Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Geslacht en gezondheid

In het westen is de gemiddelde verwachte levensduur van vrouwen significant langer dan die van mannen uit hetzelfde geboortecohort. Mannen hebben een tweemaal zo grote kans voor het 65ste levensjaar aan een hartaandoening te overlijden dan vrouwen en een drie keer zo grote kans om als gevolg van geweld te overlijden. Ondanks deze verschillen melden mannen een hogere mate van zelfgerapporteerde gezondheid, raadplegen minder vaak een arts en hebben minder vaak acute ziekten dan vrouwen. Het patroon van gezondheidsvoordeel ziet er in ontwikkelingslanden vaak anders uit.

Biologische verschillen

Een voor de hand liggende verklaring voor de verschillen in gezondheid tussen mannen en vrouwen is dat ze biologisch verschillen:

  • Vrouwen lijken grotere weerstand tegen ziekten te hebben.
  • Geslachtshormonen; door hoge concentratie oestrogeen lijkt het ontstaan van aandoeningen van de kransvaten te worden vertraagd doordat het bloedstolling tegengaat en het cholesterolgehalte van het bloed laag houdt. Door een hoge concentratie testosteron bij mannen wordt daarentegen het risico op bloedstolsels verhoogd.
  • Mannen vertonen sterkere fysiologische reacties op stress. (Kan ook te maken met het type stress waarin iemand wordt blootgesteld, dus hoeft niet altijd biologisch te zijn).

Verschillen in gedrag

  • Mannen tonen meer riskant gezondheidsgedrag: roken, alcohol drinken, dronken achter stuur, geen gordel om, niet deelnemen aan medische controles.
  • Mannen hebben vaker slechte werkomstandigheden dan vrouwen.
  • Vrouwen eten gezonder.
  • Mannen zoeken minder vaak medische hulp wanneer dit nodig is.

De oorzaken van deze gedragsverschillen zijn mogelijk van sociale oorsprong. Volgens Courtenay uiten mannen hun mannelijkheid en macht door gedrag te vertonen dat riskant is voor de gezondheid enn door geen blijk te geven van zwakte, zelfs niet als ze ziek zijn. Maatschappelijk normen versterken de aanname dat mannen onafhankelijk, zelfstandig, sterk en taai zijn.

Sociaaleconomische verschillen

Vrouwen ondervinden vaker negatieve invloed van sociaaleconomische factoren: ze blijven vaker thuis, werken meer in deeltijd, sociaal isolement (minder vrouwen hebben een auto, hebben een overleden partner en leven alleen). Dit kan ook een negatieve invloed hebben op de gezondheid.

Lees meer...

Minderheidsstatus en gezondheid

Een tweede groep factoren (1e groep was arm/rijk) waardoor mensen in een maatschappijn worden onderscheiden, is de vraag of ze een minderheids- of een meerderheidsstatus hebben binnen de algehele bevolking.

Etnische minderheden

Etnische minderheden: mensen die van de meerderheid verschillen wat betreft huidskleur, religie, enz. Bij de zoektocht naar verklaringen voor de relatief slechte gezondheid van mensen uit etnische minderheden moeten een aantal problemen in gedachten worden gehouden:

  • Het zou kunnen dat een onevenredig aantal mensen uit etnische minderheden eveneens tot een lage sociaaleconomische klasse behoort.
  • Mensen uit verschillende minderheden moeten niet als één enkele groep worden beschouwd.

Ondanks deze waarschuwingen is er een algemene uitspraak dat etniciteit van invloed is op de gezondheid hoewel verschillende factoren op verschillende etnische groepen van invloed zijn. Voor deze verschillen zijn een aantal verklaringen. Deze weerspiegelen in zekere mate de verschillen die aan de SES zijn gerelateerd:

  • Verschillen in gezond gedrag à veel Afro-Caraïbische mannen gebruiken grote hoeveelheden alcohol en krijgen alcoholgerelateerde aandoeningen. De Turkse en vrouwelijke Surinaamse bevolking eet relatief vee vet en binnen etnische minderheden doen mannen en vrouwen minder aan lichaamsbeweging.
  • De stress van mensen in minderheidsgroeperingen à gericht op sociale invloed van het hebben van een minderheidsstatus. Als gevolg van specifieke stressoren, zoals discriminatie, raciale intimidatie, en de eisen tot het behouden van de eigen cultuur of het veranderen daarvan, ervaren etnische minderheden mogelijk meer stress dan meerderheidspopulaties.
  • Toegang tot gezondheidszorg à sommigen hebben problemen met het verkrijgen van toegang tot gezondheidszorg. Bovendien krijgen patiënten uit etnische minderheden mogelijk minder vaak een dure behandeling wanneer ze eenmaal toegang tot het ziekenhuissysteem hebben. Arme gemeenschappen, die het grootste risico lopen op een slechte gezondheid, hebben meestal de minste toegang tot de volledige reeks preventieve diensten: een verschijnsel dat wel de ‘omgekeerde preventiewet’ wordt genoemd.

Andere minderheden

Een minderheidsstatus kan eveneens het gevolg zijn van verschillen in gedrag ten opzichte van de norm (bijv. homoseksuele mannen met HIV).

Lees meer...

Rijk tegenover arm: de invloed van armoede

Armoede vormt misschien wel de belangrijkste sociale en economische invloed op de gezondheid. Er kan worden verwacht dat mensen in ontwikkelingslanden significant korter leven dan mensen in de rijkere, ontwikkelde landen. Dit wordt deel door omgevingsfactoren veroorzaakt, deel door economische en sociale factoren.

Zelfs bij de rijken komen gezondheidsverschillen voor

Binnen geïndustrialiseerde landen bestaat er een lineair verband tussen inkomen en gezondheid. Maar ook tussen opleiding en gezondheid bestaan verschillen, niet alleen voor volwassenen, maar ook voor hun kinderen.

Verklaringen voor ongelijkheid m.b.t. gezondheid tussen sociaaleconomische klassen

Er zijn verklaring die de verantwoordelijkheid toeschrijven aan het individu als gevolg van het eigen gedrag. Andere verklaring is dat het behoren tot een bepaalde sociale klasse op zichzelf een directe invloed op de gezondheid kan hebben. Er zijn ook aanwijzingen van genetische en neurobiologische aard gevonden.

Voor gezondheidsverschillen wordt dus een sociale verklaring tegenover een meer individuele verklaring geplaatst. Bij de sociale verklaring wordt gesteld dat een lage SES gezondheidsproblemen veroorzaakt. Bij het tegenovergestelde standpunt veroorzaken de gezondheidsproblemen een lage SES. Uit onderzoeken komt naar voren dat de SES overwegend als oorzaak wordt beschouwd en niet als gevolg.

Mensen uit de lagere SES klassen vertonen vaker ongezond gedrag en vertonen meer gedraging die schadelijk zijn voor de gezondheid. Waarom doen ze dit? Gebrek aan kennis in niet de oorzaak, maar ze lijken minder bereid te zijn om naar deze informatie te handelen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het gebrek aan kansen en de dagelijkse stress kunnen leiden tot een hoge mate van risicovol gedrag zodat ze de dag kunnen doorkomen.

In maatschappijen waar de inkomstverschillen het kleinst zijn, is de gezondheid van inwoners het beste. Gecorreleerd aan economische ongelijkheid zijn psychiatrische problemen, vetzucht, cardiovasculaire aandoeningen, achterstanden in onderwijs, verslaving, tienerzwangerschappen en verwaarlozing van kinderen. Een mogelijke verklaring is aangeleerde hulpeloosheid. Dit ontstaat als mensen het idee hebben dat ze geen invloed hebben op met name aversieve gebeurtenissen in hun leven. In een ander onderzoek komt naar voren dat de teleurstelling van jongeren van het niet mee kunnen komen met leeftijdsgenootjes en sociale vergelijking belangrijke risicofactoren zijn.

Een andere verklaring voor verschillen in de gezondheid onder sociale klassen is dat mensen uit lagere sociaaleconomische klassen in veel hogere mate worden blootgesteld aan een omgeving die schadelijk is voor de gezondheid (werken vaker op een bouwplaats, wonen in huizen van slechtere kwaliteit). Mensen met lagere status zijn meer stressgevoelig. Zeggenschap verhoogt het geluksgevoel via hormonen als oxytocine en dopamine. Het gaat waarschijnlijk om de vergelijking met anderen -> sociale vergelijking. Dit bepaalt voor een deel het gevoelde welzijn en heeft ook een belangrijk emotioneel component -> zelfwaardering.

Door een lage SES in combinatie met een gebrekkig systeem van sociale ondersteuning kan het risico op ziekte significant worden verhoogd.

Lees meer...

Gezondheidsverschillen

Waar we wonen (omgevingsfactoren, culturele en sociale factoren) heeft een even grote, of zelfs een groter invloed op ons risico op ziekte, als onze leefwijze.

Bewijs voor verschillen in gezondheid

Er zijn duidelijke gezondheidsverschillen in hele bevolkingsgroepen zowel tussen verschillende land als binnen landen zelf. Met enkele uitzonderingen geldt dat een bevolking van een land langer leeft naarmate het land rijker is. Verschillen in macht, geld en middelen staan aan de basis van gezondheidachterstanden. Ze bepalen de omgeving waarin mensen worden geboren, opgroeien, leven, werken en ouder worden -> ‘social determinants of health’.

  • De maatschappelijke determinanten van gezondheid à De positie op de sociale ladder is afhankelijk van de sociaaleconomische positie, etniciteit en geslacht van een persoon.
  • Macht, geld en middelen (oftewel SES) etniciteit en geslacht à SES wordt uitgedrukt in opleiding, beroepstatus of inkomen. D.m.v. opleiding worden bepaalde vaardigheden en kennis opgedaan die de gezondheid bepalen. Het beroep is belangrijk voor de plaats op de sociale ladder. Etnische verschillen in gezondheid zijn het gevolg van discriminatie en sociale uitsluiting. De lagere SES van vrouwen en hun gebrek aan middelen veroorzaakt gezondheidsachterstanden.
  • De omgeving waarin mensen worden geboren, opgroeien, leven, werken en ouder worden à Dit heeft invloed op de leefstijl van mensen; het vormt de schakel tussen de ongelijke verdeling.
  • Fysieke omgeving en materiële omstandigheden à Woonomstandigheden zijn van invloed op status en vermogen en vertalen zich op die manier in gezondheid (bijv. slecht geïsoleerde woning). De materiële levensstandaard bepaalt of mensen zich gezond voedsel of warme kleding kunnen veroorloven.
  • Sociale omgeving en psychosociale omstandigheden
  • Gezondheidszorg à De toegankelijkheid en kwaliteit van de geboden zorg aan verschillende sociaal economische en etnische groepen heeft rechtstreeks effect op de gezondheidsachterstanden. Toegankelijkheid van de Nederlandse gezondheidszorg is goed.
  • Leefstijl en stress à Gezondheidsachterstanden zijn deels het gevolg van verschillen in leefstijl en gedrag tussen de sociaaleconomische en etnische groepen (bijv. mensen met lager opleidingsniveau blijken vaker te roken). Door bijv. werkloosheid ontstaan schulden wat weer leidt tot stress.

Lees meer...

Leefwijze

De welvaart stijgt, maar de relatieve ongelijkheid tussen mensen wordt steeds groter. Succes of falen wordt in een ik-maatschappij steeds meer zaak van het individu vergeleken met de wij-samenleving van de jagers en verzamelaars. De hoeveelheid sociale stress neemt daardoor toe, ondanks de welvaart -> de hersenen zijn zeer gevoelig voor sociale uitsluiting en sociale verschillen. Dit is misschien een verklaring voor het feit dat verschillen in SES zo’n invloed kunnen hebben op gezondheid.

Lees meer...

Wat is gezondheidspsychologie?

Empirisme: komt voort uit de denkwijze dat alle kennis d.m.v. zintuiglijke waarneming kan worden verkregen.

Wat is het verband tussen psychologie en gezondheid?

Aan de hand van een psychologische benadering kan bijvoorbeeld worden verkaard waardoor sommige mensen emotioneel goed lijken te reageren op een slechte gezondheid en anderen niet. De belangrijkste doelstelling van de gezondheidspsychologie is het ontwikkelen van een inzicht in de biopsychosociale factoren die belangrijk zijn voor:

  • De bevordering en het in stand houden van de gezondheid
  • Het verbeteren van de systemen voor gezondheidszorg en het gezondheidsbeleid
  • De preventie en behandeling van ziekte
  • De oorzaken van ziekte; bijv. risicofactoren en kwetsbaarheid

Gezondheidspsychologie heeft verschillende contrasten met andere populaire disciplines:

  • Medische psychologie: gebaseerd op een mechanistisch medisch model -> een achterliggende beperking veroorzaakt een symptoom waarvoor behandeling nodig is om de

normale gezondheid te herstellen.

  • Gedragsgeneeskunde: wordt gebruik gemaakt van uiteenlopende gedragswetenschappen in relatie tot lichamelijke aandoening, waaronder psychologie, sociologie en gezondheidsonderwijs. Het onderzoekt de ontwikkeling en integratie van gedragsmatige en biomedische kennis en technieken die relevant zijn voor ziekte en gezondheid. Het wordt niet alleen toegepast op behandeling, maar ook op preventie en revalidatie. Dankzij de gedragsgeneeskunde is het standpunt verspreid dat de geest een directe invloed uitoefent op het lichaam.
  • Psychosomatische geneeskunde: dit betekent dat de geest en het lichaam beide zijn betrokken bij ziekte, en wanneer niet gemakkelijk een organische oorzaak word gevonden, kan de geest de oorzaak zijn van een lichamelijke reactie. Ziekten zonder aanwijsbare, lichamelijke oorzaken worden psychogeen genoemd.
  • Medische sociologie: probeert gezondheid en ziekte te begrijpen op basis van verschillende sociale factoren die op mensen van invloed kunnen zijn.
  • Gezondheidspsychologie: biologische, sociale en psychologische factoren. Het wordt bekritiseerd doordat dit vak te individualistisch van aard is. Er hebben zich vier benaderingen voor gezondheidspsychologie ontwikkelt:
    - Klinische gezondheidspsychologie
    - Gezondheidspsychologie m.b.t. de volksgezondheid
    - Gezondheidspsychologie van bepaalde groepen
    - Kritische gezondheidspsychologie (zie hieronder)
  • Kritische gezondheidspsychologie: kritische gezondheidspsychologen betogen dat het biopsychosociale model duidelijker van het medische model dient te worden onderscheiden, vooral m.b.t. de ontwikkeling van het sociale component. Door de nadruk op individuele gedachten, gevoelens en handelen wordt de rol afgezwakt die de maatschappij en de politiek spelen in onze menselijke ervaring van gezondheid en ziekte -> meer aandacht nodig voor context en cultuur.

Lees meer...

Individuele, culturele en leeftijdsgerelateerde perspectieven op gezondheid

Aan leken gevraagd wat gezondheid is (onderzoek Bauman). Daar kwam uit dat het is gerelateerd aan: gevoel, gerichtheid op symptomen, prestaties. Oudere mensen maakten vaker melding van gezondheidsproblemen, terwijl jongeren gezondheidsgedrag (bijv. eten van gezonde voeding) noemden. Herzlich deed ook onderzoek. Daar kwam uit dat er onderscheid werd gemaakt tussen gezond zijn, gezondheid hebben en gezond doen. Bij Bauman zagen respondent gezondheid eerder als een toestand van ‘zijn’ en ‘doen’. Niet zozeer van hebben. Dit verschil kan komen doordat Bauman ernstig zieke mensen ondervroeg, en Herzlich niet-zieke mensen.

Ander onderzoek was ‘Health and Lifestyle’ van Blaxter. Categorieën die naar voren kwamen waren:

  • Gezondheid als niet ziek -> geen symptomen, geen bezoek aan arts.
  • Gezondheid als bezitting -> ik kom uit sterke familie.
  • Gezondheid als gedrag -> ik zorg goed voor mezelf, ik sport.
  • Gezondheid als lichamelijke fitheid en vitaliteit
  • Gezondheid als psychosociaal welzijn -> m.b.t. geestestoestand.
  • Gezondheid als functie -> vermogen om taken te verrichten.

Definitie van gezondheid van de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie): Een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen als de afwezigheid van ziekte of invaliditeit.

-> Er is een duidelijk relatie tussen gedrag, levenswijze en gezondheid. Minder duidelijk zijn de sociaaleconomische en culturele invloeden op gezondheid.

Crossculturele perspectieven op gezondheid

Wat wordt beschouwd als een normale gezondheid verschilt per cultuur en is afhankelijk van het economische, politieke en culturele klimaat van het tijdperk waarin de betrokkene leeft. Westerse mensen delen de geest, het lichaam en de ziel zodanig dat elk van deze terreinen aan afzonderlijke zorgverleners wordt toegewezen. In sommige Afrikaanse culturen is dat niet het geval -> de drie elementen van de menselijke aard worden daar geïntegreerd. In bepaalde Afrikaanse streken werken groeps- of familieleden samen voor het welzijn van allen. Dit is een collectivistische benadering en verschilt sterk van onze individualistische benadering. In verschillende oosterse culturen wordt een soortgelijke holistische en collectivistische benadering toegepast. Holistisch -> niet alleen het zuiver lichamelijke of waarneembare wordt aangepakt, maar het hele wezen en het welzijn wordt in beschouwing genomen.

Levensduur, ouder worden en aannamen over gezondheid

Het ontwikkelingsproces is een functie van de interactie tussen drie factoren:

1) Leren

2) Ervaring

3) Rijping

Erikson -> 8 belangrijke levensfasen, die m.b.t. verschillende dimensies verschilden, waaronder:

  • Cognitief en intellectueel functioneren (bijv. invloed zijn op medische instructies begrijpen)
  • Taal- en communicatievaardigheden (bijv. geen melding kunnen maken van pijn of zorgen)
  • Inzicht in ziekte (bijv. voor inroepen van medische hulp)
  • Gezondheidszorg en verzorgingsgedrag (bijv. van invloed op vermeende risico van ziekte)

Tijdens de ontwikkeling van kind tot volwassene wordt het verstandelijk vermogen, waarmee de werkelijkheid begrepen kan worden, rijper. Piaget meende dat deze cognitieve ontwikkeling in opvolgende vaste stadia verloopt:

1) Sensomotorisch stadium -> baby verkent wereld d.m.v. zintuigen

2) Preoperatief stadium -> magisch aandoende opvatting van de wereld, er is nog geen sprake van het leggen van objectieve concrete nauwkeurige relaties.

3) Stadium van concrete bewerkingen -> kind kan juiste relaties leggen tussen dingen, mits deze dingen in werkelijkheid ook aanwezig zijn.

4) Stadium van abstracte bewerkingen -> de concrete aanwezigheid van de dingen is niet meer vereist.

Ziekteconcept op de leeftijd van 3 tot 7 jaar

Het is belangrijk dat kinderen in de loop van de tijd enige verantwoordelijkheid aanleren voor het onderhoud van hun eigen gezondheid. Onderzoek van Bibace en Walsh toonde aan dat kinderen jonger dan 7 jaar ziekte verklaren op magisch niveau; verklaringen zijn gebaseerd op associatie

  • Onbegrip -> kind geeft irrelevante antwoorden of ontwijkt vragen.
  • Fenomenalisme -> ziekte is meestal een teken of geluid dat met de ziekte in verband wordt gebracht, maar er is weinig begrip van oorzaak en gevolg.
  • Aangestoken worden -> ziekte is meestal afkomstig van persoon of voorwerp dat dichtbij is.

Ziekteconcept op de leeftijd van 8 tot 11 jaar

Verklaringen van ziekte rond acht tot 11 jaar zijn concreter en gebaseerd op een logische reeks van gebeurtenissen van oorzaak en gevolg.

  • Besmetting -> begrijpen dat ziekte verschillende symptomen kan hebben en ze erkennen dat bacteriën of zelfs hun eigen gedrag ziekten kunnen veroorzaken.
  • Internalisatie -> begrijpen dat de ziekte zich in het lichaam bevindt, maar het proces waardoor symptomen zich voordoen, wordt slechts gedeeltelijk begrepen.

Tijdens deze ontwikkelingsfase kunnen kinderen ertoe worden aangezet enige persoonlijke controle over de ziekte of behandeling uit te oefenen; hierdoor kan het kind worden geholpen met de ziekte om te gaan.

Ziekteconcept vanaf de puberteit

Ziekteconcept is nog een abstract begrip: verklaring zijn gebaseerd op interacties tussen de persoon en zijn omgeving.

  • Fysiologisch -> de meesten kunnen ziekte nu definiëren in termen van specifieke lichamelijke organen of functies.
  • Psychofysiologisch -> tijdens de latere puberteit en volwassenheid begrijpen veel mensen dat lichaam en geest interactie vertonen.

Pubers nemen van zichzelf aan dat ze meer controle hebben over het ontstaan en de genezing van ziekte en zijn zich er beter van bewust dat persoonlijke acties van invloed kunnen zijn op de resultaten.

Vroege volwassenheid is de leeftijd van 17 tot 40. De kans dat ze nieuwe gedragingen gaan vertonen die een risico vormen voor de gezondheid is kleiner dan bij pubers; de kans dat ze preventief gedrag vertonen is groter. Accent bij gezondheidsvoorlichting ligt hier op praktische toepassingen.

Bij het ouder worden blijft het zelfconcept (bewuste gedachten en aannamen over jezelf) relatief stabiel. Veranderingen van het zelfconcept maken niet onvermijdelijk deel uit van het ouder worden.

Lees meer...

Wat is gezondheid? Veranderde perspectieven

Biomedisch model: bij dit model wordt aangenomen dat een symptoom van een ziekte een achterliggende pathologie heeft die hopelijk via medische interventie kan worden genezen. Dit standpunt wordt ook wel reductionistisch genoemd. Hierdoor wordt het feit genegeerd dat verschillende mensen op verschillende wijze reageren op eenzelfde ziekte.

Biopsychosociaal ziektemodel: het standpunt dat ziekten van symptomen door een combinatie van lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden verklaard.

Van oudsher heeft er een spanning bestaan tussen degenen die de geest en het lichaam als afzonderlijk beschouwden (dualisten) en degenen die deze als eenheid zagen (monisten). Tegenwoordig ligt het accent op de wederzijdse relatie tussen lichaam en geest. Freud heeft hier belangrijke invloed op gehad. Hij kwam met het bestaan van een onbewuste geest. Er is veel onderzoek gedaan naar onbewuste conflicten, de persoonlijkheid en ziekte -> dit heeft geleid tot de psychosomatische geneeskunde.

Gedrag en gezondheid

De uitvinding van antibiotica kwam rond 1940. Fleming ontdekte penicilline al in 1928, maar het duurde enkele jaren voordat dit middel en andere antibiotica algemeen verkrijgbaar waren.

Vroeger was er geen remedie tegen aids waardoor mensen veel terughoudender waren. Later werden jongeren nonchalanter, omdat men dacht dat je er niet meer aan dood hoefde te gaan door het slikken van medicijnen.

Vroeger raakte gezondheid gekoppeld aan geschiktheid om te werken. Tegenwoordig kijken veel mensen nog steeds naar de effecten van ziekte op het werkende leven, hoewel er ook naar het tegenovergestelde wordt gekeken -> rol van het werk en de werkomstandigheden en de effecten hiervan op de gezondheid.

Lees meer...

Neobehaviourism in Retrospect (p 531)

Van alle 4 is Guthrie’s invloed het meest stabiel gebleven. Zijn Principle of contiguity blijft een inspirerend werk over gedrag. Tolman’s visie verloor invloed nadat Hull en Skinner ten tonele kwamen. Hull’s invloed is tegenwoordig ook tanende en waarschijnlijk zullen Tolman’s en Skinner’s invloed het langst overleven.

Lees meer...

Burrhus Frederic Skinner (1904-1990) (p 513)

Skinner was 3 decennia de bekendste psycholoog. Hij was de woordvoerder van het radicaal behaviorisme. Hij had eens gezegd dat hij liever zijn kinderen dan zijn boeken zou verbranden, want zijn boeken droegen meer bij aan de samenleving. Op zijn boek Beyond Freedom was 80% van de recensies negatief. Dit schaadde hem niet zozeer maar bracht hem veel populariteit.

Aanvankelijk wilde Skinner een schrijver worden maar na een jaar van pogingen lukte hem het niet een boek te produceren. Skinner kwam in contact met Watson’s Behaviorisme.

Skinner zat 8 jaar op Harvard en voor zijn proefschrift zocht hij naar een elementaire eenheid voor gedragsanalyse. Hij identificeerde het reflex als deze eenheid. Na een flinke ruzie met zijn begeleider Boring die zijn aanpak afkeurde kreeg hij toch zijn Ph.D.

Na zijn proefschrift ontwikkelde hij de Skinner box, iets wat hij zelf de operant conditioning apparatus noemde. Hierin staat een dier die een arbitraire handeling gebruikt (sleutel omdraaien, rad draaien, staaf leunen) en daarvoor beloond wordt. Het dier operates op zijn omgeving, vandaar de term operant conditioning. Het belangrijkste verschil met Thorndike’s instrumental learning zis dat bij operant conditioning het dier volledige controle heeft waar instrumental learning ook de begeleider acties onderneemt. Hij onderzocht hiermee o.a. de reactiesnelheid waarmee het dier leerde.

Hij kwam op deze Skinner box met behulp van zijn 4 principes: 1) als je iets interessants ziet, houdt overal mee op en ga dit onderzoeken, 2) het ene onderzoek is makkelijker dan het andere, 3) sommigen hebben geluk en 4) machines, vooral gecompliceerde, gaat stuk.

Hij onderzocht uitsterving door geen beloning meer te geven en de reactiesnelheid daalde op een gecontroleerde manier. Hij beschreef dit en nog veel meer gedragsexperimenten in zijn The Behaviour of Organisms dat uiteindelijk een zeer grote invloed zou hebben. Thomas Kuhn noemde het boek een paradigm shift.

Het boek verkocht aanvankelijk slecht o.a. door Hull’s grote boek over gedrag en enkele kritieken: 1) de titel was te pretentieus, 2) Skinner zou het werk van anderen onderbelicht hebben en 3) een kleine en artificiële set aan gedrag voor een klein aantal proefdieren. Deze kritieken waren grotendeels terecht want 1) dat was het ook, 2) idem dito en 3) wiskunde analyses interesseerde Skinner nauwelijks.

Schema’s van reinforcement introduceerde Skinner door niet altijd een beloning te geven. Hierbij zag Skinner dat de reactie zelfs versnelde ten opzichte van elke keer een beloning. Dit zag Skinner zelf als zijn grootste bijdrage.

Skinner beschreef shaping, het belonen van stapjes van gedrag totdat het gehele gedrag wordt uitgevoerd. Het uiteindelijke doel opsplitsen in subdoelen en deze elk belonen. Skinner wist op deze manier twee duiven tafeltennis te laten spelen. In Project Orcon probeerde Skinner duiven als raketgeleiding of organische controle systemen te gebruiken. Het leger was echter niet overtuigd.

Skinner schreef zijn fictie Walden II waarin een gemeenschap door operant principes tot een harmonieuze en blije gemeenschap werd gekneed. De 10 geboden zijn hier uitgewerkt in prgramma’s van gedragsbeheersing. Walden II was sub operando (onder operant conditioning). Andere dergelijke projecten waren Plato’s Republic met sub homine (onder de man -> individualisme); Saint Agustine in City of God met sub deo (onder God); Sir Thomas More in Utopia met sub lege (onder de wet); Jan-Jacques Rousseau in The Social Contract met sub natura (in de natuur); Aldous Huxley in Brave New World met sub psychologia (onder psychologie). Met de alter-ego Frazier in Walden II zei Skinner wat hij zelf niet durfde te zeggen: de onderdanen/proefpersonen reageren altijd juist, het is alleen de heerser/wetenschapper die een verkeerde voorspelling doet.

Aanvankelijk werd Walden II slecht verkocht maar later sloeg de verkoop en werd uiteindelijk meer dan 2 miljoen keer verkocht.

Skinner maakte een omgeving voor zijn kinderen door eerst te analyseren wat zij nodig hebben: 1) warmte, 2) bescherming tegen ziekten en 3) sociale banden en tijd om te spelen/bewegen. Skinner maakte een verwarmde, luchtgefilterde cabine en liet het kind om de zoveel tijd buiten de cabine spelen. Toen foto’s van dit apparaat in Ladies Home Journal kwamen ontstond veel ontsteltenis. Skinner werd ervan beschuldig zijn dochter als labrat te behandelen. Toen Skinner ze commercieel wilde exploiteren werd hij door zijn mede-investeerder belazerd die er met zijn geld vandoor ging.

Later kwamen er geruchten dat de dochter permanent negatief beïnvloedt was door deze baby-doos. Dit is echter verre van waar.

Hierna keek Skinner naar leeromgevingen, klaslokalen. Hij zag dat er maar weinig positieve reinforcers waren en als ze er al waar dan meestal te laat. Er waren voornamelijk straffen (negatieve reinforcers). De klassen waren vaak veel te groot en de leraar moest informatie aan iedereen tegelijk geven waar het ene kind dit te gemakkelijk vondt en de ander te moeilijk. Skinner ontwikkelde teaching machines die directe reinforcers gaven. Zo kon een kind ook op zijn eigen niveau verder. Skinner dacht hier een grote variëteit aan vaardigheden en kennis mee te kunnen overbrengen maar in de praktijk zijn slechts een paar daarvan echt effectief. Skinner liep met zijn learning machines ver vooruit.

Paul Fuller wist bij een man van 18 die geen gedrag vertoonde (ook niet at of dronk) zijn hand omhoog te brengen. Fuller gebruikte een pipet met melk als reinforcer. Fuller ging hier niet mee verder maar beweerde een repetoir aan handelingen bij de man op te kunnen bouwen.

Door dit experiment ging Skinner zich interesseren in zwakzinnigen. Twee van zijn studenten op Harvard begonnen aan behaviour modification. Het gedrag observeren en dit veranderen door geschikte beloningen. Zo was het geval van een vrouw die handdoeken stal. Elke keer als ze dit deed gaven de verplegers haar nog veel meer handdoeken. Na 4 weken bleek ze 650 handdoeken in haar bezit te hebben en begon ze ze weg te halen, ze weigerde nog meer handdoeken aan te nemen.

Skinner zag zich niet als een psycholoog maar als een behavioral analyst. Het behaviour modification sloeg snel aan maar kwam ook kritiek op. Het zou inhumaan zijn mensen van goed voedsel, een schoon bed e.d. te onthouden alleen om deze als beloningen te gebruiken. Door deze kritieken kan behaviour modification nu vaak alleen plaatsvinden onder streng gecontroleerde omstandigheden.

Behaviour modification komt eigenlijk ook voor in de industrie: belonen naar hoeveelheid werk. Vaak blijkt dat wanneer mensen op vrijdag betaald krijgen zij maandag het minst efficiënt werken, iets wat tijdens experimenten ook al bleek.

In zijn latere leven hield hij nog contact met de intellectuele wereld en schreef diverse artikelen en boeken, waaronder één over ouder worden met vooral praktische tips (kijk porno om het sexleven op te krikken). Hij kreeg vele medailles en erkenningen voor zijn werk. Hij had niets op met cognitieve psychologie die hij zag als een creatie vanuit de psychologie zelf.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen