Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Algemene kenmerken van het waarnemingsproces

  • Zintuigen passen zich aan en merken vooral veranderingen op

    = wij zijn niet in staat om op elke prikkel in te gaan, we hebben geleerd
    vooral veranderingen in het prikkelaanbod waar te nemen en er betekenis
    aan te geven.
    Bv. als je altijd dezelfde ring aanhebt dan voel je niet meer dat je die aanhebt
    maar wanneer je die dan niet aanhebt ga je dat wel voelen.
  • Er bestaat een onderdrempel vooraleer iets wordt waargenomen en een
    bovendrempel

    = om een prikkel te kunnen waarnemen moet hij een zeker intensiteit hebben
     Er bestaat een drempel absolute drempel
    Bv. musquito



    (Bv. Zien: een kaarsvlam op 40 km tijdens een donkere, heldere nacht

Horen: het getik van een horloge op 6 m in een stille omgeving

Smaak: een theelepel suiker in 10 liter water

Reuk: 1 druppeltje parfum verdeeld in een woning van drie kamers

Gevoel: 1 zandkorrel op de wang laten vallen vanaf een hoogte van 1 cm)

 Onder de absolute drempel: subliminale perceptie
(= prikkel die onder de absolute drempel liggen (Bv. vicary))

(ze lieten det beeld zien in de cinema, tijdens de film. Ze lieten het beeld zo kort zien
dat de mensen het niet beseften, maar wel zin zouden krijgen in popcorn)

  • Er bestaat een onderscheidingsdrempel tussen prikkels
     of een diffrentiële drempel

    Het is niet altijd mogelijk om het onderscheid te merken tussen twee gelijkaardige prikkels.
    Bv. probeer maar eens het verschil in gewicht te voelen tussen één pluimpje of twee pluimpjes in je handpalm.
  • Geleidelijke veranderingen worden moeizaam waargenomen
     onze zintuigen nemen een heel geleidelijke verandering niet waar.
    Bv. we merken aan de snelheidsmeter van de auto dat we de snelheid
    onbewust geleidelijk hebben opgevoerd
  • De waarneming is relatief
     De gewaarwording gebeurt altijd in vergelijking met een andere, vroegere
    gewaarwording.
    Bv. na een spelletje in de sneeuw vind je de kamertemperatuur erg warm,
    terwijl binnenblijvers zich in dezelfde ruimte met moeite kunnen
    verwarmen
  • De waarneming is selectief
     Ongeacht de aard van de binnenkomende prikkels maken wij een keuze uit
    die prikkels, daarbij spelen onze aandacht en onze behoeften een belangrijke
    rol.
    Bv. wanneer je honger hebt, zullen de winkels die eten aanbieden je opvallen.
  • De waarneming is beïnvloedbar
     Ondanks het feit dat we objectief meetbare prikkels gewaarworden, maken wij
    door het proces van verwerking van de waarneming onze eigen werkelijkheid.
    Bv. Loftus en Palmer onderzochten de betrouwbaarheid van
    getuigenverklaringen na een ongeluk.
    Ze lieten een aantal proefpersonen een film zien en splitsten hun in twee
    groepen.
    Aan groep één stelde ze de vraag: ‘Hoe snel reden de auto’s ongeveer toen
    ze tegen elkaar te pletter sloegen?’
    Aan groep twee stelde ze de vraag ‘Hoe snel reden de auto’s ongeveer toen
    ze tegen elkaar botsten?’
    Groep één schatte de snelheid gemiddeld 16 km per uur hoger in dan groep
    twee. (KENNEN)

  • De waarneming is subjectief
     De resultaten van het waarnemingsproces zijn gekenmerkt door heel wat
    subjectieve kleuring: we zien niet wat we zien.
    Bv. wie zich in een auto bevindt die snel voortbeweegt, zal je de geluiden
    van de auto accepteren, maar als je in je woonkamer tv kijkt en je hoort
    dezelfde geluiden, dan accepteer je deze niet.

Lees meer...

Beschrijving van het waarnemingsproces

- Gewaarworden:
zintuigen laten ons dingen om ons heen gewaarworden

- Waarnemen:

betekenis geven aan de gewaarwording door de hersenen

In het waarnemingsproces kunnen 3 aparte gegevens onderscheiden worden:
1) Fysisch gegeven
= een bepaalde soort prikkel die zich in de omgeving bevindt
Bv. geluid van de radio
2) Zintuiglijk gegeven
= de werking van de zintuigen en het inschakelen van zenuwbanen
Bv. de oren vangen de akoestische prikkels op

3) Neuropsychologisch gegeven
= de gehoorzenuw voert de prikkels naar de hersenen, die een betekenis geven aan
de prikkels

Bv. we horen onze lievelingsmuziek

Lees meer...

Functies van het waarnemen

  • Functies om zich te oriënteren in de omgeving

     Via prikkels leren we ht eigen lichaam en de omgeving kennen
     Doordat we de omgeving kennen, zijn we in staat ons aan te passen
     Soms zijn we afhankelijk van onze zintuigen om te overleven.
    Hierbij speelt ervaring een belangrijke rol
     Via de waarneming geven we betekenis aan onze omgeving
  • Functies om zich te ontwikkelen

     Door de aanwezigheid van prikkels kunnen we onze mogelijkeheden
    ontwikkelen
     Wanneer er geen toevoer van prikkels uit de omgeving is, zorgen onze
    hersenen ervoor dat ze prikkels te verwerken krijgen
     Het waarnemen van de prikkels om ons heen help ons handelingen correct uit
    te voeren.

Belevingsfuncties
 Een aantal prikkels laat ons ook toe de dingen uit de omgeving positief of
negatief te beleven. Zo doen we aangename en onaangenama ervaringen op.

Lees meer...

Onderzoeksmethoden van de psychologie

  • Onderzoeksmethoden
     Kwantitieve methoden
    = meten, voorspellend

     Kwalitatieve methoden
    = beschrijven, interpreteren, begrijpen
  • De observatie
    Wanneer voor een bepaald onderwerp geen gegevens voorhanden zijn, moet de onderzoeker ze systematisch gaan opzoeken.
    Met de observatie kan met gedrag onderzoeken in een natuurlijke omgeving of in kunstmatige situatie.
    Bv. natuurlijke omgeving: Observatoren observeren Jan terwijl hij speelt op de
    speelplaats.
    kunstmatige situatie: Observatoren bekijken jan van achter onewayvenster
    in een labspeelruimte.

    Knelpunten die zich kunnen vooroden bij het observeren
    - tijdverslindend
    - onderzoekers zijn vaak geneigd dingen te zien die ze willen zien
    - moeilijk om alles waar te nemen
    - moeilijk voor herhaling, dus moeilijk voor controle
    - gedrag word beïnvloed als mensen weten dat ze geobserveerd worden
  • Interview en de enquête
    Het is niet altijd mogelijk om gedrag van mensen te observeren.
    Soms hebbe we te maken met gdrag dat zich in de privésfeer bevindt.

    Om over dergelijke aspecten van het menselijke handelen toch betrouwbare gegevens te verzamelen, kan men aan de proefpersonen vragen stellen.

    Dit kan mondeling of schriftelijk:
     Mondeling
    Door interview af te nemen
    Altijd direct mondeling contact
    We maken onderscheid tussen: - checklistgesprek
    - open interview


     Schriftelijk
    Door een enquête.
    Onderzoeker hoeft niet aanwezig te zijn.
    Altijd vaste vragenlijst.
    Goedkope manier om op korte tijd informatie te verzamelen over een grote
    groep mensen.
  • De test
    We kunnen de testmethode als een specifieke vorm van interviewen of enquêteren beschouwen.
    Een instrument om op korte tijd en op systemtische wijze veel informatie te verwerven

     Hoe werkt een test?
    bij het afleggen van een test moeten proefpersonen een aantal problemen
    trachten op te lossen. Voor elke oplossing krijgen ze een score. De totale
    score biedt informatie over wat de test tracht te meten.

     Kenmerken van de psychometrische test
    - betrouwbaarheid
    (= een test moet bij een eerste en bij een tweede afname dezelfde uitslag
    hebben)
    - validiteit
    (= een test moet meten wat hij zegt te meten)
    - ijking
    (= een test wordt geijkt voor een bepaalde groep)
    - objectiviteit
    (= eigen mening van de onderzoeker wordt uitgesloten)
  • Experiment
    Om de oorzaken van een fenomeen op controleerbare manier na te gaan, gebruikt de wetenschapper de experimentele methode.

     onafhankelijke variabele
    = de manipulatie zelf
    De variablelen die metn wijzigt
     afhankelijke variabele
    = resultaat manipulatie  reactiesnelheid
    Hun verandering is afhankelijke van de onafhankelijke variabele
     experimentele situatie
    = experimenteer groep
    bekijkt de reactie van de onafhankelijke variabele die hier ofwel afwezig
    is ofwel ongewijzigd blijft, op de afhankelijke variabele.
     controlegroep
    hier kunnen oorzakelijke verbanden tussen factoren vastgesteld worden


    Bv. Onderzoek tussen twee variabelen: de voedingsgewoonten van leerlingen
    en hun verstandelijke prestaties.
    1) Onafhankelijke variabele worden hier de hoeveelheid mineralen en
    vitaminen.
    2) Na 9 maanden neemt de onderzoeker een test af om te zien of de
    afhankelijke variabele (de verstandelijke prestatie) wijzigingen heeft
    ondergaan
    3) De experimenteergroep krijgt pillen met inhoud(mineralen en
    vitaminen) de controlegroep krijgt een placebo.
    4) De onderzoeker kon een verband vaststellen tussen
    voedingsgewoontes en verstandelijke prestaties bij leerlingen

Lees meer...

Stromingen binnen de psychologie

  • Psycholdynamische stroming
    Ontwikkeling van de persoonlijkheid, intrapsychisch conlfict

     Freud
    Hij ging ervan uit dat het gedrag kan beïnvloed worden door gebeurtenissen
    waarvan we ons niet eens bewust zijn
     psychodynamische benadering = psychoanalyse
  • Behavioristische stroming
    Inspelen op het vermogen van mensen om hun gedrag aan de omgeving aan te passen.
    Obeserveerbaar gedrag, leren

     Watson



     Skinner
    Zijn proeven tonen aan dat gedrag wordt bepaald door omgevingsfactoren.
  • Cognitieve stroming
    De psychologie moet nagaan wat zich binnen in de mens afspeelt.
    Informatieverwerking, leren al het resultaat van verweringsprocessen in het menselijke brein.

     Cognietieve psychologie bestudeert:
    - het menselijke gedrag en de mentale processen
    - hoe mensen informatie opnemen, verwerken en onthouden

     De gestaltpsychologie
    = waarnemingspsychologie
    gestaltpsychologie bestudeert de waarneming
     De cognitieve psychologie vindt haar oorsprong o.m. in de
    gestaltpsychologie


  • Biopsychosociale stroming
    Hoe hersenen ons gedrag bepalen.
    Interactie van biologische en psychologische processen.
    Psychologen zoeken naar verklaringen voor het menselijke gedrag door te kijken naar het functioneren van de genen, de hersenen, het zenuwstelsel en het endocriene stelsel(hormonen)

Lees meer...

Theoretisch onderzoek

Functieleer
= onderzoek naar mentale processen hoe wordt je waarnemen beïnvloed

Ontwikkelingspsychologie
 objectpermanentie
Bv. een baby ziet een object, maar als je het object verstopt dan is hij het
meteen terug vergeten
 conservatie
Bv. je laat een kind twee gelijke glazen zien met dezelfde hoeveelheid water
als je dan één glas omgiet in een dikker glas gaat het kind zegge dat er
minder water inzit.


Persoonlijkheidspsychologie

1.Ik maak me zorgen over dingen.

2.Ik hou er niet van om de aandacht op me te richten.

3.Ik denk eerst aan anderen.

4.Ik raak zelden geïrriteerd.

5.Ik laat anderen het voortouw nemen.

Sociale psychologie
 Het bijstander effect
Bv. er ligt een persoon op de grond en niemand helpt hem, omdat iedereen
denkt ‘een ander helpt hem wel’


Fysiologische psychologie
 Polygraaf

Toegepaste psychologie
 klinische psychologie
 arbeids- en organisatiepsychologie
 schoolpsychologie
 …

Lees meer...

Deelgebieden binnen de psychologie

Fundamenteel onderzoek
= psychologie die aan wetenschappelijk onderzoek doet om kennis te verzamelen
Bv. men vindt psychologen terug binnen de academische wereld als lesgevers én als onderzoekers

Toegepaste psychologie
= pyschologie die de kennis gebruikt om het gedrag van mensen te beïnvloeden
Bv. psychologen zijn ook tewerkgesteld in reclamebureaus en bestuderen de voorkeuren en ingesteldheden van de consumenten

Lees meer...

Psychologische kennis = wetenschappelijke kennis

Wetenschappelijke kennis streeft naar: (in een onderzoek)

Systeemmatisch verzameld te zijn
 Bv. observeren, enquêtes afnemen, interviews,…
rekeninghoudend met de doelgroep
en werkend met een steekproef
zal er een conclusie getrokken worden

Objectief te zijn
 tijdens het onderzoek niet laten misleiden door vooroordelen

Controleerbaar te zijn
 men moet kunnen nagaan of de bevindingen kloppen met de realiteit

Lees meer...

Het begrip psychologie

Wetenschappelijke studie van het gedrag en van de mentale processen van individuen

Een wetenschappelijke studie
 psychologie is gebaseerd op wetenschappelijk verkregen gegevens

De studie van het gedrag
 de manier waarop het individu zich aanpast aan zijn omgeving (=gedrag)
 het waarneembare in het menselijke handele

De studie van de mentale processen
 de talrijke menselijke activiteiten die inwendig plaatsvinden (=mentale
processen)
 het gaat hier over niet-waarneembare ‘gedragingen’ (Bv. denken)

De studie van het individu
 psychologie bestudeert gedrag en mentale processen van de individuele mens
 psychologie behoort tot de mensenwetenschappen

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen