Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Clark Leonard Hull (1884-1952) (p 504)

Hull wilde eerst mijnbouw leren maar door polio moest hij dit laten schieten. Hij kreeg zijn Ph.D. op zijn 34ste. Hij ging les geven in geschiktheids testen maar was verbaasd over de lage kwaliteit van onderzoek in dit vakgebied. Hij legde de nadruk op correlaties tussen testscores en prestaties. Hij ontwikkelde een apparaat dat correlaties kon uitrekenen, toentertijd een knappe prestatie.

Hierna deed hij onderzoek naar hypnose en suggestiviteit, iets hier verbaasde Hull zich over de lage objectiviteit. Hij deed onderzoek en publiceerde het boek Hypnosis and Suggestibility: An Experimental Approach. Hull beargumenteerde dat suggestiviteit een kenmerk is dat volgens een normale verdeling over alle mensen verspreid is. Hij wist aan te tonen dat vrouwen maar een heel klein beetje meer beïnvloedbaar waren door suggestiviteit dan mannen. Kinderen waren gevoeliger dan ouderen maar verder vondt Hull weinig bewijs voor verschillende intelligenties, neuroses of psychoses. Zijn uiteindelijke conclusie was dat hypnose het best omschreven kan worden als een vorm van hypersuggestibiliteit.

De belangrijkste bijdrage van Hull was zijn uitgebreide model voor gedrag. Hij werd hierin beïnvloedt door 1) John Watson’s behaviorisme, 2) Pavlov’s Conditioned Reflexes en 3) Robert Woodworth’s S-O-R. Hull met zijn liefde voor mechaniek zag de mens graag als machine. Hull zag de CR als een mechanisme om op de omgeving aan te passen. Hij probeerde met dit principe om trial-and-error gedrag te verklaren maar dit lukte hem uiteindelijk niet. Hij accepteerde hierna de theorie van reinforcement gebaseerd op het reduceren van de drive. Hull vond het belangrijk dat er één gedragsmodel zou komen dat als raamwerk zou dienen voor al het andere gedrags onderzoek.

In Principles of Behaviour beschreef hij zijn systeem (dat hij als een eerste stap zag). Er stonden 17 postulates (stellingen die zonder bewijs als ‘waar’ worden beschouwd) en 17 corolaries (stellingen die op basis van de postulates als ‘waar’ mogen worden beschouwd). De belangrijkste postulate was gewoonte (SHR) en hoe vaak deze versterkt is (N). Dit komt dan weer in een reeks formules en staat in verhouding met nog veel meer… het was een flink systeem. Dit was ook succesvol in zoverre dat 40% van alle artikelen in 2 gerenommeerde bladen gebaseerd waren op Hullian principes. Hull was rond de jaren 50 de meest geciteerde psycholoog.

Er was kritiek: 1) ze gebruikten een gelimiteerde set aan experimenten dat nooit groot genoeg is voor een algemeen gedragsmodel en 2) het wordt geëxperimenteerd in een laboratorium i.p.v. in natuurlijke omgeving. Hull’s systeem zou vooral geschikt zijn om het gedrag van lab ratten te voorspellen maar niet dat van mensen. 3) O.a. Skinner geloofde niet in de algemene toepasbaarheid van het model.

Lees meer...

Edwin Ray Guthrie (1886-1959) (p 496)

Guthrie liet zijn intelligentie al op jonge leeftijd merken. Na de universiteit van Nebraska ging hij naar Wundt waar hij zijn Ph.D. behaalde. Guthrie ging terug naar Nebraska en zette een lab op maar werd beschuldigd zich teveel te bemoeien met andere afdelingen en moest vertrekken (ondanks protest van studenten). Na 8 jaar lesgeven op middelbare scholen werd hij terug uitgenodigd in Nebraska University. Zijn interesse in filosofie liet hij varen na een uitputtende thesis om zijn Ph.D. in filosofie te halen. Hij ging naar de universiteit in Washington en na 5 jaren in de filosofie ging hij naar de psychologie.

Guthrie’s belangrijkste bijdragen was zijn theory of learning: al het leren is gebaseerd op de nabijheid van stimulus en response. Een combinatie van stimulus die met een reactie (beweging) gepaard gaan maar deze niet direct veroorzaken zullen diezelfde reactie teweegbrengen.

Een dergelijke theorie voor leren lijkt inadequaat. Op alle kritieken wist Guthrie antwoorden te verzinnen: 1) reward-and-punishment: hier had Guthrie geen problemen mee, wat hij echter zij is dat het voedsel (beloning) het vergeten voorkomt omdat er geen nieuwe associaties ontstaan die de oude laten verdwijnen, 2) straffen zijn andere associatie en kunnen gezien worden als negatieve beloningen, hetzelfde proces, 3) oefening verbeterd: hij maakte onderscheid tussen beweging en activitieten. De activiteiten van een beginner en professional zijn dezelfde maar de beweging zijn complexe structuren die verbeterd worden. 4) vergeten: nieuwe associaties overschrijven de oude. Hij haalde hier Pavlov’s experimenten bij aan waarbij associaties vaak voor weken gelijk bleven. Zo verklaarde hij ook waarom slaap voorkomt dat dingen vergeten worden: er worden geen nieuwe associaties gelegd. 5) Trace conditioning: soms als in Pavlov’s experimenten de CS gegeven wordt en minuten later pas de beloning komt, de CR wel gedurende deze periode optreedt. Guthrie zei dat de reactie op de stimulus, ookal is deze niet meer aanwezig, wel aanhoudt. De reactie, bijv luisteren bij een belletje, houdt aan.

Pavlov reageerde geïrriteerd op deze theorie.

Guthrie bracht veel anecdotes aan. Zo vroeg een vrouw eens hoe ze haar dochter kon leren de jas op te hangen bij binnenkomst. Zij moest de dochter terug laten lopen, opnieuw binnen laten komen en de jas laten ophangen, zo wordt een nieuwe associatie gelegd.

Om wetenschappelijk bewijs te leveren deed Guthrie experimenten met katten in Puzzle boxes en noteerde ongeveer 800 ontsnappings reacties. Katten bewogen met hun flanken tegen de paal en hiervan werd automatisch een foto gemaakt. Hiermee konden ze laten zien dat katten reacties leerden aaneengesloten met hun ontsnapping.

Echter het bleek dat katten dit gedrag alleen vertoonden als er een mens in de ruimte aanwezig was, anders niet. Een begroetingsmechanisme.

Later bemoeide Guthrie zich met klinische psychologie.

Lees meer...

Edward Chace Tolman (1886-1959) (p 487)

Tolman was geïnspireerd door James’ Principles of Psychology. Hij ging naar Harvard en werkte onder Münsterberg. Tolman zag dat introspectie nauwelijks werd gebruikt en niemand ging naar Titchener. Hij concludeerde dat Watson’s conclusies in zijn Manifesto klopten.

In Berkeley kocht Tolman wat ratten en maakte een doolhof. Hij vond dat zijn ratten niet alleen maar bewogen door stimulus, beloningen en straffen zoals beschreven in Watson’s boek. Volgens hem leerden de ratten een cognitive map van het doolhof. Zinvolheid en cognitie vormden het centrale thema in Tolman’s molar behaviourism. Molar activiteiten beschreef hij zoals een rat die door een doolhof rent, een kat die uit een puzzle box komt, een man die naar huis rijdt, een kind die zich verbergt voor een vreemdeling.

Hij zag dat verschillende beloningen verschillend gedrag uitlokken. Ratten rennen sneller voor melk dan als zij simpelweg verwijderd worden aan het eind. Ook kon hij teleurstelling laten zien bij ratten als zij geen beloning kregen door ratten beloningen op te voeren of wel in kwaliteit te verlagen. Dit beïnvloedde het gedrag (ze gingen sneller of langzamer lopen met meer of minder fouten). Met een aap die de beloning niet kreeg ging eerst op zoek naar de juiste beloning en toen deze niet te vinden was werd de aap boos en ging schreeuwen.

Blodget deed experimenten met 3 groepen ratten. De eerste kreeg altijd een beloning als ze het einde haalden, de tweede pas na 5 dagen en de derde na 2 dagen. De dag nadat ze veranderd waren van regime bleken ze duidelijk al wat geleerd te hebben. Tolman noemde dit latent learning. Leren hoeft dus niet door alleen reinforcement.

Verder liet hij ratten in een doolhof met drie routes naar de uitgang waarbij elke route verschillende lengte had. De ratten probeerden de snelste route te gebruiken of wat Tolman de law of least effort noemde. Hij leerde de ratten elke route door ze soms te blokkeren.

In een ander doolhof (zie p 492) moesten ratten een kruising kiezen om de beloning te vinden. De ratten gedroegen zich volgens de cognitieve map theorie. Ookwel response vs place learning. Zie ook p 493 voor nog een doolhof.

Op kruisingen zoeken de ratten naar de juiste weg, dit noemde Tolman vicarious trials and error (VTE). Het is onderdeel van de poging van de rat om te leren wat naar wat leidt.

In The Determinants of behaviour at a Choice Point beschreef Tolman 3 variabelen die gedrag beïnvloeden: 1) onafhankelijke, condities waar de onderzoeker zelf iets mee doet (trainingsschema bijv.), 2) interveniërende, deze worden aangestuurd door onafhankelijke variabelen (honger, motoriek) en 3) afhankelijke variabelen (VTE, aantal fouten, snelheid).

Tolman bevrijde het behaviorisme van de methodologische en theoretische beperkingen die opgelegd waren door Watson.

Lees meer...

Four Neobehaviorist Psychologists (p 487)

Na de dood van Watson werd het behaviourisme opgepikt door anderen en vormde zich het Neobehaviourisme en namen zijn methodes over. Er werd o.a. de vraag gesteld of het behaviourisme zich molar moest ontwikkelen (doelgerichte activiteiten en cognitie), of richting molecular (zoektocht naar eenheid van behavioural analysis, zoiets als de reflex arc).

Lees meer...

The Behaviorism of John Broadus Watson (1878-1958) (p 457)

Behaviorisme staat bijna synoniem met J.B. Watson. Watson’s doel was de observatie, voorspelling en controle van gedrag in mensen en andere dieren. Pavlov’s methode zou hier erg belangrijk in worden.

Watson was een moeilijk kind op school en had lak aan autoriteit. Op school deed hij het niet goed maar hij was gebrand naar een universiteit te gaan. Hij deed het goed op de universiteit maar Watson zelf was hier een stuk minder tevreden over. Hij gaf korte tijd les op een school maar vertrok al snel naar de universiteit van Chicago. 8 jaar later ging hij naar John Hopkins voor een baan in de psychologie. In Chicago inspireerde vooral Angell hem. Een standpunt van de bioloog Jacques Loeb dat veel menselijk gedrag bestaat uit mechanische reacties nam Watson over en ging daarmee verder.

Watson onderzocht ratten en vond dat rond de 24ste levensdag van de rat een grote verandering optreed in het psychische leven van de rat. Een verandering in de hersenen ging gepaard met deze veranderingen in gedrag. Na dit onderzoek kreeg hij een psychologische break-down maar wist te herstellen en kreeg een baan voor psychologie aangeboden in Chicago bij Angell. Hij gaf les in de methoden van Titchener maar vond deze onbruikbaar. Toen Watson zijn behaviorisme voorlegde aan Angell zag die hier niets in.

De uitvinder van het doolhof voor dieren was Willard S. Small. Zijn bevindingen werden bekritiseerd maar dat terzijde.

Watson gebruikte het doolhof en vond onder andere dat zicht (door chirurgische ingrepen) niet belangrijk was voor ratten in hun zoektocht naar de uitgang. Ook geur teste hij en deze was evenmin belangrijk. Zelfs een rat die doof was, niet kon ruiken, geen snorharen had en niet kon zien kon altijd nog het doolhof doorlopen. Alleen wanneer het doolhof gedraaid of verlengd was veranderde het gedrag van de ratten. De ratten hadden het doolhof geleerd.

Watson kreeg veel kritiek te verduren van de antivivisectionisten die hem afschilderden als een martelaar.

In zijn onderzoek bij meeuwen zag hij dat geschilderde nepeieren werden geaccepteerd als echte. Ook wisten de meeuwen terug te vinden naar de eilanden. Deze ethologische instinct studies zijn een bewijs dat Watson niet ratomorphic (kent alleen geconditioneerde laboratorium rat) was.

Watson kreeg een goed aanbod van John Hopkins dat hij met enige tegenzin accepteerde, het salaris en positie was echter veel beter dan bij Chicago. Baldwin had hem naar John Hopkins gehaald maar moest om morele redenen vertrekken.

Watson’s Behaviourist Manifesto was een poging om psychologen te moeten laten kiezen tussen zijn behaviourisme en de rest. Zo zei hij dat het bewustzijn geen definieerbaar of bruikbaar concept is. Omdat bewustzijn niet bestudeerd kon worden was introspectie dus zinloos. Ten derde zei hij dat psychologie niet langer de studie is naar de mind dus is introspectie overbodig. De psychologie moet gedrag bestuderen.

Er waren eerder al geluiden gehoord voor een dergelijke aanpak, zoals die van Knight Dunlap, Walter B. Pillsbury en William McDougall. Dergelijke pogingen faalden, Watson’s manifesto had een grotere impact. Titchener reageerde met dat Watson te ongeduldig was en Psychologie nog jong was, veel was er nog te leren.

Nu had Watson het probleem een methode aan te wijzen voor Behaviourisime. Eerst vond Watson Pavlov’s aanpak gelimiteerd, weinig generaliseerbaar. Watson dacht dat denken niets meer is dan het stilzwijgend praten, dus zijn er ook marginale bewegingen van spieren die met praten te maken hebben te analyseren. Hij faalde om dit te bewijzen en slechts twee weken voor zijn welkomst toespraak bij de APA nam hij Pavlov’s methoden over.

Toen hij in het leger probeerde te komen tijdens de 1ste WW werd hij op het keuren van de testen voor piloten gezet. Hij schreef een zeer kritisch rapport en werd hierdoor bijna voor de krijgsraad gebracht.

Hierna onderzocht hij nieuwgeborenen. Deze vertoonden drie klassen van emotionele reacties: angst, woede en liefde. Deze drie waren op te wekken door specifieke stimulus wat voldeed aan Watson’s theorieën. Verder bleek dat veel ‘innate’ angsten niet aanwezig waren: donker, spinnen, slangen, etc. In 1919 begon hij met experimenten met de zuigeling Albert B. die hij angsten probeerde te conditioneren.

Albert B reageerde vriendelijk tegenover slangen, ratten, konijnen, en zelfs vuur. Ze lieten hem een witte rat zien en als hij in de buurt kwam maakten ze een schrikwekkend kabaal. Na 7 keer was Albert bang voor de rat. Hierna kreeg hij allerlei objecten te zien en Albert was bang voor alle witte, pluizige objecten. Na 5 dagen reageerde Albert weinig meer op de rat en sloegen ze weer om de angst terug op te wekken.

Opmerkingen/kritieken over Albert B’s test: 1) voor Watson dit experiment had duidelijke straffen (de harde klappen), 2) diverse wetenschappers probeerden zijn experiment na te bootsen maar lukten dat niet zoals Watson gedaan had, 3) veel van de kenmerken van dit experiment zijn mettertijd veranderd. Zo zou Albert B gedeconditioneerd zijn wat nooit het geval geweest is.

In 1920 toen alles goed ging voor Watson ging het flink mis: de vrouw van Watson kwam er achter dat hij een affaire had met Rosalie Raynor. Watson’s vrouw was bij de Raynor en deed alsof ze ziekjes werd, ze ging naar de slaapkamer van Rosalie en vond daar brieven. De broer van Watson’s vrouw probeerde Watson af te persen om het stil te houden, toen deze weigerde kwamen de brieven bij John Hopkins terecht.

Na deze affaire kwam Watson niet meer aan een academische positie. Hij werd door Stanley Resor, vertegenwoordig van een groot marketingbureau, aangenomen. Hij moest onderaan de ladder beginnen en langzaam pikte Watson het één en ander op. Hij ging behaviorisme toepassen op consumentengedrag. Hij zei o.a.: mensen moeten minder tevreden worden over wat ze hebben, gebruik van geografische data om producten weg te zetten, consumenten motieven en emoties beïnvloeden, gebruik van bekendheden, stijl > product. Hij verdiende op een gegeven moment bijna $70.000 per jaar. Hij bleef boeken over psychologie schrijven en werd soms beschouwd als een pop-psycholoog.

Watson vond samen met Mary Cover Jones dat de effectiefste methode voor het overwinnen van angsten in kinderen is direction conditioning. Ze behandelden Peter die bang was voor witte ratten, konijnen, bontkleding, kikkers, vissen en mechanische speeltjes. Ze plaatsen Peter in een kamer waar hij ging eten. Elke dag plaatsen ze een konijn in een kooi in de kamer, telkens iets dichter bij. Uiteindelijk kon Peter eten terwijl het konijn op tafel stond. Zijn angsten voor de andere dieren en objecten verdween hier ook gelijk mee. De case Peter is een klassiek voorbeeld in het behandelen van angsten van kinderen. Kritiek is dat vaak de voorgaande –gefaalde- pogingen buiten beschouwing worden gelaten.

De latere Watson was een arch-environmentalist, alles vanuit de nurture. De vroege Watson was dit niet en beschreef instincten in zijn Behaviour: An Introduction to Comparative Psychology. Later concludeerde hij dat veel instincten niet bestaan maar eigenlijk gewoonten zijn. Hoeveel deze gewoonten vormen zou een centraal punt worden in Watson’s behaviourisme. Dit ging zo ver dat er zelfs een ruimpje over ontstond: Magicions pull rabbits out of hats. Psychologists pull habbits out of rats! De twee zonen van Rayner en Watson kwamen niet goed terecht, de één had psychoanalyse nodig en de ander pleegde zelfmoord.

Zijn switch naar environmentalisme kwam omdat 1) instincten zijn minder goed zichtbaar, 2) veel instincten zijn circulair, 3) dierenonderzoekers begonnen zich af te vragen of wat zij als instincten beschouwden dit ook daadwerkelijk waren, 4) gewoonten kunnen onderzocht worden waar instincten dit niet kunnen.

In het boek Psychological Care of Infant and Child werd een koude manier van opvoeden uitgelegd: liefde en aanhankelijkheid moesten geminimaliseerd worden. De standpunten in het boek gebruikten ze niet op hun eigen kinderen. Het boek verkochten meer dan 100.000 exemplaren en was zeer controversieel.

Na 1930 deed hij weinig meer met psychologie en had een teruggetrokken leven. Hij kreeg nog wel erkenning, o.a. van de APA in de vorm van een gouden medaille voor zijn bijdragen.

Lees meer...

Conditioning Before Pavlov (p 455)

Voor Pavlov’s experimenten waren dergelijke CR’s al bekend, Pavlov was de eerste die er serieus onderzoek naar deed. Edwin B. Twitmeyer zag CR’s toen hij een hamertje tegen een menselijke knie liet vallen op het aangeven van een toon, de toon liet horen maar de hamer niet. Het been bewoog. De proefpersonen konden dit reflex niet onderdrukken.

Het geval is dat zijn bevindingen werden voorgedragen bij de APA na een lange ochtendsessie. William James, als voorzitter, breidde er vrij snel een eind aan na de presentatie. Niet één reactie kwam naar voren. Na deze teleurstelling deed Twitmeyer geen conditioneer experimenten meer.

Lees meer...

Ivan Petrovich Pavlov (1849-1936) (p 443)

Pavlov wilde aanvankelijk priester worden maar ronde de opleiding niet af ging natuurkunde studeren in St. Petersburg. Van grote invloed was Darwin en Sechenov’s Reflexes of the Brain. Volgens Sechenov (die erachter kwam dat het brein via zenuwbanen andere onderdelen aanstuurt) kan de menselijke geest begrepen worden als de reflexen van het brein onderzocht zijn. Pavlov nam deze stelling over.

Pavlov studeerde af met zijn onderzoek naar de hartzenuwen waarin hij aantoonde dat niet alleen de snelheid maar ook de hoeveelheid werden geregeld door dezelfde zenuw. Na 3 jaar in Duitsland had hij 4 zware jaren in Rusland te verduren. Dit eindigde met zijn aanstelling op de militaire academie in St. Petersberg.

Hij zocht naar ingangen van fysiologische systemen (hart, darmen, cortical). Om te voorkomen dat zijn honden doodgingen werden zij zeer goed behandeld: niet één geval van infectie kwam bij Pavlov voor in een tijd zonder antibiotica. Zo zorgde hij er voor dat een miniatuur maag werd geplaatst aan de buitenkant van de hond. Hij zag dat ondanks dat er geen voedsel in het verteringsysteem terechtkwam er wel maagsappen werden aangemaakt. Een bewijs van een hogere functie in het brein, Pavlov noemde dit ‘psychical reflex’.

Hij zag ook dat zijn honden al vloeistoffen gingen aanmaken voordat ze aten, zelfs als ze de voeder konden horen was dit al voldoende. Dit effect noemde Pavlov ‘psychical stimuli’. Pavlov gebruikte verschillende conditioned stimuli (CS): metronomen, piepers, warmte instrumenten. De reactie noemde hij de conditioned reflex (CR). Ook kwamen ze erachter dat een metronoom op 90 slagen per minuut ook een CR geeft bij 80 of 100 per minuut. De ‘generalization gradient’. Als de CS te vaak zonder voedsel wordt gepresenteerd dan verminderd de CR, iets wat zij ‘extinction’ noemden. Ook als bijv de metronoom met 100 b.p.m (CS+) met voedsel gegeven werd en 60 b.p.m. (CS-) niet bleek dat de honden bij CS- geen sappen aanmakten en bij CS+ wel. Ook konden de honden onderscheid maken tussen een versnellende en langzamer wordende metronoom.

Toen onderscheid werd gemaakt tussen een ellips en een cirkel waarbij de ellips steeds ronder werd vertoonde de hond opeens neurotisch gedrag. Toen zijn honden bijna verdronken door een overstroming werden zij ook neurotisch bang voor water. Pavlov raakte hierdoor erg geïnteresseerd in neuroses en psychoses.

Pavlov onderscheidde 4 soorten honden: 1) optimisch (sterk, levendig, actief), 2) Melancholisch (langzaam en depressief), 3) Prikkelbaar (onstabiel en onstuiming), 4) Onaandoenlijk (inert en langzaam). Pavlov zag het belang in van jeugdige ervaringen.

Pavlov had niets met de bolsjewieken maar zij wel in hem, hij leverde het bewijs dat de mens geconditioneerd kan worden. Waarschijnlijk steunde hij later de bolsjewieken door hun angsten voor Duitsland.

Pavlov deed nog veel meer onderzoek met andere dieren maar dit is over het algemeen minder bekend. Zo ook met apen en Köhlers insight learning. Pavlov had echter meer op met Thorndike’s trial-and-error.

Pavlov was een strenge, punctuele man. “Happiness is nothing, the dogs mean all” zou hij gezegd hebben. Vaak beledigde hij mensen maar Pavlov zij dat zijn gedrag gelijkstond aan de geur van de honden in het lab; het hoort erbij en moet genegeerd worden.

Lees meer...

Recent Developments in Intelligence Testing (p 439)

Earl Hunt ontwikkelde een cognitive-correlates approach waarbij testscores afhangen van cognitieve taken (bijv. geheugen scannen en het matchen van letters). Zijn aanpak wordt ook wel de cognitive-components approach genoemd.

Thurnstone gaat ervan uit dat intelligentie van meerdere factoren afhangt (kennis acquisitie en prestatie factoren). Een oligarchisch model aldus Spearman, die intelligentie unitary noemt. Zo zijn er nog meer dingen maar boven alles: intelligentietesten waren controversieel, zijn controversieel en zullen dat nog lange tijd blijven.

Lees meer...

Later Controversies (p 435)

De grote aantallen testen zijn een bewijs van de invloed van psychologische testen. De opmerking van Arthur Jensen dat 60-90% van intelligentie genetisch bepaald is werd in de jaren 70-80 druk gedebateerd.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen