Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Verbale directheid

- Verbale directheid : komt voornamelijk voor bij mensen uit een low context culture . Ze komen snel “to-the-point” en zeggen wat ze denken.

- Verbale indirectheid : ze prefereren om zaken te bediscussiëren , in low context maatschappijen zouden we dit rond de pot draaien noemen

Lees meer...

Contextonafhankeljkheid

  • low context cultures : in zulke situaties gaat de spreker ervan uit dat de luisteraar niet erg veel weet over de situatie en dus expliciet alles moet vertellen. Voornamelijk in West-Europese culturen.
  • High-context cultures : hier is het niet nodig alles expliciet te zeggen. Sprekers zeggen niet datgene wat de luisteraar al verondersteld wordt te weten. Ze geloven ook dat waar en hoe iets gezegd wordt even belangrijk is als wat er gezegd wordt (vb. groot belang van de toon van de stem)

Vb. de Chinese cultuur is sterk gebonden aan de context: zo hebben ze geen onderscheid tussen hij en zij.

Lees meer...

Taal en culturele verschillen

Grote culturele verschillen tussen wat talen betreft:

1) De mate waarin de context deel uitmaakt van de boodschap

2) De directheid waarmee ideeën worden uitgedrukt

3) De mate van formaliteit die vereist is

Lees meer...

Rapport talk versus report talk

mannen specialiseren zich in taakgerelateerde gesprekken, nl. report talk: concentreert zich op inhoud en is het meest geschikt in publieke situaties waarin beslissingen moeten worden genomen. Vrouwen daarentegen gebruiken rapport talk: die gefocust is op de relatie en het meest natuurlijk voelt in een intieme context.

Nadelen van specialisatie: mannen voelen zich minder op hun gemak om met vrouwen te spreken. En vrouwen spreken minder graag in publieke context maar die onbereidheid kan hen dom en saai doen lijken.

Deze spreekstijlen zijn cultureel bepaald en zijn niet absoluut ( niet voor elke man of vrouw zo).

 Kwantiteit , onderwerpen , grammatica , controle van interactie , controle van onderwerpskeuze , gebruik van humor , openheid ,… zijn afhankelijk van geslacht

Lees meer...

Trouble talk

mannen reageren op een probleem dat wordt aangehaald door een ander probleem door het te minimaliseren of een direct advies te geven. Ze vertellen over hun situaties waar zij de bovenhand hadden en negeren hun mislukkingen. Vrouwen beantwoorden trouble talk met verhalen over hun eigen problemen en gaan meer in op situaties waar zij een slecht figuur sloegen en regels overtraden.

Lees meer...

Taal en sociale identiteit .

Het behoren tot een bepaalde groep heeft een invloed op het taalgebruik (zie supra.).

Mannen en vrouwen worden op een andere manier opgevoed en gesocialiseerd, ieder gender wordt met bepaalde eigenschappen en rollen geassocieerd. Ook op taalvlak zien we dat mannen en vrouwen een verschillende stijl hebben (genderlects):

Lees meer...

Small talk

Talige interactie is gebaseerd op de fatische functie van Jakobson. In feite kunnen we hieronder twee soorten van verbale processen in onderbrengen:

  • Processen die de communicatiestroom organiseren en structureren: dit zijn de processen die interactanten gebruik om de interactie te beginnen en te beëindigen, om een topic te introduceren,.. . Dit wordt naargelang de auteur ‘conversational control’, ‘conversational management’ of ‘interaction management’ genoemd.

Vb. En wat denk jij ervan jan?, is zo’n proces dat beurtwisseling weergeeft.

  • Processen die een ritueel en routinematig karakter hebben: in dit geval is wat inhoudelijk gezegd wordt (denotatie) minder belangrijk dan het feit dat de interactanten doordat ze iets zeggen tegen elkaar, de nadruk leggen op de relatie, de band die er tussen hen gecreëerd wordt en steeds opnieuw bevestigd wordt.

Vb. Hoe maakt u het?, goed, en hoe gaat het met u?  dit is geen beleefdheidsformule maar wil enkel de communicatie verlengen en stiltes vermijden. Ander voorbeeld: small talk, ..

Small talk blijkt het meeste voor te komen voor het beginnen of eindigen van een gesprek. Small talk heeft vooral een transitional function: namelijk de overgang maken van niet-interactie naar interactie en omgekeerd.

Het beginnen van conversaties:

  • Wanneer vreemden met elkaar in contact treden, wordt eerst het ijs gebroken door te praten over koetjes en kalfjes. Hierna kan men overgaan van small talk naar big talk.
  • In de beginfase willen de interactanten tot een gemeenschappelijke definitie van de situatie komen: zij willen weten wat ze aan elkaar hebben, wat ze van elkaar mogen verwachten, enz.
  • Small talk helpt hier om de onzekerheid uit de weg te ruimen via een exploratieve functie. Terwijl ze praten over oppervlakkige zaken, krijgen ze toch de gelegenheid om elkaar te leren kennen.
  • Small talk treedt niet enkel op wanneer vreemden elkaar ontmoeten maar ook wanneer vrienden elkaar ontmoeten. Zij gebruiken Small talk om hun relatie terug op te nemen (vb. ‘hoe was het vandaag op het werk?’) en om te peilen naar de gemoedstoestand v.d. andere.
  • Laver: onderscheidt drie soorten van topics bij small talk:
    • Neutrale topics: betrekking op gebeurtenissen uit de onmiddellijke omgeving, die zowel de zender als de ontvanger raken (vb. leuk dat het mooi weer is, hé?).
    • Ego-georienteerde topics: hebben betrekking op de spreker en bestaan meestuil een declaratief gezegde. (vb. Zwaar werk, gezegd door iemand die een karwei opknapt tegen een voorbijganger).
    • Alter-georienteerde topics: hebben betrekking op de toehoorder en worden meestal geformuleerd als een vraag (vb. ‘kom je hier vaak?’).

Opm.: de keuze van de topics zegt heel wat over hoe de interactanten hun relatie definiëren.

  • Relatie van gelijken: kiezen voor de drie hierboven vermelde topics
  • Machts onevenwicht: nu kan men enkel het neutrale topic kiezen om small talk te starten
    • Ego-georienteerd topic : iemand die minder macht of status heeft en die zich richt tot een meerdere
    • Alter-georienteerd topic: iemand die meer macht of status heeft en die zich richt tot een ondergeschikte (vb. een leerkracht die aan een student vraag hoe het is, is niet hetzelfde als een student die dit vraagt aan de leerkracht).

Op het einde van een gesprek is smalltalk ook belangrijk:

  • Heeft een verzachtende functie: door uitspraken te doen als: ’ Ik moet eens gaan, heb nog een heleboel werk’, wordt het afscheid gelegitimeerd.
  • Heeft een consolidatie functie: hier wordt de relatie bestendigd (vb. tot ziens, verzorg je!).
  • Coherentie en structuur van talige interactie
  • Coordinatie van communicatieve principe : Kwantiteit , kwaliteit, , relevantie , manier
  • Sequentiële karakter in het oog houden
  • Op gepaste momenten ingrijpen
  • Misverstanden corrigeren

Lees meer...

Het beëindigen van conversaties

Elke vorm van communicatie heeft een eigen interne structuur (vb. speech: begin, midden en een einde). De beëindiging van de conversatie is zeer belangrijk want in dit deel geeft men aan dat de interactie bijna is afgelopen, wordt er een gevoel van afsluiting gecreëerd, bevestigen de participanten dat de conversatie geslaagd was en leggen ze de basis voor toekomstige interacties.

Zo maar weglopen uit een gesprek is onbeleefd en komt cru over, uiteraard moet je op voorhand aangeven dat je zal vertrekken (vb. ik moet eens naar mijn werk vertrekken,..). Een goede beëindiging bevat ook een statement van bezorgdheid en goede wil en een korte samenvatting van het gesprek. Ten slotte is het goed te verwijzen naar toekomstig contact.

Lees meer...

De coördinatie van conversatiebijdragen (Grice)

Het coöperatieve principe stelt dat mensen, wanneer ze effectief willen communiceren met elkaar, moeten samenwerken met elkaar door te spreken op een sociaal aanvaarde manier. Daarbij is het belangrijk dat ze vier regels volgen:

  • Kwantiatieve maxime: ze moeten er voor zorgen dat hun bijdragen voldoende, maar ook niet te veel informatie bevatten.
  • Kwaliteitsmaxime: sprekers moeten de waarheid spreken. Als ze iets absurd zeggen, dan schenden ze dit principe
  • Relevantie maxime: sprekers moeten er voor zorgen dat hun bijdragen direct en pertinent zijn. Het toont aan dat gesprekken sequentieel zijn, m.a.w. wat de ene persoon zegt, moet inspelen om wat de andere persoon zegt, en moet passen binnen de algemene conversatie.
  • Manner Maxim: sprekers moeten duidelijk zijn

Vb. A: wat heb je gedaan vandaag?; B: opgestaan, ontbeten, naar school gegaan (en niet ontbeten, opgestaan en naar school gegaan).

Als iemand deze vier regels niet kent, kan je er niet mee communiceren. Maar soms schenden we deze regels expres. Zo kan men het relevantiecriterium schenden omdat men een bepaalde vraag te intiem vindt (vb. iemand stelt een persoonlijke vraag en je antwoord: slecht weer vandaag.. ).

In sommige gevallen blijken communicatoren ook te kiezen voor ambigue boodschappen. Dat is met name het geval wanneer zij zich gevangen voelen tussen twee onaangename alternatieven. (vb. als iemand vraagt hoe zijn (slechte) boekbespreking was en je antwoordt: ‘je was dapperder dan ik zou zijn omdat je niet wilt zeggen dat het slecht was maar ook niet zeggen dat het goed was omdat je dan zou liegen).

Lees meer...

Interactie binnen de klas

  • Verschilt grondig van de conversatie
  • Meest kenmerkende van discours in klascontext is de onevenwichtige machtsverhouding: de leerkracht heeft meer macht dan de student.
  • Het discours in de klascontext bevat ook meer jargon dan het discours in alledaagse conversaties.
  • Het discours in klassen is gepland, zo niet is dit destructief voor de geloofwaardigheid van de leerkracht.
  • Ten slotte zijn klasbijeenkomsten ‘publiek’ vooral taakgeörienteerd.
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen