Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Intelligentietests bij jonge kinderen

Bij jonge kinderen maken ze gebruik van het presenteren van stimuli i.p.v. vraag en antwoord. Deze testen gaan zich meestal richten op perceptuele en motorische reacties, maar nu ook steeds meer op vroege taal, probleemoplossen en sociaal gedrag.

Een vaak gebruikte test: Bayley Scales of Infant Development – Versie III. Ze omvatten:

> ‘Cognitive Scale’

> ‘Language Scale’

> ‘Motor Scale’

> ‘Social-Emotional Scale’

> ‘Adaptive Behavior Scale’

Intelligentietests voor kinderen en volwassenen worden op dezelfde manier berekend, namelijk door de intelligentie quotiënt (IQ) te berekenen. Deze score geeft weer om de prestatie van het kind op een intelligentietest te vergelijken met de prestaties van andere kinderen van dezelfde leeftijd.

Om een test te construeren gaat men normen berekenen waarmee in de toekomst anderen vergeleken worden:
- Ligt achter op ontwikkeling (< 100)
- Is gemiddeld inzake ontwikkeling (= 100) (= 50%)
- Loopt vooruit op ontwikkeling (> 100)

Deze normen (= resultaten van (grote groep) mensen op elke leeftijd) nemen de vorm aan van een normale of klokvormige verdeling :

(*) + 1x de standaarddeviatie
(-) + 2x de standaarddeviatie
2: In 2% van de gevallen doe je het beter dan de andere kinderen
98: In 98% van de gevallen doe je het beter dan anderen kinderen en in 2% van de gevallen doe je het minder goed dan andere kinderen.

Maar intelligentietests voor jongere kinderen zijn slechte voorspellers van latere intelligentie omdat:

> Intelligentie schommelt (longitudinaal onderzoek)

> Jongere kinderen snel afgeleid zijn

> Op jonge leeftijd tests andere inhoud hebben (meer motorisch)

Daarom worden scores op tests voor jonge kinderen ontwikkelingsquotiënten (OQ) genoemd.

Predictie iets hoger voor zeer laag scorende baby’s, daarom meestal gebruikt als screeningsinstrumenten (=opsporen van kinderen met problemen)

Omdat kindertesten voor de meeste kinderen geen voorspellingen geven van het IQ op latere leeftijd, hebben sommige onderzoekers gebruik gemaakt van taken uit de theorie van informatieverwerking gebruikt als meting van mentale mogelijkheden (bv. habituatie en herstel). Daarom is in de meest recente versie van de Bayley test ook habituatie en herstel, object-permanentie en categorisatie opgenomen.

Lees meer...

Individuele verschillen in mentale vaardigheden

De cognitieve theorieën die we net bestudeerd hebben proberen het proces van ontwikkeling te verklaren, nl. hoe het denken van de kinderen verandert.
Mentale testen daarentegen focussen zich op de cognitieve producten. Dit zijn scores die de latere prestaties voorspellen.

Lees meer...

De sociale context van de vroege cognitieve ontwikkeling

De socioculturele theorie van Vygotsky heeft het idee dat de complexe mentale activiteiten (aandacht, geheugen, problemen oplossen) hun oorsprong vinden in sociale interacties.

De sociale contexten dragen dus bij tot de cognitieve ontwikkeling (zie hfst 1). Door mee te doen aan activiteiten met meer volwassen mensen in hun maatschappij worden kinderen bepaalde activiteiten de baas en denken ze op manieren die betekenis hebben in hun cultuur.

Dit komt door de zone van naaste ontwikkeling. Het verwijst naar een reeks van taken dat het kind nog niet zelf kan uitvoeren maar die het wel kan leren met de hulp van ervaren partners.

Meestal onderzocht bij oudere kinderen, meer recent ook bij baby’s en peuters:
bv. “duiveltje in een doosje” (“jack-in-the-box”)
Volwassenen worden gevraagd om met een kindje te spelen met het speelgoed “jack-in-the-box”. De eerste maanden proberen de volwassenen de aandacht van het baby’tje te trekken door het voor te doen en verbaasd te kijken wanneer het duiveltje uit de doos springt. Aan het einde van het eerste jaar, wanneer de motorische en cognitieve vaardigheden van het kindje verbetert zijn, gaan ze zich vooral richten op hoe het speelgoed gebruikt wordt. De volwassenen gaan het handje van het kindje leiden en op de draaiknop leggen en draaien. Gedurende het 2e jaar helpen de volwassenen vanop een afstand en maken gebruik van gebaren en verbale aanwijzingen, zoals het gebaar maken van een draaiende hand.

Culturele verschillen in sociale ervaringen, zelfs vanaf 2 jaar, beïnvloeden mentale strategieën. (bv. één activiteit zoals bij westerse kinderen vs. meerdere activiteiten tegelijk zoals bij Guatemala kinderen)

Dus eerder zagen we hoe kinderen en kleuters nieuwe schema’s creëren door te reageren op de fysieke wereld (Piaget) en hoe bepaalde vaardigheden beter ontwikkeld worden wanneer kinderen hun ervaringen efficiënter en betekenisvoller gaan presenteren (informatieverwerking). Vygotsky voegt er dus een derde dimensie aan toe door te benadrukken dat vele aspecten van de cognitieve ontwikkeling sociaal bemiddeld wordt
 We moeten deze 3 theorieën in een geheel bezien:
- Piaget: zelf leren
- Informatieverwerkingstheorie: geleidelijk leren
- Vygotsky: leren door sociaal contact met anderen

Lees meer...

Evaluatie van de bevindingen van informatieverwerking

Zijn grootste sterkte is eveneens ook zijn grootste probleem.

Voordeel:
Denken wordt nauwkeurig geanalyseerd in zijn verschillende componenten (bv. perceptie, aandacht, geheugen)

Nadeel:
Deze componenten worden later niet geïntegreerd in een brede, omvattende theorie over de ontwikkeling van het denken (was wel zo bij Piaget)

Mogelijke oplossingen:

> Combineer info-verwerkingstheorie met theorie van Piaget

> Dynamisch systeem-denken (‘dynamic systems theory’) (niet kennen voor examen)

Lees meer...

Categorisatie

  • Categorisatie helpt kinderen om zin te geven aan ervaringen
  • In de eerste maanden categoriseren baby’s stimuli op de basis van de vorm, grootte, kleur en andere fysieke eigenschappen.
  • Vanaf 6 maanden kunnen ze categoriseren op basis van 2 gecorreleerde kenmerken
    Bv. De vorm en de kleur van het alfabetletter
  • In het tweede jaar worden kleuters actieve categoriseerders.
  • Op 16 maanden kunnen ze objecten groeperen in één enkele categorie
    bv. als je ze 4 ballen en 4 blokken geeft, dan kunnen ze de 4 ballen in één categorie steken, maar niet de 4 blokken.
  • Vanaf 18 maanden kunnen ze objecten in 2 groepen categoriseren.

DUS:

  • Indrukwekkende perceptuele categorisatie in het 1e jaar

Conceptuele categorisatie in het 2e jaar

Lees meer...

Geheugen

  • Kinderen gaan over een langere tijd onthouden naargelang ze ouder worden
  • Zelfs nadat kinderen van 2 tot 6 maanden een operante respons vergeten, hebben ze enkel een korte opfrissing nodig om het zich terug te herinneren.
  • Wanneer kinderen van 6 maanden of ouder de kans krijgen om de respons te reselectedren op zichzelf voor enkele minuten, dan gaat hun geheugen niet enkel terugkregen maar ook heel hard uitbreiden tot 17 weken.
  • Kinderen leren en onthouden heel wat informatie door enkel te kijken naar objecten en gebeurtenissen zonder zelf fysiek actief te zijn.
  • Herinnering (‘recall’) verschijnt na 1 jaar, uitstekend in het tweede jaar.

OPGELET:

Verschil tussen:

> Herinnering = zich iets herinneren zonder perceptuele ondersteuning (dus: mentaal beeld vorige ervaring)

> Herkenning = opmerken dat een stimulus identiek of gelijkaardig is aan één die men vroeger gezien heeft

Lees meer...

Aandacht

  • Kinderen gaan geleidelijk aan sneller informatie in zich opnemen.
  • Ze gaan aandacht besteden aan meer aspecten van de omgeving
  • Efficiëntie en vermogen om hun focus te veranderen gaan verbeteren
    • Wanneer zich een onaangename gebeurtenis voordoet gaan ze er voor zorgen dat deze gaat verdwijnen.
  • Minder aangetrokken tot nieuwheid, meer volgehouden aandacht na eerste jaar.
Lees meer...

Lange-termijn geheugen

Hoe langer we informatie in het werkgeheugen houden, hoe groter de kans dat het overgedragen zal worden naar de derde en grootste opslagplaats, het lange-termijn geheugen. Het is onze permanente opslagplaats en de capaciteit is onbeperkt.

Probleem: soms moeilijk informatie terugvinden
Oplossing: informatie in categorieën opdelen om ze beter terug te vinden.

De structuur van het systeem (3 geheugens) blijft dezelfde in de loop van de ontwikkeling, maar er is een toename in:

> Capaciteit (= wat tegelijkertijd verwerkt kan worden)

> Snelheid

Lees meer...

Korte-termijn geheugen of werkgeheugen

Hier wordt actief “gewerkt” op een beperkte hoeveelheid informatie door toepassing van mentale strategieën, zoals notities nemen, markeren, informatie herhalen, stukken van informatie samen groeperen etc.
 Waarom mentale strategieën gebruiken? : Het zintuiglijk geheugen, hoewel toch gelimiteerd, kan een wijd panorama van informatie aan. Het korte-termijn geheugen is beperkter. Door deze mentale strategieën verminderen we het aantal informatie waar we aandacht aan moeten geven waardoor we meer plaats maken in het werkgeheugen.

Om deze complexe activiteiten aan te kunnen, is er de centrale uitvoerende instansie, een deel van het werkgeheugen, die de stroom van informatie stuurt: waar op letten, combineren van oude en nieuwe informatie, selecteren, toepassen en opvolgen van strategieën.

Lees meer...

Zintuiglijk geheugen

Hier komt de informatie het eerst binnen. Beelden en geluiden worden rechtstreeks voorgesteld en korte tijd opgeslagen. We kunnen een mentale strategie gebruiken zoals AANDACHT voor bepaalde informatie zodat je de kans verhoogd dat het wordt overgedragen naar de volgende stap van informatieverwerking.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen