Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Gezonde voeding

Voeding heeft een direct en een indirect verband met ziekten. Bijvoorbeeld te veel vet, zout en te weinig vezels is gerelateerd aan kanker.

Fruit en groenten bevatten vitaminen, anti-oxidanten en vezels. Deze zijn nodig voor een gezond lichaam.

Anti-oxidanten (vitamine A, C en E, bètacaroteen en foliumzuur) remmen het oxidatieproces (wat zorgt voor het ontstaan van vetafzettingen in de slagaders).

Uit een groot onderzoek blijkt dat vitaminepillen niet veel effect hebben. Alleen de combinatie van vitamine C en E zou cognitieve achteruitgang en dementie kunnen beperken.

Kinderen vinden ‘het smaakt goed’ het belangrijkste criterium voor eten. Tegelijk linken ze ‘het smaakt goed’ aan ongezond voedsel en ‘het smaakt niet goed’ aan gezond voedsel.

Voedselpreferenties worden meestal aangeleerd via socialisatie binnen het gezin.

Het is goed om op de basisscholen stimuleringsprojecten voor fruit en groente op te zetten. Onder andere door het eten ervan te belonen.

Lees meer...

Gezond gedrag

In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van uiteenlopende gedragingen die vaak worden beschreven als ‘gedragsmatige immunogenen’: gedrag dat zodanig werkt dat het de gezondheidstoestand van de betrokkene beschermt of verbetert. Een gebrek aan of laag niveau van ‘immunogenen’ is eveneens nadelig voor de gezondheid, zoals tot uiting komt in de stijgende cijfers met betrekking tot overgewicht (hfst 3); dit wordt grotendeels toegeschreven aan een geringe mate van lichamelijke activiteit. Gegeven het overtuigende bewijs van een verband tussen gedrag en ziekte dat in dit hoofdstuk en in hoofdstuk 3 is onderzocht, zouden we misschien op het simpele idee kunnen komen dat de meeste mensen zich op zodanige wijze zouden gedragen dat hun gezondheid wordt beschermd. Dit wordt echter niet door de statische gegevens ondersteund en het wordt steeds duidelijker dat er complexe invloeden op het gezondheidsgedrag inwerken.

Lees meer...

Onbeschermd seksueel gedrag

Negatieve effecten van onveilig vrijen op de gezondheid

Risico’s van onveilig vrijen: ongewenste zwangerschap, infecties zoals chlamydia en hiv. Sinds de ‘komst’ van hiv rond 1980 krijgt seksueel gedrag als risicofactor voor ziekte steeds meer aandacht.

In tegenstelling tot het andere gedrag dat in dit hoofdstuk is beschreven, vormen seksuele praktijken geen strikt individuele gedragingen; het gedrag vindt plaats in de context van een interactie tussen twee individuen.

In veel landen is de belangrijkste infectieroute voor hiv tegenwoordig onveilige heteroseksuele seks; deze oorzaak heeft homoseksuele seks en intraveneus druggsgebruik ingehaald.

Er is een daling van het beoefenen van veilige seks. Dit is mogelijk toe te schrijven aan het feit dat mensen aids zijn gaan zien als een ziekte die steeds beter kan worden behandeld. Hierdoor wordt deze aandoening niet langer als dodelijk beschouwd, zodat de impliciete noodzaak tot veilige seks mogelijk wordt ondermijnd.

Een groeiende reden tot zorg is de stijging van de cijfers met betrekking tot de soa’s: chlamydia, genitale herpes simplex en genitale wratten, die het meest onder adolescenten en jongvolwassenen voorkomen. Chlamydia is een ziekte die genezen kan worden en is de gemakkelijkst te voorkomen oorzaak van onvruchtbaarheid.

Seksueel gedrag en het gebruik van condooms

Uit een onderzoek in Engeland in 1990 bleek dat:

- jonge mensen vaker condooms gebruiken dan ouderen mensen

- vrouwen minder vaak condooms gebruiken dan mannen

- bij zowel mannen als vrouwen condooms het vaakst werden gebruikt bij een ‘nieuwe’ seksuele partner

- condoomgebruik aanzienlijk lager was bij mensen die meldden dat ze verschillende nieuwe partners hadden gehad

- het vrouwelijk condoomgebruik minder werd beïnvloed door de vraag of verschillende partners ‘nieuw’ voor hen waren of niet

Uit zulke resultaten komen aanwijzingen naar voren dat veilig vrijen niet alleen wordt beïnvloed door zorgen over hiv, maar ook door het type en het aantal seksueel actieve relaties dat iemand heeft.

Additionele barrières waar vrouwen mee te maken hebben wat betreft condoomgebruik:

- vrouwen verwachten bezwaar van de man (omdat gemeend wordt dat vrijen met condoom minder plezierig is)

- problemen/verlegenheid bij het ter sprake brengen van het condoomgebruik met een mannelijke partner

- zorgen dat het voorstellen dat een potentiele partner een condoom gebruikt, impliceert dat zij zelf of haar partner met hiv of met een andere soa is besmet

- gebrek aan zelfredzaamheid of handigheid met betrekking tot condoomgebruik

Lees meer...

Roken

Ondanks het verbod op roken in horecagelegenheden en de weinige reclame voor roken, blijft de prevalentie van roken hoog.

Negatieve effecten van roken op de gezondheid

Tabaksproducten bevatten carcinogene teersoorten en koolstofmonoxide, waarvan wordt gedacht dat ze verantwoordelijk zijn voor ongeveer 30% van de gevallen van aandoeningen van de kransvaten, 75% van de tumoren en 80% van de gevallen van chronische blokkade van de luchtwegen. Ook wordt gedacht dat passief roken verantwoordelijk is voor 25% van de sterfgevallen onder niet-rokers.

Door koolstofmonoxide wordt de hoeveelheid zuurstof in het bloed verminderd, waardoor minder zuurstof naar de hartspier kan worden toegevoerd; door nicotine moet het hart harder werken, doordat de bloeddruk wordt verhoogd en de hartslag wordt versneld en samen veroorzaken deze stoffen een vernauwing van de slagaders en vergroten ze de kans op trombose.

Teer zorgt voor verstopping van de longen en beschadigd zo het ademhalingsstelsel.

Prevalentie van roken

Doordat men zich meer bewust is geworden van de negatieve effecten van roken op de gezondheid, zijn in veel westerse maatschappijen verandering gemeld van de prevalentie van het roken en van het aantal mensen dat met roken begint. De daling van de prevalentie van het roken is in ontwikkelingslanden niet zo duidelijk te zien.

Het percentage rokers onder ouderen blijft hoog; deze bevolkingsgroep is met roken begonnen voordat er medisch bewijs was dat roken nadelige effecten heeft op de gezondheid. Bewezen is dat stoppen met roken gunstig is voor de gezondheid, ongeacht de leeftijd waarop dit gebeurt.

Leeftijdsspecifieke mortaliteit: meestal uitgedrukt als het aantal sterfgevallen per 100.000 per leeftijdsgroep per jaar, bijvoorbeeld door het percentage sterfgevallen aan kanker in 2001 van mensen van 45-54 te vergelijken met dat van mensen van 55-64.

Roken als verslaving

Nicotine stimuleert de afgifte van ß-endorfinen, onze natuurlijke opiaten, en verhoogt de stofwisselingssnelheid. Lichamelijke afhankelijkheid ontstaat wanneer iemand tolerantie ontwikkelt voor de effecten van nicotine en meer gaat roken om hetzelfde effect te bereiken of om de onthoudingsverschijnselen te vermijden.

Waarom roken mensen?

Onderzoekers geven aan dat het risico op longkanker bij mensen die tijdens de jeugd gaan roken, was verhoogd in vergelijking met dat van mensen die pas als volwassenen waren gaan roken.

Redenen om te beginnen met roken, zoals uit onderzoek blijkt:

- voorbeeld volgen van de sociale groep

- sociale druk, sociaal leren en bekrachtiging (zodat een positieve houding t.o.v. roken ontstaat)

- bij jonge meisjes is gewichtsbeheersing geïdentificeerd als motief om te beginnen met roken en er mee door te gaan, voor jonge mannen geldt dit niet

- het roken als deel van een grotere reeks risicovolle of problematische gedragingen zoals spijbelen, winkeldiefstal of alcoholgebruik voor het 16e jaar

- cognities over de gezondheid zoals ‘onrealistisch optimisme’ met betrekking tot de kans negatieve consequenties te ervaren, dat wil zeggen ‘dat zal mij niet overkomen, omdat ik minder rook dan andere mensen van mijn leeftijd’

- geslachtsverschillen in de houding tegenover roken: jongens vinden de fitheid van hun lichaam belangrijker, meisjes verbinden aan ‘cool zijn’ een hogere status.

Uit een onderzoek in Australië bleek dat meisjes door stress meer gingen roken (zij meldden meer totale stress, schoolspecifieke stress, gezinsconflicten en dominante ouders).

Redenen om te blijven roken:

- plezier of genot als gevolg van het gedrag, de smaak en de effecten versterken een positieve houding t.o.v. roken

- gewoonte (psychologische en/of lichamelijke afhankelijkheid)

- als vorm van zelfmanagement van stress en om nervositeit te bestrijden

- ontbreken van de overtuiging dat de betrokkene in staat is tot stoppen

Beslissing van mensen over middelengebruik zijn vaak niet rationeel, maar motivationele en emotionele componenten spelen hierbij een rol. Mensen die niet op gezond leven zijn gericht of die niet gemotiveerd zijn om een gezond leven te leiden, zien hun middelengebruik minder vaak als een probleem en denken dat ze minder goed tot een gedragsverandering in staat zijn.

Bij mensen die op 30-jarige leeftijd stoppen met roken daalt de kans op longkanker met 90%. Aangetoond is dat stoppen met roken vaker gebeurt onder mensen met een hogere sociaaleconomische status. En het succespercentage van mensen die stopten met roken is hoger naarmate het opleidingsniveau hoger is. Hierbij is het niet duidelijk of dit effect direct kan worden toegeschreven aan een grotere kennis van en groter inzicht in potentiële gezondheidsrisico’s. voor het stoppen met roken is er een duidelijk verband met het netwerk rondom de roker.

Lees meer...

Alcoholgebruik

Negatieve effecten op de gezondheid door overmatig alcoholgebruik

Alcohol is de op één na meest gebruikte psychoactieve stof in de wereld (na cafeïne) en hoewel het meestal als een stimulerend middel wordt beschouwd, onderdrukt deze stof in feite de werking van het centraal zenuwstelsel.

Gezondheidsproblemen ontstaan niet alleen als gevolg van alcoholverslaving; deze problemen kunnen ook ontstaan als gevolg van acute en langdurige episodes van zwaar drinken. Zwaar alcoholgebruik speelt een rol bij ongelukken, gedragsproblemen en ziekten (zoals levercirrose, kanker, hartaandoeningen en herseninfarcten).

Levercirrose is een verzamelnaam voor een groep chronische leverziekten. Alcoholische levercirrose: wanneer dit door alcohol wordt veroorzaakt. De lever is chronisch overbelast en ontstoken. De ontstoken cellen sterven af, waardoor de functies van de lever door steeds minder cellen vervuld moeten worden (hierdoor wordt de lever groter). Bloed stroomt er moeilijker doorheen waardoor afbraakproducten niet op de goede manier worden afgevoerd. Hierdoor wordt de concentratie van deze stoffen in het bloed steeds hoger. Het leidt tot: vaak moe zijn, weinig eetlust, het ontstaan van vetbobbeltjes in de huid, rode vlekken op de handen, pijn in de bovenbuik, bloedingen.

In een vergevorderd stadium maakt de lever de giftige stoffen afvalproducten die in het lichaam terecht komen niet meer onschadelijk, waardoor de hersenen worden aangetast.

Aanbevelingen voor alcoholgebruik

Ieder mens reageert anders op dezelfde hoeveelheid alcohol. Dit is afhankelijk van factoren zoals lichaamsgewicht, voedselinname, stofwisseling, de sociale context waarin wordt gedronken en de cognities en verwachtingen van het individu.

Het is hierdoor moeilijk een ‘veilig’ niveau van alcoholinname te bepalen.

Prevalentie van alcoholgebruik bij jongeren

Er worden verschillende onderzoeksresultaten genoemd. In Engeland, Zweden en Nederland bleken veel jonge tieners meer te drinken dan goed voor hen is. Omdat juist jonge hersenen die nog in ontwikkeling zijn erg kwetsbaar zijn voor alcoholschade, is het erg belangrijk dat dit zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dit risico op hersenbeschadiging wordt door jongeren erg onderschat.

Heeft het drinken van alcohol ook positieve effecten?

Zwaar drinken heeft negatieve effecten op de gezondheid, die in de loop van de tijd toenemen, evenredig aan het gebruik. Matig drinken verhoogt het risico mogelijk niet en biedt feitelijk zelfs een mogelijke bescherming tegen aandoeningen aan de kransvaten, omdat het de concentratie van LDL’s in het bloed verlaagt (werkt niet bij mensen die roken). Effecten van helemaal niet drinken moeten nog verder worden onderzocht.

Er is een J-vormige relatie tussen het alcoholgebruik en het risico op aandoeningen van de kransvaten: de grafische voorstelling van de relatie tussen twee variabelen, waarvan de een op de x-as en de ander op de y-as is uitgezet, heeft de vorm van de letter J.

In rode wijn zitten polyfenolen die mogelijk bescherming kunnen bieden tegen kanker. Ze denken dat polyfenolen het begin van het ontstaan van kanker remmen als gevolg van hun anti-oxidanten en ontstekingsremmende eigenschappen. Daarnaast remmen ze de deling van gemuteerde cellen en zorgen voor apoptose (celdood).

Waardoor krijgen sommige mensen een drankprobleem?

Aspecten die in aanmerking zijn genomen bij onderzoek naar het onderscheid tussen mensen die een veilige hoeveelheid drinken en probleemdrinkers:

- erfelijkheidsfactoren en een familiegeschiedenis van alcoholmisbruik: kinderen van probleemdrinkers hebben een grotere kans om probleemdrinkers te worden dan kinderen van niet-probleemdrinkers.

- De aanwezigheid van geestesziekten: stemmingsstoornissen, predispositie (factoren die de kans vergroten dat iemand een bepaald gedrag zal vertonen) voor angst, sensatiezoeken, bepaalde tendensen in de persoonlijkheid.

- Sociaal leren: volgens de theorie over sociaal leren is alcoholverslaving sociaal aangeleerd en wordt dit vervolgens bekrachtigd.

Onder oudere mensen blijkt dat er veel minder alcohol wordt gedronken en bij steekproeven onder ouderen blijkt dat probleemdrinken wordt beïnvloed door de lichamelijke gezondheid, sociale gelegenheden en financiële status.

17e en 18e eeuw: alcoholproblemen werden beschouwd als immoreel gedrag, zwakkelingen die niet in staat waren persoonlijke controle uit te oefenen over hun drinkgedrag deden dit. Het individu was verantwoordelijk en kon dus gestraft worden.

19e eeuw: alcoholproblemen werden beschouwd als het gedrag van passieve slachtoffers van een kwaadaardig en krachtig middel.

20e eeuw: verantwoordelijkheid werd bij het individu gelegd. Behandeling werd gebaseerd op het behaviorisme (alleen observeerbare gegevens kunnen bestudeerd worden, het gedrag zelf staat centraal en niet de mentale processen. En onthouding en gereguleerd drinken worden als mogelijke behandelingsresultaten beschouwd.

Patronen van zwaar drinken die tijdens de late jeugd en vroege volwassenheid ontstaan, zetten zich tijdens de volwassenheid meestal voort. Alcoholgerelateerde gezondheidsproblemen lijken zich tijdens de middelbare leeftijd te accumuleren.

Programma’s voor gezondheidsbevordering: zowel primaire preventie (kinderen voorlichten over risico’s van zwaar drinken), als secundaire preventie (gericht op gedragsverandering bij mensen die al zwaar drinken).

Lees meer...

Overgewicht

Overgewicht is geen gedrag, maar het ontstaat wel door een combinatie van gedrag (slechte voeding en een gebrek aan beweging), daarom krijgt het aandacht van gezondheidspsychologen.

Hoe wordt overgewicht gedefinieerd?

Het wordt bepaald aan de hand van de BMI (body mass index), ook wel Quetelet-index genoemd. Deze wordt berekend als het gewicht in kilo’s gedeeld door de lengte in meters in het kwadraat. De maatstaven zijn:

- ‘normaal’: BMI tussen 20 en 24.9

- licht overgewicht: BMI tussen 25 en 29.9

- matig of klinisch overgewicht: BMI tussen 30 en 39.9

- ernstig overgewicht: BMI 40 of groter

Negatieve gevolgen van overgewicht voor de gezondheid

Overgewicht wordt als belangrijke risicofactor geïdentificeerd bij het ontstaan van een reeks lichamelijke aandoeningen, waaronder hypertensie, hartaandoeningen, diabetes type 2, oseoartritis en pijn in de onderrug; daarnaast speelt overgewicht ook een rol bij psychologische gezondheidsklachten zoals een gering gevoel van eigenwaarde en sociaal isolement.

Het relatieve risico op ziekte lijkt recht evenredig te zijn aan het percentage overgewicht van het individu, hoewel het bewijs voor deze lineaire relatie niet unaniem is. Relatie tussen overgewicht en mortaliteit komt alleen op de lange termijn voor.

Prevalentie van overgewicht

De Europese Commissie schat dat 31% van de volwassen bevolking van de EU overgewicht heeft (1999). Kinderen met overgewicht groeien vaak op tot volwassenen met overgewicht.

Oorzaken van overgewicht

Een makkelijke verklaring voor het ontstaan van overgewicht is dat deze aandoening veroorzaakt wordt wanneer de energie-inname veel groter is dan het energieverbruik. Maar er zijn ook aanwijzingen dat het een erfelijke component heeft.

Wij leven tegenwoordig in een ‘obesogene’ omgeving: een omgeving die overgewicht bevordert (weinig gezonde voeding en weinig beweging).

Obesogeen is ook de neiging van sommige mensen om hun ontevredenheid, teleurstelling, woede of verdriet weg te werken door (veel) te eten.

Het is belangrijk als individu en maatschappij ons niet te veel te concentreren op het gewicht van individuele kinderen, omdat dat kan leiden tot extreem dieetgedrag en eetstoornissen.

Lees meer...

Ongezonde voeding

35% van de sterfgevallen aan kanker is deels aan een onverstandig dieet toe te schrijven (veel vet voedsel, hoge zoutinname en een laag gehalte aan vezels).

Vetopname en cholesterol

Cholesterol is een vet dat in onze eigen lichaamscellen aanwezig is, maar de normale concentratie kan door een vetrijk dieet worden verhoogd.

Vet voedsel bevat stoffen die low-density-lipoproteïnen (LDLs) worden genoemd, die in het bloed worden opgenomen. Ze vervoeren cholesterolmoleculen in het bloed en kunnen aanleiding geven tot de vorming van plaques (vetachtige lagen) in de slagaders. Ze worden ook wel slecht cholesterol genoemd. Cholesterol dat door high-density-lipoproteïnen (HDLs) wordt vervoerd, wordt goed cholesterol genoemd, omdat het de omzetting en verwijdering van LDLs door de lever lijkt te bevorderen.

Vetten zijn een goede energiereserve voor het lichaam. Wanneer vetmoleculen niet tijdens sport of beweging wordt afgebroken wordt hun concentratie in het bloed te hoog. Daardoor worden plaques afgezet op de slagaderwanden (atherosclerose), waardoor deze dikker worden en de bloedtoevoer naar het hart wordt beperkt.

Arteriosclerose: wanneer de slagaderwanden door de gestegen bloeddruk hun elasticiteit verliezen en harder worden. Het gevolg hiervan is dat het hart en de bloedvaten tijdens inspanning niet de verhoogde bloedtoevoer kunnen leveren waaraan behoefte is wanneer het energieverbruik stijgt.

Deze ziekten van de slagaders worden samen ‘aandoeningen van de kransvaten’ genoemd’ ze vormen een belangrijke risicofactor voor angina pectoris (een pijnlijk verschijnsel waarbij de slagader is geblokkeerd, zodat de zuurstoftoevoer van het hartspierweefsel afneemt).

Zout

Uit onderzoeken blijkt dat interventies gericht op zoutinname maar een beperkt voordeel voor de gezondheid opleveren. Toch worden er wel richtlijnen gegeven voor de aanbevolen hoeveelheid zoutinname.

Uit de onderzoeken bleek dat een vermindering van de zoutinname leidde tot een vermindering van de systolische en de diastolische bloeddruk; de mate waarin de bloeddruk daalde was echter niet gerelateerd aan de verminderde hoeveelheid van de zoutinname.

Systolische bloeddruk: de maximale druk van het bloed op de slagaderwanden die zich voordoet aan het einde van de samentrekking van de linker kamer (gemeten in relatie tot de diasolische bloeddruk).

Diastolische bloeddruk: de minimale druk van het bloed op de wanden van de slagaders in de periode tussen twee hartslagen (gemeten in relatie tot de systolische bloeddruk).

Lees meer...

Wat is gezondheidsgerelateerd gedrag?

Gezondsheidsgedrag volgens:

- Harris en Guten: gedrag dat wordt vertoond door een individu, ongeacht zijn/haar vermeende gezondheidstoestand, met het doel zijn/haar gezondheid te beschermen te bevorderen of in stand te houden.

- Kasl en Cobb: elke activiteit die iemand die zichzelf als gezond beschouwt, onderneemt met het doel ziekte te voorkomen of ziekte te ontdekken in een fase waarin deze nog geen symptomen veroorzaakt (-> gaat uit van een medisch perspectief).

- Matarazzo: bestaat uit gedragsmatige pathogenen (een gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid, bijv. roken) en gedragsmatige immunogenen (een gedrag dat de gezondheid bevordert, bijv. bewegen).

Algemeen wordt aangenomen dat gezondheidsgerelateerd gedrag bestaat uit die vormen van gedrag die zijn gerelateerd aan de gezondheidstoestand van het individu, ongeacht de huidige gezondheidstoestand of een bepaalde motivatie.

‘De 7 van Alameda’: gedragsfactoren die gepaard gaan met gezondheid en een lange levensduur: 7/8 uur slaap per nacht, niet roken, niet meer dan 1 of 2 alcoholische drankjes per dag, regelmatig bewegen, niet eten tussen de maaltijden in, ontbijten, niet meer dan 10% overgewicht hebben.

Het effect van het toepassen van deze levenswijze duurt op hogere leeftijd voort. Hoe langer op deze manier wordt geleefd, hoe meer effect. Twee of meerdere gedragsfactoren samen levert meer effect op dan de som der delen.

In onderzoek naar gezondheidsgedrag is directe waarneming en/of objectieve metingen vaak niet mogelijk. Daarom wordt er veel gebruik gemaakt van zelfrapportage. Het is altijd onzeker of het gemelde gedrag een getrouwe afspiegeling vormt van het werkelijke gedrag. Vooral wanneer het gaat om ‘ongewenst’ gedrag of privégedrag.

Een dagboek bijhouden is een mogelijkheid. De quantity/frequency index ook (deelenemers worden ondervraagd over hun ‘typische’ of gemiddelde gedrag, bijv. hoeveel alcohol je drinkt en op hoeveel dagen gemiddeld). Daarnaast kan er gebruik gemaakt worden van continue zelfmonitoring (de momenten waarop geregistreerd moet worden liggen dicht op elkaar), om zo onnauwkeurigheden bij het rapporteren te minimaliseren. Dit kan als interventie gebruikt worden omdat het mensen bewust maakt van hun gedrag. Het kan ook het onderzoek verstoren doordat mensen al tijdens het onderzoek hun gedrag veranderen.

Er kan dan een sociale wenselijkheidsbias optreden: de neiging vragen over zichzelf of het eigen gedrag te beantwoorden op een wijze waarvan wordt gedacht dat de kans groot is dat hiermee sociale goedkeuring (of goedkeuring van de interviewer) wordt verkregen.

In interviews komt impressiemanagement veel voor: mensen houden toezicht op hun gedrag en ze sturen (actief construeren) wat ze zeggen om een bepaald publiek een bepaalde indruk van zichzelf te geven of om een bepaald effect te bereiken.

Gezondheidsbedreigend gedrag

Gezondheidsrisico’s kunnen per werelddeel verschillen (bijv. ondergewicht door voedselschaarste in Afrika tegenover overconsumptie in westerse landen), maar ook gelijk zijn (zoals het risico veroorzaakt door roken).

De top 10 van de belangrijkste wereldwijde factoren:

1. ondergewicht 6. onveilig water, slecht riool en slechte hygiëne

2. onveilig vrijen 7. ijzertekort

3. hoge bloeddruk 8. rook binnenshuis van vaste brandstoffen (koolmonoxide)

4. tabaksgebruik 9. hoog cholesterolgehalte

5. alcoholgebruik 10. overgewicht.

Mortaliteit: overlijden. Meestal uitgedrukt als sterftecijfer, dat wil zeggen het aantal sterfgevallen in een gegeven populatie en/of in een gegeven jaar als gevolg van een gegeven aandoening (bijv. het aantal sterfgevallen door kanker onder vrouwen in 2000).

Gedrag dat aan een hoge mortaliteit is gerelateerd:

- Hartaandoeningen: roken, dieet met ’n hoog cholesterolgehalte, gebrek aan beweging.

- Kanker: roken, alcohol, dieet, seksueel gedrag.

- Herseninfarct: roken, cholesterolrijk dieet, alcohol.

- Longontsteking: roken, gebrek aan vaccinatie.

- HIV/AIDS: onveilig vrijen.

Lees meer...

Ongezond gedrag

Veel gedragingen hebben implicaties voor de gezondheid en ziekte van individuen. In dit hoofdstuk wordt gezondheidsgerelateerd gedrag niet alleen gedefinieerd als gedrag dat een individu vertoont om de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden, maar ook als gedrag waarvan is gebleken dat het gerelateerd is aan de gezondheidstoestand, ongeacht of daar al dan niet gezondheidsredenen aan ten grondslag liggen. De gedragingen die in dit hoofdstuk worden behandeld worden soms ‘gedragsmatige pathogenen’ genoemd, oftewel gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid. Het omvat roken, overmatig alcoholgebruik, onveilig vrijen en ongezonde voeding. Andere gedragingen worden ‘gedragsmatige immunogenen’ genoemd: gedragingen die de gezondheid bevorderen, zoals sporten, een evenwichtig dieet, gezondheidscontroles en het krijgen van vaccinaties (zie H4).

In dit hoofdstuk wordt het gedrag beschreven waarvan is gebleken dat het duidelijk gerelateerd is aan prevalente ziekten en als zodanig is dit gedrag verantwoordelijk voor een groot deel van het onderzoek op het gebied van de gezondheidspsychologie. In dit hoofdstuk worden ook enkele van de problemen van een effectieve meting van het gezondheidsgedrag onder de aandacht gebracht, met inbegrip van bijvoorbeeld potentiële vertekeningen bij zelfrapportage van privégedrag door zelfpresentatiebias en door problemen bij het herinneren van de frequentie en de intensiteit van bepaalde gedragingen zoals alcoholconsumptie.

Binnen de gezondheidspsychologie is veel onderzoek gericht op de complexiteit van sociale, emotionele en cognitieve factoren die bijdragen aan gezondheidsbedreigend gedrag.

Lees meer...

Werk en gezondheid

Een deel van de onevenredige hoge mortaliteit onder mensen uit lagere sociaaleconomische klassen is mogelijk het gevolg van een verschil in werkomgeving. Er werkomstandigheden, bijv. op een bouwplaats, waar een aanzienlijk risico bestaat op verwonding of invaliditeit. Werkfactoren kunnen ook van invloed zijn op de kans dat mensen gedrag vertonen dat gevaarlijk is voor de gezondheid.

Werkstress

Een model voor het systematisch bestuderen van elementen van de werkomgeving die bijdragen aan werkstress en ziekte, is het werkstressmodel van Karasek en Theorell. In hun model worden de drie belangrijkste factoren geïdentificeerd die aan werkstress bijdragen:

1) De eisen van het werk.

2) De mate van vrijheid om beslissingen te nemen over de wijze waarop deze eisen het beste kunnen worden vervuld (werkautonomie).

3) De mate waarin sociale ondersteuning beschikbaar is.

Bij dit model wordt gesuggereerd dat de betrokkene alleen stress ervaart en risico loopt op ziekte wanneer hoge eisen met een geringe mate van autonomie en mogelijk met een geringe mate van sociale ondersteuning zijn gecombineerd.

Een alternatief model voor werkstress werd opgesteld door Siegrist, Peter, Junge et al. Zij suggereerden dat werkstress het gevolg is van en verstoring van het evenwicht tussen perceptie van inspanning en beloning. Een hoge mate van inspanning in combinatie met een hoge beloning is acceptabel. Een hoge mate van inspanning met een lage beloning leidt tot emotionele spanningen en nadelige effecten op de gezondheid.

Voor mannen is de ervaring van werkstress en de invloed daarvan op de gezondheid meestal een functie van de werkomgeving alleen. Voor vrouwen komt werkstress vaak boven op andere eisen in het leven en beïnvloedt op die wijze het stressniveau en risico op ziekte. Dit probleem wordt wel ‘work-home spillover’ genoemd -> overloop van werktaken naar thuis. Vrouwen blijven zich thuis inspannen, alleen in een andere omgeving, terwijl mannen zich ontspannen zodra ze thuis komen.

Werkloosheid

Werkloosheid lijkt een negatief effect te hebben zowel op geestelijke als op de lichamelijke gezondheid, althans op de korte tot middellange termijn. Veel van de onderzoeken waarbij de invloed van werkloosheid op de gezondheid op lange termijn werd bestudeerd, worden vertroebeld door het feit dat enkelen van de mensen die hun baan kwijtraakten al een slechte gezondheid hadden.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen