1 Geld maakt sociale banden onpersoonlijk en scherpt tegelijk het besef van individualiteit.
Ruil zonder aanzien des persoons: we nemen een onverschillige, onpersoonlijke, instrumentele houding aannemen tegenover diegene waarmee men een transactie afsluit ~> gebruik van geld is niet gebonden aan sociale kenmerken of grenzen. Geld verraad zijn herkomst niet.
vele interacties zijn zakelijker en onpersoonlijker ~> verlies aan emotionele betrokkenheid (vriendschap en geld gaan niet samen ~> voorbeeld blz. 101)
ook emanciperend effect: traditionele sociale banden worden losser door de toepassing van het geld: de vrijheid van het individu vergroot en het besef van zijn individualiteit wordt aangescherpt: geld dwingt je tot het maken van keuzes. Daardoor vergrootten de verschillen tussen mensen.
Het subject wordt bevrijd van beperkende verplichtingen, omdat het niet langer als gehele persoon aan interacties moet doen.
=> Geldelijke transacties maken een meer zakelijke en onpersoonlijke omgang mogelijk, waarin het individu zich niet zo diepgaand moet binden.
2 Geld verenigt mensen in een economisch netwerk.
Het creëert nieuwe sociale banden, van een specifieke aard. Door geld zijn we op anderen aangewezen. Je kan een economische relatie aanknopen met eender wie.
Geld verenigt ons in één groot netwerk van economische interacties.
3 Geld rationaliseert.
Geld betekent overal en altijd hetzelfde ~> wereldomspannend ruilsysteem.
Alles heeft een prijs => dit vergemakkelijkt een puur “rationele” (berekenende) houding.
impliciet wereldbeeld: de wereld bestaat uit dingen die onderling vergelijkbaar zijn, die in elkaar transformeerbaar zijn. Daardoor verliezen die dingen hun specificiteit en uniciteit.
Plannen worden gemaakt in functie van het vermogen.
Micro: leven traditioneel ingedeeld <-> rationele indeling (complexiteit neemt toe: gedwongen tot keuzes)
Macro: wereld wordt geünificeerd (complexiteit neemt af): geld is de noemer waaronder je alles kan plaatsen (Marx: geld is een universele hoer).
bv. krijtje en blad papier? gemeenschappelijk = hebben prijs
4 Geld bedreigt én vergroot de culturele verscheidenheid.
Het gebruik van geld betekent een enorme stimulans voor de uitvlakking van culturele verschillen. Geld is het belangrijkste medium (contactmiddel) tussen culturen. Dit werkt acculturatie (verwerving van elementen uit een andere cultuur) van de niet-westerse aan het Westen in de hand.
Geld werkt acculturatie in de hand omdat het
- bepaalde gedragswijzen stukmaakt; nl. sociale netwerken die niet geweven zijn rond economische verhoudingen (ruilverhoudingen).
- andere gedragswijzen oplegt; nl. onpersoonlijk en berekend handelen.
- de toegang tot levensmiddelen vergroot en zo de lokale cultuur overspoelt met producten die breken met de bestaande sociale praktijken en gewoonten
MAAR de culturele verscheidenheid wordt ook uitgebreid: verschillende culturele specialiteiten worden beschikbaar vanop één plaats (wereldburger)
5 Geld doet de maatschappelijke complexiteit toenemen.
Tegelijkertijd nemen de ruil- en communicatiemogelijkheden voor elk individu toe: toename van het keuze- en selectieprobleem.
6 Geld verandert het tijdsbesef.
Geld werkt een toekomstgeoriënteerde houding in de hand; plannen maken. Het cyclische tijdsbesef van de moderne samenleving is vervangen door een lineair besef. Men is niet langer gefixeerd op een traditie die in ere gehouden moet worden, maar wel met een te ontwerpen toekomst.
=> vooruitgang, orïentatie op de toekomst en planning