Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

De persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erik Erikson

  • De persoon Erik Erikson
    Ontwikkeling identiteit
     Psychosociale ontwikkeling
    = individualisten doorlopen 8 vooraf vastgestelde stadia in hun leven
     Identiteitscrisis
    = in elk stadia word de individu geconfronteerd met een identiteitscrisis,
    die moet hij overwinnen
  • De fasen in de persoonlijkheidsontwikkeling
    Acht fasen: ontwikkeling van specifieke persoonlijkheidskenmerken

In elke fase: bepaald bestaansthema + één aspect van menselijke relatie centraal

Iedere overgang: crisis

 Fase één: de relatie met de verzorgende persoon

- 0 tot 12/18 maanden
- Vertrouwen / wantrouwen
Bv. baby’s hebben door dat er dingen en mensen zijn, ook al kunnen ze
die niet zien, hierbij is een basisvertrouwen noodzakelijk

 Fase twee: de relatie met de ouders
- 18 maanden tot 3 jaar
- Autonomie(zelfstandigheid) / schaamte en twijfel
Bv. kinderen beginnen belangrijke verantwoordelijkheden op te nemen
i.v.m de eigen zorg: zelfstandig eten,…

 Fase drie: de relatie met het gezin
- 3 jaar tot 6 jaar
- Initiatief / schuld

 Fase vier: de relatie met school en buurt
- 6 jaar tot 12 jaar
- handvaardigheid / minderwaardigheid

 Fase vijf: de relatie met de leeftijdsgroep en identificatiefiguren
- 12 jaar tot 18 jaar
- Identiteit / identiteitsverwarring
Bv. Ellen is 16 en kan uren voor de spiegel staan ook haar gsm
rekeningen zijn torenhoog door telefoontjes met haar vriendinnen.
Haar ouders moesten eens weten wat ze over hen vertelt.

 Fase zes: de relatie met partners en groepsleden
- 19 jaar tot 40 jaar
- Intimiteit en solidariteit / isolement

 Fase zeven: de relatie met personen met wie men werkt en samenleeft
- 40 jaar tot 65 jaar
- Generativiteit en productiviteit / egocentrisme en stagnatie
(generativiteit = de zorg voor het volgen en leiden van de volgende
generatie, Bv. de zorg voor u kinderen
egocentrisme = louter op zichzelf gericht zijn)

Bv. Vele vragen zich af waar Marc zijn energie blijft halen: hij heeft drie
kinderen, zit actief bij de ouderverenging, is penningmeester bij de
voetbalclub en organiseert één maal per jaar een BBQ voor de buren.

 Fase acht: het nadenken en het aanvaarden van wat geweest is
- vanaf 65 jaar
- Integriteit / wanhoop
(Integriteit: men kijkt terug
Wanhoop: wanhopig omdat ze niet bereikt hebben wat ze wouden)
Bv. hoe grootouders met hun kleinkinderen omgaan

Lees meer...

De persoonlijkheidstheorie van Sigmund Freud

Es, Ich, Über-Ich

  • Es: lustprincipe
  • Ich: realiteitsprincipe
  • Über-Ich: normen en waarden, geboden en verboden, gewetensfunctie

De ontwikkeling van de persoonlijkheid:

 Psychoseksuele ontwikkelingsfasen

De psychoseksuele stadia van Freud

in elke van deze stadia regeert een bepaalde erogene lichaamszone (erogene
lichaamszone is een lichaamszone die bij aanraking lustvolle gevoelens
opwekt)


1)
orale stadium (waarin de mond erogeen is). De baby wil zo veel mogelijk
met de mond doen. Als het niet langer aan de borst kan zuigen, zoekt het een
nader sabbeltje.

2) anale stadium (controle is belangrijk). De lustbeleving verschuift naar de
anus. Het kind geniet van het ophouden en uitpersen van zijn uitwerpselen.
Dit is volgens Freud plezierig vanwege de ervaring zelf je zaakjes onder
controle te hebben.

 Fixatie op een bepaalde lichaamszone

 De ontwikkeling van de persoonlijkheid

fallische stadium. De lust verschuift van de anus naar de genitaliën. Hierin is ook het oedipuscomplex, waarin het kind onbewust verlangd naar seksueel verkeer met de ouder van het andere geslacht en tegelijk onbewust vijandige gevoelens koestert tegen de ouder van hetzelfde geslacht. Net als de lust blijft deze haat beperkt tot het onbewuste.

genitale stadium (in de puberteit) De diversiteit van de seksualiteit uit de eerste drie stadia wordt nu gestroomlijnd en volledig gericht op het andere geslacht. De seksuele energie wordt volledig en voor het verdere leven samengebald in de genitaliën.

Lees meer...

Begripsomschrijvingen

Persoonlijkheid = het unieke en stabiele patroon van psychologische en gedragskenmerken waardoor de ene mens zich van de andere onderscheidt

 manier waarop iemand met uiteenlopende situaties omgaat

  • Persoonlijkheid:

 Temperament = gedragskenmerken die door een aangeboren reactiepatroon
worden bepaald

 Karakter = wat wij van een persoon ervaren
 aantal eigenschappen

 Constitutie = fysisch aspect van de persoon

 lichaamsbouw en lichamelijk functioneren


Typologie: manier om personen te classificeren

 op basis van temperament, karakter en constitutie

Lees meer...

Leren door imiteren

 Modelleren

 Leren door observeren

 Sociaal leren

Experiment Bandura:

In dit experiment laten ze kinderen een filmpje zien van een volwassene vrouw die een opblaaspop slaat, schop en er voorwerpen naartoe gooit.

De kinderen in GROEP A kregen dit filmpje te zien waar op het einde een tweede volwassene de vrouw een echte kampioen vond.
De kinderen in GROEP B kregen dit filmpje te zien waar op het einde een tweede volwassene de vrouw uitschold voor een slechterik.
De kinderen in GROEP C kregen dit filmpje te zien zonder lovende reactie of agressieve reactie.

Na het zien van dit filmpje moesten de kinderen, individueel, zelf met speelgoed spelen.

Het resultaat:
GROEP A: - ging bijzonder agressief te keer
GROEP B: - minder agressie, maar toch namen ze wat agressie over
- wanneer ze dan zelf beloond werden voor agressief gedrag werden ze even
agressief
GROEP C: de meeste imiteerde het agressief gedrag

  • Kenmerken van het leren door imiteren

 Gevolgen voor anderen
= men kan van het gedrag van anderen leren door imiteren
Bv. de studie- ijver van jan zal door zijn medestudenten makkelijker
geïmiteerd worden wanneer hij prima cijfers behaalt.

 Aandachtig waarnemen
= ja kan pas leren van imitatie als je aandachtig en bewust waarneemt
Bv. door nauwkeurige observatie van de nieuwste mode zal je oudere kledij
afwijzen

 Onthouden
= je zal gedrag pas kunnen imiteren als je het goed onthouden hebt
Bv. het is opmerkelijk hoe kinderen en jongeren de liedjesteksten van hun
idolen perfect kunnen nazingen

 Gelijkenis met het model
= gedrag heeft meer kans om geïmiteerd te worden wanneer de imitator op
een of andere manier sterke gelijkenis wil vertonen met het model
Bv. reclame maakt hier gebruik van, denk aan producten die aangeprezen
worden door bekende figuren

  • Toepassing van het leren door imiteren

 Leren van de moedertaal


 Cultuuroverdracht

 Imitatie van tv-geweld

Lees meer...

Inzichtelijk leren

Inzicht: plots vatten van een nieuw verband tussen de dingen, zo probleem oplossen

Experiment Köhler



In dit experiment werd er in een apen kooi een banaan binnen gezichtsbereik, maar niet binnen handbereik gelegd. De apen konden deze toch bemachtigen door andere materialen te gebruiken.

  • Kenmerken van inzichtelijk leren

 Inzicht treedt plots op
- de persoon ervaart dat en voelt zich opgelucht

 Gebruiken in gelijkaardige situaties
- het inzicht wordt overgebracht, getransfereerd naar gelijkaardige
probleemsituaties

 Geheel van de situatie gebruiken
- om tot inzicht te komen gebruikt men alle elementen

Lees meer...

Operante conditionering

= operant gedrag leer je door gewenst gedrag te belonen en ongewenst gedrag
te bestraffen
= gedrag dat inwerkt op de omgeving om daar bepaalde

Wet van effect:

 leren wordt geleid door het effect dat gedrag heeft

Trails en error: (leren door gissen en missen)

 wanneer uit vele pogingen één handeling succes oplevert, dan zal de lerende dat
gedrag in de toekomst opnieuw proberen
 tegenovergestelde: wanneer vele pogingen geen succes opleveren, zal de
lerende vlug ondervinden dat het geen zin heeft dit te blijven doen

 Skinner
Knop  voedsel



1) uitvoeren van handelingen door het organisme
2) bepaalde handelingen hebben een effect op de omgeving
3) handelingen worden in de toekomst herhaald
4) gestelde handeling en het effect op de omgeving moet waarneembaar zijn

  • Kenmerken van operante conditionering

 Positieve bekrachtiger
= beloning
Bv. het graan zorgt ervoor dat de duif opnieuw op de knop zal pikken

 Negatieve bekrachtiger
= wegnemen van iets negatief
Bv. bij hoofdpijn grijp je al vlug naar medicatie als deze de pijn verminderd

 Positieve straf
= iets negatief toevoegen, het toedienen van een onaangename stimulus
Bv. het kind een draai om de oren geven

 Negatieve straf
= iets positief inleveren, de wegname van een aangename stimulus
Bv. het kind zijn speelgoed afnemen
 Prikkeldiscriminatie
= in een bepaalde situatie levert niet elk gedrag succes op
Bv. de duif leerde ook dat er enkel voedsel kwam als er een groen lampje
brandde en dat het dus geen zin had te pikken wanneer er een rood £
lampje brandde.

 Prikkelveralgemening
= we hebben geleerd op dezelfde manier te reageren op gelijkaardige
aangeboden prikkels
Bv. de duif zal pikken op de knop bij groen licht, zowel bij licht- als bij
donkergroen.

 Uitdoving
= als de handeling niet het gewenste effect heeft zal die handeling uitdoven
Bv. als er geen eten meer komt wanneer de duif op het knopje pikt zal de duif
niet meer op het knopje gaan pikken.

  • Toepassingen

 Belonen van positief of gewenst gedrag
Bv. Bart speelt met het speelgoed van An, An stevent meteen op hem af, Bart
is bang en geeft het speelgoed vlug aan An.
 An: Stoer doen (R)  verkrijgen van speelgoed (pos. Bekrachtiging +S+)
 Bart: Afgeven van speelgoed (R)  verminderen van angst
(neg. Bekrachtiging -S-)
An leert voor zichzelf opkomen.
Bart leert onderdanig gedrag aan.

 Token-economy
= het gebruik van positieve bekrachtigers
= het aanbieden van weloverwogen, bedekte of symbolische bekrachtigers

Bv. Elien wil graag een scooter, van haar ouders krijgt ze deze als ze van een tot puzzelstukjes verknipte poster alle stukjes heeft verzameld, ze krijgt telkens een stukje van de puzzel wanneer ze goede punten heeft.


 Aangeleerde hulpeloosheid

Meestal hebben onze handelingen een positief effect op onze omgeving
Bv. men lacht met onze grappige opmerkingen
Maar als we ondervinden dat ons handelen helemaal niet het gewenste effect
heeft op de omgeving, kunnen we op twee manieren reageren:
1) ander gedrag opstellen dat wel succes heeft
2) hulpeloos opstellen (hier spreken we van aangeleerde hulpeloosheid)

 Tava, time-out
= aanpak van ongewenst gedrag
= totale afwezigheid van aandacht (=tava)

Lees meer...

De klassieke conditionering

 Leren om een gebeurtenis met een andere te associëren

 Conditioneren = link leggen tussen een stimulus en een reactie

 Grondlegger: Pavlov (1849-1936)

 Onvoorwaardelijke stimulus en reactie = reflex

Experiment Pavlov:

Fase 1
Onvoorwaardelijke stimulus(OVS)  onvoorwaardelijke reactie(OVR)

Fase 2

(neutrale stimulus(NS) + onvoorwaardelijke stimulus(OVS))  onvoorwaardelijke reactie(OV)

Fase 3

Voorwaardelijke stimulus(VS)  voorwaardelijke reactie(VR)

HOND Voorbeeld uit eigen leven

Steak  kwijl Buikpijn  ziek
Bel + steak  kwijl Mosselen + buikpijn  ziek
Bel  kwijl Mosselen  ziek

  • Kenmerken van de klassieke conditionering:

 Uitdoven
Bv. wanneer men bij de hond een aantal keren alleen het belletje liet horen
ging de hond minder speeksel en na een tijdje zelfs helemaal geen
speeksel meer afscheiden

 Prikkelgeneralisatie
= het aanleren van een nieuwe voorwaardelijke prikkel gebeurt vlugger
wanneer de voorwaardelijke prikkel dicht aanleunt bij de eerste prikkel.
Bv. de hond zal vlugger reageren bij het horen van een hoge of lage beltoon
dan bij het horen van een saxofoon

 Prikkeldiscriminatie

= het tegenovergestede van prikkelveralgemening.
Bv. zo kan je erin slagen de hond met dezelfde reactie te doen reageren op een
metronoom, de hond watertande uitsluitend bij een bepaalde snelheid van
het tikken van de metronoom, niet bij andere snelheden

Experiment John Watson

Baby Albert

Zelfde principe als Pavlov:

1.OVS (geluid)  OVR (angst)

2.NS (rat) + OVS (geluid)  OVR (angst)

3.VS (rat)  VR (angst)

Klassieke conditionering word vaak gebruikt in de reclame
Bv. een knappe vrouw langs een wagen zetten

Lees meer...

Het belang van de gegevens uit de waarneming psychologie voor de eigen waarneming

  • Fouten uitgelokt door het object dat we waarnemen

 Verhouding figuur-achtergrond
= we kunnen in het observeren zo getroffen worden door een bepaalde
figuur of eigenschap van iemand dat de andere eigenschappen in een vage
achtergrond verzinken
Bv. Kasper is nieuw op school, hij is zo schuchter dat de klasgenoten zijn
anderen eigenschapen niet opmerken.

 Bewegende en stilstaande figuren
= een bijzondere vorm van de figuur – achtergrond/voorgrond verhouding
Bv. op tv-beeld valt een racewagen duidelijk op vanwege al de reclame
die erop staat

 Camouflage
= een bepaald object zodanig in de achtergrond opgeslorpt dat het niet opvalt
Bv. met make-up kan een dikke neus wat smaller lijken

  • Fouten gelegen in de persoon die waarneemt

     Emotionele instelling
    = het humeur van de dag en van het moment kan een rol spelen in hoe je iets
    waarneemt.
    Bv. als je je niet goed voelt zie je alles anders

     Voorkennis en vroegere ervaringen
    Bv. als je ergens gaat babysitten en ze waarschuwen je dat het een moeilijk
    kind is

     Vooroordelen
    = een oordeel dat al vastligt voordat men van de grond van de zaak kennis
    heeft genomen
    Bv. politici zijn allemaal zakkenvullers



 Wen-effect / irritatie-effect
= we wennen aan een prikkel door die meermaals op te merken
= gedrag kan zodanig opvallend zijn en de observator zodanig irriteren dat het
voldoende is om een overtrokken waarneming te hebben.

 Observeren
De observator speelt een rol
= je gaat je anders gedragen als je weet dat men naar je kijkt
Bv. als je met je fiets valt in een drukke straat, zal je je sterk houden
en gewoon verder stappen of verder fietsen ookal heb je je ernstig
bezeerd

Lees meer...

Waarnemen: betekenis geven aan de gewaarwording

 Fysische niveau
= het soort prikkels die worden geregistreerd

 Zintuiglijk niveau
= de werking van de zintuigen

 Neuropsychologische niveau
= de sturing via de zenuwbanen en het verwerken van de prikkels zodat we er
een betekenis kunnen aan geven
 BETEKENIS GEVEN = PERCEPTIE

v Organisatieprocessen van de waarneming
 gestaltpsychologie: geheel  delen
 gestalt = geheel
als één deel verandert, verandert het geheel



a) Figuur-achtergrond
 iets kan nooit voor en achtergrond tegelijk zijn

b) Groeperingswetten:
 Wet van de nabijheid
Hoe dichter twee prikkels zich bij elkaar bevinden, hoe groter de neiging
om ze als één geheel waar te nemen.
 Wet van de gelijkheid
Gegevens die sterk op elkaar gelijken, zullen spontaan samen worden
gezien

 Wet van de goede voortgang
Gegevens die een vooruitgaande beweging suggereren, worden
waargenomen als samenhorend

 Wet van de geslotenheid
We hebben de neiging om een onvolledige waarneming aan te vullen met
gegevens zodat we een ons bekend gegeven verkrijgen

c) Perceptuele constanties
 Grootte
Bv. we weten hoe groot mensen zijn, of ze nu ver van ons
verwijderd zijn of vlak bij zijn

 Kleur
Bv. wanneer de schaduw van een persoon op ons boek valt, weten we dat
het papier niet donkerder wordt.

 Oriëntatie
Bv. als je naar een landschap kijkt en je draait je hoofd 45° dan zal het
landschap niet meedraaien.

d) Illusies
 Onjuiste waarneming, we zien dingen anders dan ze werkelijk zijn of we
zien dingen die er niet zijn

1) Ponzo-illusie

2) Müller-Lyer-illusie

3) Poggendorf-illusie

4) Zollner-illusie
 lange lijnen zijn parallel

5) Maanillusie

6) Illusie: Hermann Grid rooster

7) Bewegingsillusie

8) Titchener cirkels

Lees meer...

Zintuiglijke waarneming

  • Visuele waarneming
    Lichtgolven worden opgevangen door de ogen
     Visuele info wordt verwerkt in de hersenen

Factoren die de visuele waarneming beïnvloeden

a) Fysiologische beperking van het gezichtszintuig
Op de plaats waar de oogzenuwen het oog verlaten om naar de hersenen te
gaan, liggen geen lichtreceptoren. Die plaats noemt men de blinde vlek.

b) Invloed van de fysiologische toestand van het organisme
De visuele waarneming word beïnvloed
Bv. wanneer een persoon onder invloed is van drugs
 Personen met een zware vorm van alcoholintoxicatie
Bv. zien allerlei dieren over zich heen kruipen
 Personen die in een psychotische toestand verkeren
Bv. ze beleven de werkelijkheid als wanen
 Personen die lijden aan bepaalde vormen van epilepsie
Bv. ze hebben in de aanloop naar het insult vreemde visuele
gewaarwordingen

c) Invloed van psychologische factoren
 Aandacht
opvallendheid, behoeften en noden, persoonlijke smaak en intresses,
geheugen
Bv. op deze foto is een vrouw uit het raam aant vallen, maar het valt
helemaal niet op

 Voorkennis
speelt een rol bij het geven van betekenis door de hersenen aan wat
wordt waargenomen door de zintuigen.
Bv. de tekening hieronder kan waargenomen worden al konijn of als
eend.

 Context
(= specifiek soort voorkennis, een verwachtingspatroon hebben)
verwachting, halo-effect, horn-effect, stereotypen en vooroordelen

Halo- : waargenomen positieve kenmerken zoren ervoor dat andere kenmerken die je waarneemt een positieve betekenis krijgen.
Horn- : waargenomen negatieve kenmerken zorgen ervoor dat andere kenmerken die je waarneemt als negatief te beschouwen.

Bv. - het gedrag van een knappe jongen zul je sneller positief waarnemen
- iemand met een fysieke handicap die moeilijk kan praten zul je als minder
verstandig beschouwen

v De auditieve waarneming
 is noodzakelijk voor de sociale omgang

v De olfactorische waarneming
 Geuren nauw verbonden met emotionaliteit
Bv. een branden vuur zal je doen reageren
 Geuren spelen ook een rol in het sociaal contact
Bv. een zweetgeur of een slechte adem maken niet direct aantrekkelijk
 De hersenen passen zich aan de geuren aan
Bv. als je friet hebt gegeten zal iemand anders dat ruiken terwijl je dit zelf
totaal niet ruikt.
 Een sterke geur overwint een zwakke
Bv. de geur van koffie overheerst de geur van thee
 Sommige geuren worden voor een deel subjectief ervaren
Bv. parfum

De smaakwaarneming
Smaak bij kinderen is veel sterker dan smaak bij ouderen
 Vier smaken
a) zoet
b) zout
c) zuur
d) bitter

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen