Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Kinesics

Lichamen zijn belangrijke bron van non-verbale betekenis.

Heleboel non-verbale elementen vertellen anderen iets meer over ons.

Kinesics = studie van de lichaamshouding, -beweging en gestures (partiële lichaamsbewegingen), gelaatsuitdrukkingen en oogbewegingen.

Ekman en Friesen: onderscheiden 5 categoriën:

Emblemen:

  • = gedragingen waarvan de directe vertaling gekend is door alle leden van een sociale groep
  • Stille woorden
  • Hebben los van de natuurlijke taal een eigen betekenis (autonome gebaren)
  • Vaak gebruik maken van hand/arm
  • Zijn cultureel bepaald

Figuur 21

Illustratoren:

  • Gebaren die de omvang, vorm of beweging aanduiden om objecten het best te omschrijven.
  • Vergezellen taal en beelden haar uit
  • Complementair aan het discours
  • Structuur aanbrengen

Ekman (1980) onderscheid subcategoriën:

  • Batons: bewegingen om bepaal woord te accentueren
  • Underliners: bewegingen die zinsdeel, zin, groep begeleiden
  • Ideographs: bewegingen die gedachtengang schetsen
  • Kinetogrpahs: bewegingen die menselijke/niet mensenlijke handeling of beweging schetsen
  • Pictographs: bewegingen die vorm van referent (datgene waar over gesproken wordt) schetsen
  • Rhytmics: bewegingen die ritme of tempo van een gebeurtenis uitbeelden
  • Spatials: bewegingen die ruimtelijke relatie schetsen
  • Deictics: bewegingen die naar de referent verwijzen

Regulatoren:

  • Non-verbale tekens die als verkeerssignalen fungeren tijdens de interactie
  • Hoofdbewegingen, oogbewegingen, handbewegingen,…
  • Duidelijk maken dat we willen praten of anderen toestemming geven om te praten
  • Automatisch en onbewust

Affectvertoners (uitingen van emotie):

  • Lichaamsbewegingen die een emotionele toestand uitdrukken
  • Leakage cues: personen die liegen uiten dit aan hun non-verbale lichaamsbewegingen
  • Strategic cues: gedragingen die leugenaars gebruiken om zichzelf te dissociëren van hun boodschappen en om verantwoordelijkheid voor wat ze zeggen te reduceren.

Adaptoren:

  • gedragingen
  • Vreemd, repetitief, nerveus gedrag
  • Soms publiek, vaker in privésituaties
  • Om zich aan te passen aan stressoren en om persoonlijke behoeften te vervullen
  • Men is er zich vaak niet bewust van
  • Goede bron van informatie over emoties

Lichaamshouding

2 Aspecten: open/gesloten houding aannemen en het imiteren van de houding van anderen.

Open houding:

  • Ledematen worden open gehouden
  • Assymetrie in positionering van armen en benen
  • Hogere status en meer zelfvertrouwen
  • Mensen met open houding worden positiever beoordeeld

Gesloten houding:

  • Over elkaar geslagen en symmetrisch gehouden armen en benen
  • Typisch voor mensen die zich niet zo goed op hun gemak voelen

Figuur 22

Pacing:

  • Het overnemen van het non-verbale gedrag van anderen ( = spiegelen)
  • Hoger geschikte vertoont non-verbaal gedrag, onder geschikte bootst het na
  • Bewust of onbewust
  • Onbewust als mensen elkaar graag mogen
  • Bevorderlijk voor het wederzijds begrip

Figuur 23

Handen en armen

Handen en armen voor emblemen, illustratoren

Sommige gebaren cultuurgebonden, andere natuurlijk

Universeel:

  • Vuist: agressieve, beledigende, dominante betekenis
  • Open handen met handpalmen naar boven: niet-agressieve, onderdanige, smekende betekenis
  • Manier waarop mensen hun hoofd aanraken: veelzeggend voor emoties: vaak negatief geïnterpreteerd.

Gelaatsuitdrukkingen

Deels aangeboren, deels aangeleerd.

6 Basisemoties die door mensen uit verschillende culturen op een gelijkaardige manier uitgedrukt worden.

Bv: lachen en huilen: hoeveelheid hangt af van leren en imitatie

Mensen in cultuur leren wanneer ze bepaalde emoties minder moeten tonen en andere emoties meer.

Cultural display rules:

  • Wat onze cultuur verwacht op vlak van het tonen van emoties:
    • Amerika: mannen: niet publiekelijk tonen van angst
    • Vrouwen: wel angst tonen, niet boosheid. Meer lachen dan mannen

Professional display rules:

  • Regels die voortvloeien uit onze professionele context

Personal display rules:

  • Manieren waarop we onze emoties hebben leren uitdrukken doorheen onze individuele ervaringen.
    • Vaak gedeeld met familieleden.

Ooggedrag

Ogen geassocieerd met mystieke kracht.

In het verleden: blik was middel om anderen te betoveren

Ogen:

  • Manier om bepaalde positie te verwerven of te behouden:
    • Dominante personen trachten steeds centrale plaats in te nemen
    • Recht aankijken = hogere status
    • Hoog in hiërarchie = voornamelijk aankijken bij spreken, minder bij luisteren
    • Nauwelijks aankijken bij spreken of luisteren = onderdanig/onzekers
    • Indicator van positieve en negatieve emoties:
      • Aandacht groot = pupillen vergroten
      • Grotere pupillen is aantrekkelijker
      • Of we een relatie willen aangaan:
        • Luisteraars staren meer
        • Sprekers wenden blik af
        • Oogcontact verbreken = communicatiekanalen afsluiten
        • Specifieke karaktertrekken:
          • Oogcontact = vriendelijker, meer natuurlijk, eerlijker
Lees meer...

Non-verbale versus verbale communicatie

Non-verbale communicatie is minder controleerbaar en onthult de werkelijke emoties, gedachten,…

Bij tegenspraak tussen de verbale en non-verbale tekens: ontvangers zullen het non-verbale gedrag van de zender als uitgangspunt nemen

  • Leakage = het non-verbale gedrag laat ware emoties, bedoelingen uitlekken.

Non-verbaal gedrag kan ook gestuurd en gecontroleerd zijn:

Bv: voormalige premier van Groot-Brittanië (spindoctors geven advies op vlak van kleding, spraak, enz om andere effecten te verkrijgen)

Fylogenese = ontwikkeling van de soort:

  • Non-verbale communicatie komt historisch gezien op de eerste plaats:
    • Eerste mensen communiceerden zoals primaten nu (via geluiden, lichaamstaal,…)
    • Vanaf bepaalde schedelomvang: ontstaan van taal

Otogenese = ontwikkeling van het individu:

  • De non-verbale communicatie gaat de verbale communicatie vooraf (baby)

Interactie tussen verbale en non-verbale communicatie:

Non-verbaal kan verbaal:

  • Vervangen
  • Herhalen
  • Tegenspreken
  • Aanvulen
  • Accuenteren
  • Reguleren
Lees meer...

Voor welke soort informatie is non-verbale communicatie belangrijk?

Eerste indrukken

Belangrijk kenmerken, intenties en attitudes van anderen te kennen

Bij eerste ontmoeting geen persoonlijke vragen of persoonlijke informatie (verbaal), wel non-verbaal. (geslacht, sociale klasse,…)

Relationele informatie

Non-verbale tekens verschaffen ons relationele informatie (hoe verloopt interactie en wat denken anderen van ons)

Mehrabian (1971): elke interactie 3 soorten van relationele boodschappen:

  • Mogen:
    • Gelaatsuitdrukkingen, oogcontact, nabijheid,…
    • Iemand die je leuk vindt, onbewust, nabootsen in gedrag
    • Status:
      • Houding, gebaren, aanrakingsgedrag, nabijheid en tentoongespreide objecten
      • Meeste plaats innemen, meest initiatief nemen tot aanrakingen, meest op zijn gemak = hogere status
      • Responsiviteit:
        • Aantal gespreksbijdragen, hoeveel gebaren, veranderingen in gelaatsuitdrukkingen
        • Men kan dit ook vragen maar dat is erg ongebruikelijk

Emoties uitdrukken

Non-verbale communicatie is efficiënter in het communiceren van emoties: menselijk contact is belangrijk en men heeft er behoefte aan.

Verbale communicatie is belangrijk om over abstracte dingen in verband met onze omgeving en de intenties die we hebben ten opzichte van de omgeving te kunnen communiceren.

Lees meer...

Kenmerken van non-verbale communicatie

Non-verbale communicatie kan onbedoeld zijn

Is niet/minder gecontroleerd.

(teleologie: informatief gedrag, geen communicatie)

Minder gecontroleerd: mensen gaan er vaker op af, dan op de verbale tekens.

In andere gevallen wel bewust.

Non-verbale communicatie bestaat uit verschillende codes

Non-verbale systeem bestaat uit een aantal afzonderlijke codes.

Men moet weten hoe ermee te werken en hoe ze te coördineren.

Samenwerken = versterken boodschap

Tegenspreken = zorgen voor verwarring

Figuur 20

Non-verbale communicatie is onmiddellijk, continu en natuurlijk

Onmiddellijk:

  • Non-verbale tekens zijn (vaak) verbonden aan ons lichaam
  • Men kan ze niet uitstellen, ze zijn er automatisch
  • Op die manier: men kan niet niet-communiceren

Continu:

  • Non-verbale tekens vloeien in elkaar over
  • Hebben geen precies begin of einde
  • Als men ze probeert te isoleren, verliezen ze aan betekenis
  • Betekenis aan hand van context

Natuurlijk:

  • Meer natuurlijk en minder arbitrair
  • Sommige ook vastgelegd bij conventie (middelvinger) en kunnen verschillen van cultuur tot cultuur

Non-verbale communicatie is zowel universeel als cultureel, aangeboren als aangeleerd

Zowel universeel (aangeboren) als cultureel (aangeleerd).

Bepaalde non-verbale tekens begrijpbaar over de hele wereld.

Ekman en Friesen (1975):

  • Aangetoond dat sommige emoties (boosheid, angst,blijheid, verrassing, afkeer en verdriet) dezelfde gelaatsuitdrukkingen genereren in verschillende culturen.
  • Men kan non-verbaal communiceren met mensen die hun taal niet spreken.
  • Ander bewijs: doof/blind geboren kinderen vertonen dezelfde elementaire gelaatsuitdrukkingen dan mensen zonder die handicap. (= aangeboren)

Opvoeding leert dat bepaalde uitdrukkingen niet passend zijn. Door cultuur en socialisatie kan de uitingsvorm veranderen.

In sommige culturen aangeboren emoties onderdrukken en niet onverbloemd tonen.

  • Cultuur kan voorschrijven om de gevoelens in aanwezigheid van anderen niet in de aangeboren vorm te tonen.

Ekman: onderzoek Amerikaanse en Japanse studenten, die beelden met bloederige operaties te zien kregen:

  • Niet geobserveerd: beiden afkeer
  • Wel geobserveerd: amerikanen: afkeer, Japanners afkeer verbergen door te lachen

Verschillen mannen en vrouwen westerse cultuur:

  • Mannen: woede en agressie
  • Vrouwen: openlijk verdriet is meer geoorloofd
Lees meer...

Non-verbale communicatie

Onderscheid tussen non-verbaal en verbaal niet altijd even duidelijk.

Bij gesproken taal vaak een non-verbaal onderdeel.

Non-verbale communicatie vaak bij interpersoonlijke interacties.

Trenholm (1999), Wiertzema en Jansen (2005), Van Poecke (2001)

Lees meer...

Taal en culturele verschillen

Verschillen in communicatie tussen verschillende culturen (vaak pragmatisch)

Verschillen:

  • De mate waarin de context deel uitmaakt van de boodschap:
    • Lage-context-landen:
      • Verbale precisie is zeer belangrijk
      • Alles wat ze bedoelen expliciet uitdrukken

Bv: USA, Vlaanderen, West-europa

  • Hoge-context-landen:
    • Expliciteren is niet noodzakelijk
    • Waar en hoe iets gezegd wordt is even belangrijk als wat er gezegd wordt
    • Woorden zijn minder belangrijk dan toon van de stem, oogcontact en andere non-verbale cues.

Bv: Chinees (zelfde woorden voor dezelfde betekenis, hangt af van context)

Lees meer...

Taal en sociale identiteit

Sociale klasse, leeftijd, regio, gender,… hebben invloed op het taalgebruik en de non-verbale communicatie.

Mannen en vrouwen worden op een verschillende manier opgevoed en gesocialiseerd. Ze worden met bepaalde eigenschappen en rollen geassocieerd en ontwikkelen, op taalvlak, een verschillende stijl.

Trouble talk:

  • Mannen: reageren op problemen door:
    • Minimaliseren
    • Direct advies geven
    • Vrouwen: reageren op problemen door:
      • Verhalen over eigen problemen te vertellen

Verhalen:

  • Mannen: situaties waarin ze de bovenhand haalden en succes kenden
  • Vrouwen: situaties waarin ze regels overtraden en een slecht figuur sloegen (psychologisch verwerken)

Rapport-talk:

  • Vrouwen
  • Relatie-georiënteerde gesprekken
  • Gefocust op relaties
  • Interpersoonlijke topics
  • Intieme context

Report-talk:

  • Mannen
  • Taakgerelateerde gesprekken
  • Inhoud centraal
  • Publieke situaties
  • Beslissingen nemen en uitwisseling van opinies centraal

Nadelen:

  • Mannen: moeilijk over relaties en gevoelens
  • Vrouwen: moeilijk mening publiek verkondigen (zeker met mannen bij)

Genderlects:

  • Verschillen tussen spreekstijlen van mannen en vrouwen zijn cultureel bepaald
  • Verschillen tussen spreekstijlen zijn niet absoluut
Lees meer...

Interactief discours: coherentie en structuur

Coördineren van communicatie

de coördinatie van conversatiebijdragen

Grice: als mensen met elkaar willen communiceren moeten ze met elkaar spreken op een sociaal aanvaarde manier, door 4 verschillende regels (maximes) te volgen.

Maximes:

  • Kwantitatieve: bijdrage moet voldoende maar niet te veel informatie bevatten
  • Kwalitatieve: de waarheid spreken
  • Relevantie: bijdrage moet direct en pertinent zijn. (relevant voor gesprek)
  • Manner Maxim: duidelijk en ordelijk zijn

Figuur 19

Ambigu = vaag, onduidelijk

Bv: wanneer je niet wil liegen maar ook de waarheid niet wil vertellen wegens te kwetsend.

  • Afwijken van maximes

Schenden maximes:

  • Wanneer onderwerp te ontiem
  • Amibgu boodschappen wanneer gevangen tussen 2 onaangename alternatieven

Wanneer spreken?

  • Klascontext: hand opsteken
  • Informele conversaties: oog hebben voor subtiele cues

Het beëindigen van conversaties

Mensen hebben bepaalde verwachtingen over wat er dient te gebeuren om een gesprek te beëindigen.

Stappen:

  • Interactie dat het bijna is afgelopen
  • Creëren gevoel van afsluiting
  • Bevestigen dat interactie geslaagd was
  • Leggen basis voor nieuwe interactie

Aangeven einde:

  • Statement over zaken die men dadelijk nog moet doen
  • Opmerking over het verloop van de interactie
  • Statement van bezorgdheid en goeie wil
  • Korte samenvatting van het gesprek
  • Verwijzen naar toekomstig contact

Lakoff: Farewells stress the speaker’s unwillingness to depart, offering it as a necessity imposed by cruel circumstances rather than the speaker’s desire. We say, ‘gotta go’ not, ‘wonna go!’

Small talk

Men kan 2 soorten verbale (en non-verbale) processen onderscheiden bij de fatische functie:

  • Processen die de communicatiestroom organiseren en structureren:
    • Processen die interactanten gebruiken om interactie te beginnen of te eindigen, te introduceren, af te sluiten en een nieuwe te beginnen
    • “conversational management”, “conversational control”, “interaction management”
    • Processen die een ritueel en routinematig karakter:
      • Interactanten leggen nadruk op de relatie, band die tussen hen gecreërd wordt of reeds bestond en nu opnieuw bevestigd wordt.
      • Doel conversatie: verlengen van de communicatie, verlengen contact, vermijden stiltes
      • “grooming talk”, “social cosmetics”, “cliché conversation”, “small talk”

Small talk:

  • Aan het begin en einde van een interselected
  • Bij overgangsmomenten van niet-interactie naar interactie (begin) en andersom (eind)
  • Functies:
    • Transitional function:
      • Ijs breken
  • Explorerende functie:
    • Babbelen over koetjes en kalfjes en zo de onzekerheid uit de weg ruimen.
    • Opdoen van eerste indrukken
    • “veilige” onderwerpen
    • Laver (1975) onderscheidt 3 soorten topics:
      • Neutrale topics: betrekking op feiten en gebeurtenissen uit de onmiddelijke omgeving, die zowel zender als ontvanger raken
      • Ego – georiënteerde topics: betrekking op de spreker en bestaan uit declaratief gezegde
      • Alter - georiënteerde topics: betrekking op de toebehoorder en meestal geformuleerd als vraag.
      • Keuze van topics zegt heel wat over hoe interactanten hun relatie definiëren.
        • Gelijke relatie:
          • Kiezen uit 1 van de 3 topics om small talk op gang te brengen
  • Machtsonevenwicht:
    • Neutrale categorie kan door beiden gekozen worden
    • Mindere: enkel de ego – georiënteerde categorie
    • Meerdere: enkel de Alter – georiënteerde categorie
    • Einde van het gesprek: verzachtende functie
    • Small talk heeft hier consolidatiefunctie (relatie wordt bestendigd)
Lees meer...

Pragmatische stijlen en structuren

Discours:

  • Logische aaneenrijging van zinnen,die binnen bepaalde context gangbaar is.
  • Basiseenheid van de pragmatiek
  • Taaleenheid die groter is dan een zin
  • Meerdere, met elkaar verbonden, zinnen die een identificeerbare structuur vormen om bepaalde communicatiefunctie te vervullen
  • Vormen:
    • Conversatie (private vorm)
    • Klasinteractie (publieke vorm)

De conversatie

Doorheen conversaties:

  • Creëren en onderhouden relaties
  • Exploreren en ontwikkelen van persoonlijke indentiteiten
  • Vervullen van dagelijkse taken

Conversatie:

  • Meest bestudeerde vorm van discours
  • A relatively informal social interaction in which the roles of speaker and hearer are exchanged in nonautomatic fashion under the collaborative management of all parties. (McLaughin, 1984)
  • Meest private en persoonlijke vorm van communicatie
  • Meest wederkerige en evenwichtige vorm van discours
  • Graad van vrijdheid die in ander vorm communicatie niet aanwezig is
  • Informeel
  • Persoonlijke informatie delen
  • Spontaan
  • Participanten spelen voortdurend op elkaar in
  • Zijn op het rationele georiënteerd

Interactie binnen de klas

Verschilt van de conversatie qua vorm, stijl en inhoud.

Kenmerkend voor discours binnen klascontext:

  • Onevenwichtige machtsverhouding
  • Onevenwichtige interactie
  • Formeel
  • Onpersoonlijke onderwerpen
  • Klascontext bevat meer jargon
  • Publiek en taakgeoriënteerd

Figuur 18

Lees meer...

De sociale context van taal

Pragmatiek = de studie van hoe we taal gebruiken in sociale contexten

  • Adaptability of language: de interactanten dienen hun taalgedrag steeds aan te Pasen aan de eisen van de context.

2 Tradities:

  • Functionele structuralisme
  • Taalhandelingstheorie (Speech Acts Theory)

Functionele structuralisme:

  • Vertegenwoordiger : de Rus Roman Jakobson (1896 – 1982)
    • Onderscheidt functies die taal dient te vervullen wil er sprake zijn van een communicatieproces.

Verwerkt hierbij 6 factoren: (moeten in elk proces aanwezig zijn)

  • Zender, ontvanger, (fysisch en psychologisch) contact, boodschap, context (datgene waarnaar de boodschap refereert), code
  • Aan factoren functies van taal verbonden:
    • Emotieve: connoteert de houding van de zender tov datgene waar hij over spreekt
    • Connatieve: klemtoon ligt op de ontvanger, zoals bij de imperatief
    • Fatische: verbale processen hebben de functie om het proces tot stand te brengen, verder te zetten, af te sluiten, aandacht te trekken,…
    • Poëtische: klemtoon ligt op de talige boodschap zelf (zoals in poëzie, spreekwoorden,…)
    • Referentiële, cognitieve of denotatieve: nadruk ligt op de referent
    • Metalinguïstische: klemtoon ligt op de code en men spreekt met taal over taal

Taalhandelingstheorie/ Speech Act Theory:

  • Anglo – amerikaans van oorsprong
  • Taal gebruiken en communiceren is een vorm van handelen
  • Mensen gebruiken taal om bepaalde doeleinden te bereiken
  • Speech act = het doel dat de spreker door middel van taal wil gebruiken
  • Succesvolle communicatie = men begrijpt de relatie tussen woorden, zinnen en de speech act
  • Méér dan 1 pragmatische structuur = met dezelfde zin kan de ontvanger verschillende doelen hebben
  • Correcte pragmatische keuzes = rekening houden met context want die geeft nodige informatie voor interpretatie van speech act
  • CMM = Coordinated Management of Meaning Theory
    • Rekening houden met 4 soorten context:
      • Episode: situatie waar we in zitten tijdens interactie
      • Relatie: rolverplichtingen die we ervaren tegenover de andere
      • Life script: professionele of persoonlijke identiteit
      • Cultureel patroon: culturele normen die we delen met anderen

Figuur 17

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen