Inleiding
McQuail & Windahl (1996): communicatiemodellen zijn vereenvoudigde voorstellingen (grafisch/verbaal/wiskundig) die de voornaamste elementen van het proces en hun onderlinge relaties tonen.
Functies:
- Organiserende:
- Ordenen elementen
- Verbinden elementen met elkaar
- Verschaffen een beeld van het geheel
- Verklarende:
- Helpen informatie, die anders te gecompliceerd is, op een vereenvoudigde manier weer te geven
-Studenten kunnen basiselementen ontdekken
- Voorspellende:
- Bepaalde uitkomsten zullen, bij het volgen van de logica van het model, meer of minder waarschijnlijk zijn.
-Helpt bij genereren van hypothesen
2 soorten:
- Structurele modellen:
- Ontleding van het geheel staat centraal
- Aandacht op samenstellende delen
- Functionele modellen:
-Meesten zijn functionele modellen: alles communicatie is dynamisch en bevat elementen van verandering en evolutie
Gevaren:
- Vereenvoudiging van de werkelijkheid (té)
- Onvolledig
- Maar voor 1 specifiek subdomein
Modellen ontstaan binnen een specifieke context.
Geen allesomvatten, immer geldig model.
Goed? Hangt af van de context waarin men het wil gebruiken.
communicatieformule van Lasswell (1948): verbaal
“A convenient way to describr an act of communication is to answer the following questions: Who? Says what? In which channel? To whom? With what effect?”
Figuur 3
- Formule van Laswell
- Geeft verschillende componenten van communicatie goed weer
- Eenvoudig = succesvol
- Bekritiseerd:
- Hier ervan uitgaan dat communicator steeds bedoeling heeft om de ontvanger te beïnvloeden
- Gezien als persuasief proces
- Ervan uitgaan dat er altijd effecten zijn (door achtergrond Lasswell: geïnteresseerd in politieke communicatie en propaganda (voor spec. Subdomein))
- Geen oof voor feedback
Mathematische model van Shannon & Weaver
Claude Shannon: late 1940, mathematissche modellen ontwikkelen voor Bell Telephone Laboratory (modellen vooral geldig binnen telecommunicatie)
Vragen die hij probeerde te beantwoorden:
- Welke kanaal is het beste geschikt om grote hoeveelheden signalen door te sturen?
- Hoeveel doorgestuurde signalen zullen vernietigd worden door ruis?
Wet Shannon – Hartley (1948): max. Hoeveelheid data die foutloos door een kanaal kan worden getransporteert neemt linear toemet de bandbreedte van het kanaal en is afhankelijk van de signaal-ruisverhouding.
- C = BW. Log2 (1+ S/N)
Met C = kanaalcapaciteit in bits/sec, BW = bandbreedte van het kanaal in Hertz, S/N = signaal-ruisverhouding
Figuur 4
- Lineair, eenrichtingsproces
- Interpersoonlijke communicatie
- 5 functies moeten vervuld worden, 1 disfunctionele factor (ruis)
- Informatiebron creeert de boodschap
- Boodschap wordt omgezet in signaal door de zender
- Ontvanger reconstrueert de boodschap op basis van de signalen
- Boodschap bereikt de bestemmeling
verdere uitwerking S&W door DeFleur (1970)
Verder uitgewerkt n.a.v. discussie over overeenkomst tusen betekenis verzonden en ontvangen boodschap.
Hij beschrijft:
- Betekenis (gedachteinhoud) wordt omgezet in boodschap (door bron)
- Boodschap wordt omgezet in informatie (door zender)
- Verzonden door kanaal (bv: massamedium)
- Ontvanger decodeert informatie als boodschap
- Boodschap omgezet in betekenis door bestemmeling
- Verschil met eerder vermelde theorieën
Communicatie: als er overeenkomst is tussen de 2 betekenissen
Figuur 5
- Met feedback (bron kan communicatie zo aanpassen en efficiënter maken)
- Vergroten kans overeenkomst 2 betekenissen
- Tegemoet komen kritiek van lineair proces zonder feedback
- Ruis in al zijn vormen
- Ook toepasbaar op massacommunicatie
circulair model van Osgood en Schramm
- Belangrijkste actoren in het communicatieproces centraal
- Geen onderscheid tussen bron/zender en ontvanger/bestemmeling
Figuur 6
- Breuklijn met traditionele visie op communicatie als linear proces
- Goed voor interpersoonlijke communicatie (mensen veranderen constant van rol)
- Minder voor massacommunicatie
Spiraal van Dance
- Helical model
- Verdere ontwikkeling op circulair model Osgood en Schramm
- Verschil:
- O&S: communicatie lijkt op zelfde punt terug te komen als waar ze vertrokken is
- Dance: proces voorwaarts
- Communicatie die nu plaatsvindt beïnvloedt de structuur en de inhoud van de communicatie die later volgt.
- Dynamisch model
- Zeer geschikt voor interpersoonlijke communicatie
- Ontwikkelingen van vrij eng en oppervlakkig tot breed en diepgaand
Belangrijk: Self-disclosure (zelfonthulling)
Gerbners algemeen model van communicatie
- Grondlegger cultivatiemethode
- Model: grafisch & verbaal
- Opgebouwd uit verschillende bouwstenen
Figuur 8
M: persoon
E1: gebeurtenis die M waarneemt
- Relatie is afhankelijk van perceptie (selecteren wat je ontvangt)
Bv: awarness test
M produceert boodschap SE over E (S: vorm, E: inhoud)
Gepercipieerd door andere ontvanger M2
- Algemeen model
- Zowel interpersoonlijke als massacommunicatie
- Rol van perceptie = belangrijk
- Steeds een afstand tussen de realiteit, hoe die gepercipieerd en hoe die vervolgend opnieuw gecommuniceerd wordt?
- Realiteit is niet gelijk aan percepetie
ABX-model van Newcomb
Ideeën over attitudeverandering, publieke opinievorming en propaganda
Model:
- Uitbereiding werk psycholoog Heider (1946)
- Consistentie of inconsistentie die bestaat tussen 2 personen in een relatie tot een derde persoon of object.
- Evenwicht: 2 personen mogen elkaar en het object (consonantie)
Onevenwicht: 2 personen mogen elkaar maar hebben verschillde attitude tov object (dissonantie)
- Pogingen om verstoorde balans te herstellen (streven naar meer congruentie)
Heider: interne, cognitieve processen
Newcomb: geëxternaliseerde handelingen om evenwicht te herstellen
Communicatie:
- Bij condities van onzekerheid en onevenwicht
- Wanneer er sterke aantrekkingskracht is tussen 2 personen
- Wanneer object belangrijk is voor minstens 1 van de betrokkenen
- Wanneer object gemeenschappelijke relevantie heeft voor beide personen
Figuur 9
- A & B = personen
- X = object
- Lijnen: attitudes tov elkaar en het object
Aanpassing ABX-model van Westley en MacLean
- Schetsen beeld massacommunicatie
Verschil interpersoonlijke en massa:
- Feedbackmogelijkheden bij massacommunicatie zijn beperkt
- Meer A’s (alternatieve mediabronnen) en X’en (objecten) waar het individu B aan blootgesteld wordt en waaruit het moet selecteren
Figuur 10
- Interpersoonlijke communicatie
- A = informatiebron – selectie om te communiceren met B
- B kan ook directe ervaring hebben met X en feedback geven aan A
Figuur 11
- Toevoeging element C = communicator (gatekeeper)
Moet noden van B interpreteren en voldoen door boodschappen naar B te sturen via kanaal of medium
- Massacommunicatie
- A = advocate – individuen/organisaties die iets te zeggen hebben over X aan het publiek
X = gebeurtenissen waarover communicatie plaatsvindt
C = mediaorganisatie – Kiezen uit A’s, maar kunnen ook rechtstreeks ervaringen hebben met gebeurtenissen
B = publiek
massacommunicatiemodel van Maletzke
Model:
- Traditionele elementen + aantal bepalende factoren
- Niet strikt lineair
- Ingewikkeld: psychologische complexiteit van massacommunicatie
Figuur 12
Links:
- Communicator, beïnvloedt door reeks factoren (zie schema)
- Moet vormgeving aanpassen aan de inhoud
Rechts:
- Ontvanger, beïnvloedt door reeks factoren (zie schema)
- Facotren beïnvloeden selectie en effecten van media-inhouden
- Ieder medium heeft eigen mogelijkheden en beperkingen
- Kenmerksem medium beïnvloeden ervaringen van de ontvanger
- Beeld van de ontvanger van het medium creëert verwachtingen over media-inhoud en bepaalt op die manier selectie en ervaring
- Aspecten beeld:
- Prestige vh medium
- Betrouwbaarheid vh medium
ritueel model van communicatie van James Carey (1975)
Door geschiedenis heen: proces van zender naar ontvanger, waarbij zender bedoeling heeft om bepaald effect teweeg te brengen bij ontvanger.
Model:
- Ritueel model
- Focus op representatie van gedeelde opvattind en overtuigingen, over de tijd heen
- Communicatie = ceremonie, die mensen samenbrengt
- Iedereen is gelijkwaardig en participant (geen verschil tussen zender en ontvanger)
Figuur 13
Bv: kranten:
- Transmissievisie:
- Middelen om nieuws en kennis te verspreiden
- Rituele visie:
- Geen nieuws overbrengen
- Deelnemen aan massagebeuren
- Geen informatie, wel drama
- Beschrijft wereld niet maar stelt ze voor als arena vol actie
Figuur 14
Aandachtsmodel van McQuail (1987)
Benadrukken massamedia = in vele gevallen onze aandacht trekken en houden (hoge kijkcijfers – reclamegelden)
- Past binnen economische logica (jaren ’80)
Figuur 15