Structuur van het informatieverwerkingssysteem
- Gepubliceerd in Psychologie
We hebben 3 vormen van geheugen en we gebruiken mentale strategieën op informatie die door het systeem stroomt waardoor die beter onthouden en efficiënter gebruikt wordt.
We hebben 3 vormen van geheugen en we gebruiken mentale strategieën op informatie die door het systeem stroomt waardoor die beter onthouden en efficiënter gebruikt wordt.
Zie hoofdstuk 1 : computer-model en diagrammen (‘flow charts’)
> Overeenkomst met Piaget:
> Verschil met Piaget
Ze willen exact weten wat individuen van verschillende leeftijden doen wanneer ze geconfronteerd worden met een taak of een probleem. Het computermodel van het menselijke denken is aantrekkelijk omdat het expliciet en precies is.
Sensorimotorische activiteit helpt baby’s om bepaalde vormen van kennis op te bouwen (zoals Piaget dacht)
Het basisidee blijft overeind
MAAR er is ook veel meer “aangeboren uitrusting” dan Piaget dacht.
Ruimere consensus over 2 dingen:
> Vele cognitieve veranderingen gebeuren geleidelijk en continu (niet plots en onder vorm van stadia)
> De verschillende aspecten van het denken van baby’s ontwikkelen zich niet tegelijkertijd, maar elk op eigen tempo in functie van uitdagingen vanuit omgeving. (= basis voor informatieverwerkingstheorie)
Theorie = kinderen worden geboren met een reeks van aangeboren kennissystemen. Ieder van deze systemen laat toe snel nieuwe, verwante informatie te vatten en leidt tot vroege/snelle ontwikkeling van het denken.
Er zijn meerdere basisdomeinen:
> Taalkundige kennis
> Psychologische kennis
> Fysische kennis
> Numerieke kennis
Wat ook heel belangrijk is, is de ERVARING om deze kennis verder uit te bouwen.
Kritiek:
> Onduidelijkheid:
Voordeel:
> Het heeft de focus van onderzoek over ontwikkeling van het denken scherper gesteld door:
Sommige ontwikkelingen doen zich voor op het moment dat Piaget beschreef:
Vele andere ontwikkelingen lijken zich eerder voor te doen dan Piaget dacht:
Sommige auteurs hebben gesuggereerd dat baby’s geboren worden met basiskennis in verschillende domeinen van het denken:
Vanaf 7 tot 8 maanden kunnen kinderen intentionele actiesequenties ontwikkelen die ze gebruiken bij het oplossen van eenvoudige problemen. Zoals bv. aan een tafellaken trekken om aan een speelgoed te kunnen dat op een te ver punt ligt. Niet veel later zijn kinderen tot meer in staat dan Piaget beweerde.
Bij 10 – 12 maanden kunnen kinderen problemen oplossen door analogie. Ze gaan de oplossingsstrategie van één bepaalde probleem ook toepassen op een ander relevant probleem.
In een bepaalde studie kregen kinderen 3 gelijkaardige problemen. Elk van hen kon opgelost worden door een barrière te overwinnen (achter het scherm gaan kijken/kruipen) en daar aan het touwtje trekken om zo een speelgoed naar zich toe te trekken. Het enige verschil zat hem in het soort barrière. De ene was doorzichtig de andere niet. Bij het eerste probleem deden de ouders de oplossing voor en moedigden het kind aan om hen na te doen. De kinderen verkregen het speelgoed sneller bij elk bijkomend probleem.
Samenvatting:
Leeftijd | Cognitieve verworvenheid |
Geboorte – 1 maand | Secundaire circulaire reacties gebruiken gelimiteerde motorische vaardigheden |
1 – 4 maanden | > Bewust zijn van vele eigendommen van objecten inclusief object-permanentie, zwaartekracht, ... > Uitgestelde imitatie van de gelaatsuitdrukking van een volwassene over een korte periode (1 dag) |
4 – 8 maanden | > Verbeterde fysieke kennis en de basis van numerieke kennis > Uitgestelde imitatie van acties van volwassenen met objecten over een korte periode (1 dag) |
8 – 12 maanden | > De mogelijkheid om te zoeken naar een verstopt object in verschillende situaties (verstopt onder een doek, wanneer het van de ene locatie naar een andere wordt verplaatst (juiste A-B search), ... > Mogelijkheid om sensorimotorische problemen op te lossen door analogie met een vorig probleem |
12 – 18 maanden | > Uitgestelde imitatie van de acties van een volwassene met objecten over een langere periode (op zijn minst enkele maanden) en doorheen veranderingen van situaties (van kinderopvang naar huis, van tv naar het alledaagse leven) > Rationele imitatie en dus de doelen van het model mee in rekening brengen |
18 maanden – 2 jaar | Uitgestelde imitatie van acties die volwassenen proberen te bereiken. |
Dit komt al vroeger voor dan Piaget beweerde
zodat dat geluid maakt (er zit een belletje in) en daarna doen ze de handschoen weer aan. De
volgende dag wordt de pop weer aan de kindjes getoond en ze zijn meer geneigd om die handelingen
te herhalen dan de controlegroep die de pop nog nooit gezien hadden. Ook is het zo dat wanneer de
eerste dag ook een tweede pop werd getoond waar ze niets mee deden, gingen de kinderen de
tweede dag ook met de handschoen van die tweede pop rammelen
Rond 18 maanden kunnen kinderen acties imiteren die een volwassene proberen te volbrengen, maar waar ze niet volledig in slagen
-> Een moeder probeert rozijnen in een mandje te doen maar dit lukt niet goed en sommige vallen er
langs. Een momentje later gaat het kindje de rozijnen die er langs gevallen zijn oprapen en bij in het
mandje leggen wat er op wijst dat hij/ zij het doel van de mama heeft begrepen.
Eerst een verwachte gebeurtenis:
(a): kind laten habitueren t.a.v. gebeurtenis uit fysieke realiteit, nl. wortel beweegt achter scherm
(b): mogelijke gebeurtenis, nl. een variatie van de eerste gebeurtenis waarbij de wetten van de fysica
gerespecteerd worden zoals een korte wortel die onzichtbaar wordt achter een scherm met venster
Dan een onverwachte/onmogelijke gebeurtenis:
(c): onmogelijke gebeurtenis waarbij de variatie tegen de wetten van de fysica ingaat, nl. een lange wortel die
onzichtbaar wordt achter een scherm met venster
Herstel (= langer kijken) bij gebeurtenis (c) wat suggereert dat de baby (3 maanden) verwonderd is over de afwijking van fysieke realiteit en zich bewust is van dat aspect van de fysieke werkelijkheid.
Dus :
Sommige taken over object-zoeken worden opgelost voor andere:
- 10 maanden: voorwerp met doek over
- 14 maanden: hand stopt voorwerp onder doek
A-niet-B fout: voor kinderen is het moeilijk om reactie te onderdrukken die voordien beloond werd (mogelijk complex systeem van factoren)
CONCLUSIE:
> Vóór 12 maanden hebben baby’s het moeilijk om kennis over locatie van voorwerpen om te zetten in een goede zoekstrategie
> Mogelijke rol rijping van de hersenen
Belangrijk is ook de grote verscheidenheid aan ervaringen waarbij kijken naar, omgang met, en zich herinneren van voorwerpen.
Vele studies tonen aan dat baby’s veel dingen vroeger kunnen dan Piaget beweerde. Baby’s weten veel over fysieke eigenschappen van voorwerpen indien procedures gebruikt worden waarbij ze niet actief naar voorwerpen moeten zoeken. Ze proberen de wereld al te verkennen en te controleren vanaf ze geboren worden.
Onderzoekers doen een habituatie/herstel onderzoek (habituatie = als stimulus vaak/lange tijd gezien, dan vermindert aandacht; herstel = opnieuw aandacht of dus langer kijken)
zie ‘ba’ en ‘ga’ onderzoek
Maar ook:
Hier hebben de kinderen voor het eerst mentale voorstellingen, dit zijn interne weergaven van informatie die de menselijke geest kan manipuleren. Het is een interne, mentale weergave van mensen, voorwerpen, gebeurtenissen, informatie, ...
Er zijn 2 vormen:
Problemen oplossen “in het hoofd” (bv. object-zoeken met onzichtbare verplaatsing zoals een voorwerp in een doos)