Overdrachtsinkomens
- Gepubliceerd in Economie
zijn sociale uitkeringen die je ontvangt zonder een bijdrage te leveren aan de productie.
zijn sociale uitkeringen die je ontvangt zonder een bijdrage te leveren aan de productie.
Loon, pacht, huur, rente en winst vormen samen het primaire inkomen. Het primaire inkomen is het inkomen dat ontstaat door het beschikbaar stellen van productiefactoren.
De ZVW heeft kenmerken van een volksverzekering, omdat hij voor iedere ingezetene van Nederland geldt en van een particuliere verzekering, omdat iedereen verplicht maar naar eigen keuze een verzekering voor een basispakket moet afsluiten. De premie van het basispakket heet de nominale premie. Daarnaast betaalt de verzekerde een inkomensafhankelijke bijdrage, die wordt vergoed door de werkgever. Een deel van de zorgkosten is voor eigen risico.
De basisverzekering vergoedt de kosten voor huisarts, medicijnen en specialistische hulp.
Verzekeringsmaatschappijen hebben een acceptatieplicht. Zij mogen niemand uitsluiten (geen risicoselectie). Mensen met een laag inkomen krijgen van de overheid een zorgtoeslag als bijdrage in de premie. De zorgtoeslag is maximaal € 57 per maand en wordt betaald uit de belastingen. Naast de basisverzekering kunnen mensen een aanvullende verzekering afsluiten (tandarts). De aanvullende verzekeringen zijn particuliere verzekeringen en ze zijn vrijwillig.
Volksverzekeringen zijn verplicht voor alle Nederlanders. De uitkering is meestal een vast bedrag. Er zijn vier volksverzekeringen:
AOW: Algemene Ouderdomswet. Krijgt iedereen vanaf zijn 65e verjaardag. De uitkering is gelijk aan het sociaal minimum. Voor een volledige uitkering moet je 50 jaar in Nederland gewoond hebben.
AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Vergoedt de kosten van langdurige verpleging ofpsychiatrie.
Anw: Algemene Nabestaandenwet. Geeft kinderen (tot 18 jaar) en partner een minimumuitkering.
AKW: Algemene Kinderbijslagwet. Komt tegemoet in de kosten die kinderen (tot 18 jaar) met zich meebrengen. De uitkering wordt betaald door de overheid uit de belastinginkomsten.
De premies voor deze verzekeringen worden betaald door de werkgever. Voor de ziektewet wordt helemaal geen premie betaald.
WW: Werkloosheidwet. Geeft een uitkering bij werkloosheid. De uitkering is 70% van het laatstverdiende loon. De duur is afhankelijk van het arbeidsverleden.
ZW: Ziektewet. Bij ziekte moet de werkgever tot maximaal twee jaar het loon doorbetalen.
WIA: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Bij volledige arbeidsongeschiktheid krijg je op grond van de WIA een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Als een werknemer gedeeltelijk is afgekeurd, moet de werkgever zorgen voor aangepast werk.
Sociale verzekeringen worden door de overheid verplicht gesteld en de premie is inkomensafhankelijk (draagkrachtbeginsel). Sociale verzekeringen verzekeren mensen tegen inkomensverlies (werkloosheid, ouderdom) of tegen hoge kosten (ziekte, kinderen). De overheid bepaalt de verzekeringsvoorwaarden en stelt de premie vast.
Sociale verzekeringen zijn gebaseerd op solidariteit: de rijke komt op voor de arme, de gezonde voor de zieke, de werkende voor de werkloze. Niemand kan uitgesloten worden van een sociale verzekering, iedereen wordt geaccepteerd. Sommige sociale verzekeringen zijn verplicht voor alle mensen in loondienst: de werknemersverzekeringen.
Bij de belastingheffing past de overheid het draagkrachtbeginsel toe. Hogere inkomens betalen gemiddeld een hoger percentage belasting dan de lagere inkomens. Het belastingsysteem is daarom progressief en leidt tot nivellering van inkomens.
De gemiddelde belastingdruk of het gemiddeld belastingtarief = loonheffing/brutoloon × 100%. De marginale belastingdruk of het marginaal tarief is gelijk aan het hoogste belastingtarief dat iemand betaalt.
Een heffingskorting heeft een nivellerende invloed op de inkomensverdeling en het verlengen van de eerste belastingschijf heeft een denivellerende invloed op de inkomensverdeling.
Het heffingsbedrag wordt berekend over de verschillende schijven die op het inkomen van toepassing zijn. De algemene heffingskorting en de arbeidskorting verlagen het bedrag dat uiteindelijk betaald moet worden.
Als werknemer verdien je een bepaald (bruto) loon. Op dat loon wordt de loonheffing (een soort voorschot op de inkomensheffing) ingehouden. De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen. De belastingen die de overheid int vormen de algemene middelen. Bij het afdragen van belasting weet de belastingbetaler niet waaraan de overheid e belastingen uitgeeft. De premie volksverzekeringen betaal je voor de AOW, de Anw en de AWBZ. In tegenstelling tot de belasting hebben deze premies wel een duidelijke bestemming. Uit de AOW-premies worden de huidige AOW-uitkeringen betaald. Daarnaast wordt op het bruto salaris de pensioenpremie ingehouden. Hiermee wordt een bedrijfspensioen opgebouwd. Dit bedrijfspensioen is een aanvulling op de AOW-uitkering. Ten slotte wordt premie Zorgverzekeringswet (Zvw) ingehouden voor ziektekosten zoals huisarts, medicijnen en specialistische hulp. In het brutoloon zit een tegemoetkoming van de werkgever voor deze premie. Het brutoloon min de loonheffing, min de pensioenpremie en min de premie Zvw geeft het netto of besteedbaar loon.
Om te kunnen produceren zijn productiefactoren of productiemiddelen nodig. We maken onderscheid tussen de volgende productiefactoren arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap.
Onder kapitaal verstaan we zowel geldkapitaal als kapitaalgoederen zoals gebouwen en machines.