thoughts heten dan kulps, conscious attitudes heten marbs, beeldloze gedachten ebbs…

Lees meer...

Harvey A. Carr (1873-1954) (p 371)

Carr concludeerde dat het bewijs voor een bewustzijn in dieren ligt in een vergelijking van reacties van mensen en dieren. Een behaviourist instelling. Hij wilde echter geen enkel naamplaatje opgespeld krijgen, geen behaviourist en geen functionalist.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen