Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

James Rowland Angell (1869-1949) (p 369)

Angell had les in Michigan van Dewey en was onder de indruk. Later ging hij naar Harvard en vervolgens verder door de rest van Europa; langs Wundt, James, Helmholtz en Ebbinghaus.

Hij ging terug naar Chicago als assistent professor filosofie bij Dewey. Hij beschreef het functionalistische uitgangspunt als volgt: de structuralist vraagt ‘Wat is de mind?’, de functionalist vraag, ‘Waar is de mind voor?’. Ten tweede beschrijft de functionalist de functies van het bewustzijn onder realistische omstandigheden.

O.a. de comparatieve psychologie kwam op in Chicago en Angell was hier een voorstander van.

Lees meer...

John Dewey (1859-1952) (p 362)

John Dewey was de belangrijkste Amerikaanse filosoof. Dewey studeerde aan de John Hopkins universiteit (die staat en kerk onafhankelijk was) en deed filosofie en psychologie. Na het behalen van zijn Ph.D. ging hij naar de universiteit van Michigan. Hier schreef hij enkele boeken en artikelen waaronder Psychology, een introductieboek maar erkende dat James’ Principles´ beter was. Hij vetrok uiteindelijk naar Chicago. Hier schreef hij de paper The Reflex Arc Concept in Psychology die het officiële begin is van functionalisme.

In die paper leende hij de Reflex Arc van de fysiologie en beschreef deze als een gecoördineerde eenheid, het moet in zijn geheel worden beschouwd. Hij zei verder dat reacties en ideeën altijd een functionele context hebben. Hij gebruikte een voorbeeld met het kind en de vlam (ook al gebruikt door Locke en James). Volgens structuralisten is het een stimulus-response actie (kind grijpt naar vlam, au, terug). Hij vond het begin en einde van deze analyse arbitrair: voor de situatie kunnen er al stimulaties/processen zijn opgetreden en na de situatie gebeuren er eveneens diverse processen.

Het belangrijkste was dat een stimulus altijd in een context plaatsvindt bij een individu met bepaalde karakteristieken. Een harde klap zal een andere reactie opwekken bij iemand die aan het studeren is een bibliotheek dan een bouwvakker. Kurt Lewin bracht 20 jaar later hetzelfde idee naar boven met zijn life spaces.

In zijn boek The School and Society beschreef hij hoe een educatie systeem 4 psychologische basis kenmerken dient te bevredigen bij het kind: conversatie, nieuwsgierigheid, constructieve en artistieke expressive. Hij richtte een school op bij de pedagogiek afdeling van de universiteit. Dit was een succes en al snel namen andere universiteiten zijn voorbeeld over.

Hij vond het belangrijk dat kinderen kritisch leerden denken. Helaas voor Dewey werd zijn school samengevoegd met het leraren opleidings instituut en Dewey vertrok naar Columbia uit protest. Zijn psychologische carrière eindigde hierna.

Lees meer...

Conclusion (p 359)

Veel van de bevindingen van de Cattel, James en Hall (die allen direct of indirect door Darwin zijn beïnvloedt) worden overgenomen in het Functionalisme.

Lees meer...

Granville Stanley Hall (1844-1924) (p 346)

Hall ging via Harvard waar hij korte tijd werkte en studeerde naar Wundt. Wundt’s lab was nog vrij ongeorganiseerd en Hall zal vooral veel gehad hebben aan de studenten van Wundt: Emil Kraepelin en Oswald Külpe.

Hall richtte vele instituten en laboratoria op en bracht verschillende bladen uit. Het eerste daarvan, de American Journal of Psychology, was het eerste Engelstalige blad op het gebied van psychologie. Mind ging voornamelijk over filosofie.

Jonas Gilman Clark stichtte een universiteit en vroeg Hall om de leiding op zich te nemen. Hall ging naar Europa om professoren te werven en ideeën te winnen; toen Hall 3 professoren voorstelde werden deze door Clark echter van de hand gewezen. Clark onderschatte de kosten en hij had moeite met het onderhouden van relaties met de betrokkenen.

Hall kreeg nogal wat tegenslagen te verduren, zo waren zijn vrouw en kind door een ongeluk overleden en vertrok 2/3de van alle faculteitsleden en 70% van alle graduate studenten naar de nieuwe universiteit van Chicago.

Desondanks wist hij nog nieuwe instituten op te richten. Zo ook de APA, hij was min of meer de leider in het begin.

Hall deed hiernaast ook veel onderzoek. Zijn belangrijkste experimenten deed hij bij kinderen, hij en zijn studenten maakten uiteindelijk 194 vragenlijsten en hij beschreef de resultaten in zijn 1373 pagina tellende Adolescence. Dit boek word weleens beschouwd als het formele begin van kind of ontwikkelings psychologie.

Hall was geïnspireerd door evolutie. Zo ontwikkelde hij een recapitulation theory die de ontwikkeling van een kind ziet als het navolgen van de evolutie van de mens. Toen Hall ouder werd veranderde zijn interesse naar ouderen. Voor lange tijd was zijn onderzoek hierin uniek.

Hall was ook een supporter van eugenetica. Hij geloofde in ‘hogere’ en ‘lagere’ menselijke rassen. Hij had een zeer brede interesse.

Hall zorgde ervoor dat Freud naar Amerika kwam op de 20ste verjaardag van Clark University. Zijn colleges waren een succes en ontvingen weinig negatieve kritiek. Freud werd erkend en was hier verheugd mee, de conferentie was een succes maar zijn afkeer tegen Amerika bleef.

Lees meer...

William James (1842-1910) (p 333)

William James groeide op in een briljante, rijke familie. Zijn expeditie naar de Amazone met Louis Agassiz was grotendeels een mislukking; hij was veel ziek en moest saai werk verrichten. Zijn conclusie hieruit was belangrijk, hij richtte zich op lichtzinnigere dingen dan het verzamelen van insecten, planten e.d. Hij ging naar Harvard om medicijnen te studeren. Hier deed hij weinig mee, hij ging naar europa om bij Wundt, Helmholtz, Fechner en Du Bois-Reymond langs te gaan.

Na een depressie met zelfs zelfmoordneigingen besloot hij dat vrije wil bestond: zijn daad van vrije wil is te geloven in vrije wil. Hij nam de rest van zijn leven de mind serieus.

In 1890 kwam zijn 1393 pagina tellende Principles of Psychology uit wat al snel een klassieker werd en standaardwerk voor psychologiestudenten.

Hij wist zich ook tot een bekend filosoof te ontwikkelen door zijn werk Pragmatism en The Meaning of Truth. Het pragmatische principe is: geloven werken niet omdat ze waar zijn, ze zijn waar omdat ze werken. Zulke waarheden zijn dus niet universeel (absoluut) en moeten niet opgelegd worden aan anderen.

In zijn Principles verwees hij de structuralistische aanpak. Het belangrijkste element van de mens is het bewustzijn omdat deze hen in staat stelt aan te passen aan de omgeving. Het bewustzijn heeft de volgende karakteristieken: 1) het is persoonlijk, 2) het veranderd continu, 3) het is continue stroom en 4) het is selectief.

Verder is James bekend van de James-Lange theory (Carl Lange formuleerde een gelijk idee op ongeveer hetzelfde moment). Deze zegt dat sensaties/waarnemingen emoties (of mind-stuff) veroorzaken. Een gevolg van deze theorie is om de psychologische activiteiten te controleren moeten de fysieke gevolgen van de mind-stuff worden beheerst – een aanpak die nog steeds wordt toegepast.

Kritieken op de James-Lange theorie komen vooral uit fysiologische hoek: 1) emoties verdwijnen niet als sensaties weggenomen zijn of zelfs niet mogelijk (een verlamd persoon voelt nog wel alle emoties), 2) veel emoties gebruiken dezelfde inwendige reacties, waar komen de verschillende emoties van? 3) inwendige reacties zijn traag maar emotionele zijn vaak direct.

Uit zijn Principles is het hoofdstuk over gewoonten erg interessant; gewoonten zijn in feite gevestigde routes tussen zenuwcentra in de hersenen. Zo moeten soldaten getraind en getraind worden in het opvolgen van commando’s. James geloofde dat de meeste gewoonten zich in de jeugd vormen en bij het 30ste levensjaar deze vastgeroest zitten in de mens. Hij hoopte dat met een beter onderzoek naar gewoonten dingen als oorlog, hongersnood en lelijkheid uit de mens konden worden ‘geleerd’.

Hij gaf ook aan de positieve kanten van oorlog te zien (glorie, moed, loyaliteit) en vond dat in de moderne samenleving geen uitlaatklep is voor dergelijke gevoelens. Als deze uitlaatklep er niet is ‘explodeert’ de boel een keer, en kan oorlog het gevolg zijn.

James geloofde dat geheugen gevormd wordt door paden tussen zenuwcentra in de hersenen. James geloofde dat geheugen afhangt van de structuur van de hersenen, een innate fysiologische karakteristiek. Dit ging in tegen de toen overheersende formal discipline die ervan uitgaat dat de intelligentie verbeterd kan worden door training. Voor zijn bewijs probeerde James een gedicht uit het hoofd te leren, daarna een heel boek, en vervolgens weer een gedicht. Hij zag geen verbetering in de snelheid bij het leren van het 2de gedicht.

James’s faam is tegenwoordig minder hoog dan die van vroeger: hij wilde zelf ook als filosoof en niet als psycholoog bekend staan. Mogelijk had zijn inspirerende schrijf en presenteer stijl hier ook wat mee te maken, deze inspireerden maar overleefden uiteindelijk niet.

Lees meer...

James McKeen Cattell (1860-1944) (p 327)

Cattell was één van de eersten die bij Wundt zijn Ph.D. haalde. Veel van Cattell’s experimenten voerde hij op zichzelf uit, o.a. naar roken, drank, koffie, conditie. In dit opzicht leek hij veel op Galton.

In zijn paper Mental Tests and Measurements beschreef hij een tiental mentale testen (dit was ook de eerste keer dat de term mental test werd gebruik). Hij liet zijn studenten een test doen bij aanvang van het jaar. Uiteindelijk wist een student van Cattell, Clark Wissler, aan te tonen m.b.v. Pearson’s correlatiecoëfficiënt dat er geen correlaties zijn tussen de Cattell test en behaalde resultaten. Testen naar hogere mentale functies waren noodzakelijk.

Cattell concludeerde uit een onderzoek naar herinneringen dat onze herinneringen vaak minder betrouwbaar zijn dan we denken.

Hij liet studenten grijstinten beoordelen (dit kwam overeen met de resultaten van meetinstrumenten). Hierna liet hij hen ook psychologen indelen. Hij deed, in Galtonische traditie, ook onderzoek naar de achtergronden van die psychologen. Hij was eveneens een voorstander van eugenetica.

Hij werkte als professor op Columbia University en uiteindelijk heeft hij daar 50 Ph.D.’s begeleidt. Hij had veel kritiek op het bestuur van de universiteit en door zijn weerstand tegen Amerikaanse inmenging in de 1ste WW kon hij vertrekken.

Toen hij vertrokken was kocht hij de rechten op het blad Science for slechts 25 dollar en had het geluk de ontdekking van X-rays door Wilhelm Roentgen te plaatsen. Op een bepaald moment bracht Cattell 7 bladen uit. Hij was de eerste wetenschapper die publiceerde, promootte en als bedrijfsman optrad.

Lees meer...

Francis Galton (1822-1911) (p 311)

Galton was een veelzijdig man, hij vond de weerkaart uit, ontdekte de anticycloon, vingerafdruk, etc etc. Voor de psych. vooral belangrijk voor zijn mentale testen en onderzoek naar menselijke erfelijkheid.

Galton kwam uit een rijke familie en hoefde dus niet te werken. Zijn reisverslag Tropical South Africa was een hit. Hij was ongewoon in dat hij zich niet superieur achtte tegenover de lokale bewoners. Zijn boek stond vol van de praktische tips.

Een tik van Galton was om alles te tellen. Zo telde hij het aantal ‘wriemels’ dat personen vertonen (jongeren veel meer dan ouderen). Hij onderzocht in de eerste psychometrische kliniek zeker 17.000 mensen op fysieke en enkele mentale eigenschappen. Hij ontdekte bijv. dat ouderen steeds minder hoge tonen horen. Ook had hij sexistische conclusies waarin hij concludeerde dat mannen gevoeliger zijn in hun onderscheidingsgevoel (betere smaakontwikkeling). Toen hij personen vroeg over waarnemingen tijdens het ontbijt (verlichting, kleuren, detail, personen aan tafel) bleek dat wetenschappers en wiskundigen dit het slechtst konden beantwoorden. Volgens Galton dachten zij in meer abstracte termen.

Ook deed hij associatietesten: 40% van de associaties komen voort uit ervaringen uit de jeugd wat overeenkwam met Freud’s bevindingen. Ook onderzocht hij mentaal zieken, en probeerde zichzelf paranoïde te krijgen. Hij was hierin zo succesvol dat zijn conclusie was dat de weg van normaal tot mentaal ziek verontrustend klein is.

In zijn Hereditary Genius had Galton als doel de erfelijkheid van de mens te bewijzen. Galton was de eerste die hypothetiseerde dat mentale capaciteiten volgens normale verdeling zijn verspreid over de bevolking.

In Galton’s onderzoek naar succesvolle families onderzocht hij 977 leden van 300 families. Hierin zag hij bewijzen voor zijn erfelijkheids theorieën, hoe verder een persoon verwijderd van een genie in de familie hoe kleiner de kans dat hij zelf als genie wordt beschouwd. Hij stelde Eugenics voor: 1) het aanmoedigen van trouwen tussen een selecte groep mannen en vrouwen, 2) aanmoedigen tussen hen sneller te trouwen en 3) gezonde condities bewerkstelligen voor hun kinderen (voedsel & onderdak). Hij richtte voor deze doelstellingen de Eugenics Society of Great Britain op en begon het blad The Eugenics Review.

Na de 1ste WW leek eugenetica een hele aardige mogelijkheid om de samenleving te verbeteren. Totdat de Nazi’s eugenetica misbruikten voor hun doeleinden om de joden uit roeien bleef eugenetica in een positief daglicht staan.

In Galton’s Statistical Inquiries into the Efficiency of Prayer onderzocht Galton m.b.v. een controlegroep de effectiviteit van bidden. Hij bevondt op diverse manieren dat bidden weinig effectief was. Zo keken verzekeringsmaatschappijen niet naar het doel van het schip (missionarissen of slavenhandelaren) maar alleen naar de grootte van het schip en de route van de reis.

Lees meer...

Charles Darwin (1809-1882) (p 301)

Darwin’s grootste inspiratie kwam uit zijn wereldreis met de H.M.S. Beagle. Hij trok op Cambridge al veel op met de geestelijke en botanist John Stevens Henslow. Bij toeval werd Darwin uitgenodigd als naturalist op de Beagle. Een oom betaalde zijn onkosten.

Darwin was religieus en vroeg zich bijvoorbeeld af waarom God zoveel verschillende dieren had geschapen. Op de Galapagos eilanden vondt hij schildpadden en vinken met afwijkende elementen (bijv een langere snavel om tussen de rotsen te pikken en een korte op andere eilanden). Door de sterke stromingen en winden konden de beesten niet naar de andere eilanden. Vele lange en moeilijke jaren later publiceerde hij zijn evolutietheorie.

De theorie van Thomas Robert Malthus dat de populatiegroei zo groot is dat er op een bepaald moment te weinig eten zal zijn bracht Darwin op het idee dat hierdoor goede eigenschappen (in het gevecht om eten) meer kans hebben op overleven.

Één van de redenen dat zijn evolutietheorie pas 20 jaar na zijn eerste ideën uitgegeven werd was dat zijn verslag van zijn reis op de Beagle (The Voyage of the Beagle) een succes was. Ook leed hij aan vermoeidheden, waarschijnlijk Chagas disease die hij opgelopen had in Argentinië. Toen hij samen met Alfred Russel Wallace, die gelijksoortige ideeën had, samen hun theorieën openbaarde was de reactie lauw. Pas toen in 1859 Darwin zijn On The origin of Species by Means of Natural Selection, or the Preservation of Favorable Races in the Struggle for Life werd zijn theorie een hit.

Gregor Mendel demonstreerde aan het eind van de 19de eeuw de overerving van fysieke karakteristieken in planten. De basis van de moderne genetica.

In Darwin’s The Descent of Man beschreef Darwin wat hij daarvoor alleen gehint had; dat mensen afkomstig zijn van apen. Hij onderzocht hiervoor apen in de Londense dierentuin die hij o.a. in spiegels liet kijken om hun reactie te meten. Ook bekeek hij gezichtsuitdrukkingen van normale mensen, kinderen en zwakzinnigen. Hij kreeg veel erkenning van over de hele wereld voor zijn bijdrage maar niet door het britste koningshuis. Hij werd wel in Westminster Abbey begraven; hij onderhield altijd goede banden met religieuze mensen (waaron een vicaris).

Darwin, Freud en Einstein worden gezien als de drie grote ‘disturbers of thought’.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen