Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Kenmerken van de tien lagen van de geest

  • Basisgedachten: waarderelativisme en medeleven

Cultuur was een complex geheel van een ongelofelijke rijkdom en diepgang, soms als overweldigend en verwarrend ervaren. Het was slechts toegankelijk voor de toplaag van de maatschappij, veel sociale uitbuiting en politieke onrust  welbespraaktheid in vraag stellen

Medeleven: vriendelijkheid, betrokkenheid  positief beoordeeld, als richtingaanwijzer.

Wijsheid: in het eigen hart schouwen, innerlijke persoonlijke zoektocht als enige mogelijke beginpunt.

  • Lagen van de geest = de halt houdende geest: een beweging voorlopig stopzetten, rusten of zelfs wonen  De zelfloosheid: de geest is zoals een herberg, een halteplaats. Er is geen eigen, vaste natuur. (de etiquette van een goede reiziger).
Lees meer...

Japanse Levensbeschouwing

1) Inleiding: De Japanse levensbeschouwelijke tradities

  • Japan: autochtone levensbeschouwelijke traditie  shintoïsme

Shintoïsme: nabijheid van de natuur  beroering bij de mens: dankbaarheid voor haar zegenende activiteit. Vruchtbaarheid en Vitaliteit, Rituele Zuiverheid (zuiver is alles wat de vruchtbaarheid en vitaliteit van mens en natuur bevordert).

  • Natuur overstijgt de nietige mens.  Yamato-staat: hegemonie werd op mythologische wijze gewettigd  sacerdotaal gedrag van de leider, de natie als geheel door haar eigen goden beschermd.
  • Verschillende levensbeschouwingen: vruchtbare interactie  grote vorm aan diversiteit

2) Modellen van veellagigheid: Kukai en het Shingon-boeddhisme

Japanse monnik Kukai (774-835n.C.): stichter van de Shingon-school; erkend en vereerd als cultureel en spiritueel icoon van de Japanse geest

3) De theorie van de ‘Tien lagen van de geest’

2 belangrijke werken van Kukai:

  • Hizohoyaku HZHY: ‘De sleutel tot de geheime schatkamer’, een zoektocht naar de meest essentiële spirituele waarden (rangschikking van laag naar hoog)
  • Jujushinron JJSR: ‘Traktaat over de tien lagen van de geest’, een andere visie op de opeenvolging van de lagen (opeenvolgende lagen nemen voorgaanden op tot de 10de diepste laag).

Lees meer...

Het Boeddhisme

1) Algemeen

Het begrip ‘boeddhisme’: de creatie van westerse filologen die de historische en inhoudelijke banden ontdekten tussen een aantal verschillende ‘boeddhistische’ teksten en tradities. Er zijn wel grote overeenkomsten.

2) Wie moeten wij geloven?

Boeddha stelt dat je niet moet voortgaan op traditie, geschriften, autoriteit of filosofie (ze bieden gaan valide argumenten voor of tegen een leer).

Wanneer je zelf ziet dat het beoefenen van een leer lijden tot gevolg heeft, verwerp hem dan. Als je ziet dat het beoefenen van een leer geluk tot gevolg heeft, aanvaard hem dan.

  • Het eigen vermogen om het zelf uit te zoeken en te oordelen  “boeddhistisch handvest van het vrij onderzoek”
  • Een praktijk die beoefend kan worden (↔ theorie, levensbeschouwing of geloof)
  • De effecten van die praktijk, valideren die praktijk.

een praktijk over het omgaan met lijden.

3) 4 edele waarheden

  • De waarheid van het lijden

De eenvoudige vaststelling dat er leed in het leven is.

  • De waarheid van de oorzaak van het lijden

Begeerte, afkeer en verwarring: buiten de korte en incidentele momenten van onmiddellijke behoeftebevrediging is er geen rust of welbehagen. De oorzaak wordt aangeduid als de dorst (onze behoeftigheid, of de manier waarop we met die behoeften omgaan).

  • De waarheid van het opheffen van de dorst

Bevrijding door:

v Liefde: het verlangen dat het goed gaat

v Mededogen

v Blijheid: het vermogen om te appreciëren wat er is

v Onbevangenheid: onpartijdige aandacht

= de Boeddhanatuur, fundamentele menselijkheid.

  • De waarheid van het pad naar bevrijding

Een organisch, onderling afhankelijk geheel.

v Inzicht: voldoende vertrouwen in de redelijkheid van de voorgestelde weg en de intentie om hem ten minste een kans te geven. Het besef van eigen verantwoordelijkheid.

v Deugd: beschrijvend (↔ moraliserend), besef van het dragen van eigen verantwoordelijkheid, het ondervinden van de consequenties van je eigen gedrag (= karma: de ethische regels beschrijven grenzen waar je best niet overheen gaat als je geen onheil wilt veroorzaken)

v Meditatie: enkel als het gedragen en gemotiveerd wordt door inzicht en deugd. Het vrije onderzoek

v Inzicht: eigen ervaring en eigen inzicht (↔ voor: kritisch vertrouwen in de ervaring van een ander). Inzicht in de absurditeit van onethisch gedrag.

4) Besluit

Het pad draagt zijn vruchten van in het begin: goed in het begin, goed in het midden en goed in het einde

Lees meer...

HET TAOÏSME

filosofisch taoïsme’: oorspronkelijke ideeën van Lao Zi en Zhuang Zi

‘religieus taoïsme’: bepaalde ontwikkelingen van enkele eeuwen later.

Zhuang en het boek Zhuangzi

  • De belangrijkste stamvader van het taoïsme, excentriekeling. Door zijn sceptische en anarchistische houding nooit erg populair geweest in het latere Chinese denken.
  • Het boek is en collectie oude geschriften (φ teksten, fabels, sprookjes, …) en onderverdeeld in Innerlijke Geschriften, Uiterlijke Geschriften en Gemengde geschriften.
  • Gericht aan mensen die zich willen terugtrekken in het privéleven: een handleiding voor de individualist die zijn eigen leven wilde leiden (los van een ambtelijke loopbaan).

Kerngedachten van de Zhuangzi

  • Politieke chaos van die tijd: “trek je terug uit de samenleving”. Centraal: het zich losmaken van conventionele waarden en redelijke argumenten, het standpunt en het relativeren van waarden. Voorzichtigheid bij het beoordelen van anderen. (Alles is voortdurend in beweging en dus aan het veranderen.)
  • Scepticisme  een levenshouding die van elke zekerheid afziet.
  • Spontaneïteit en zuivere ervaring, eerder een ‘weten hoe’ dan een ‘weten dat’ (vnl. begrepen door ambachtslieden). ‘ziran’(vanzelf zo): de natuur is eenvoudig zoals de dingen vanzelf gebeuren. De Wijze past zich aan aan de loop der dingen en tracht niet zijn wil op te leggen aan hen. De Wijze handelt niet, de Weg is werkzaam in hem.

Lao Zi en de Daodejing (het Boek van de Weg en de Deugd)

Het boek is een lang filosofisch gedicht:

  • Dao-deel: de aard van het Dao en de Weg (metafysisch).
  • De-deel: sociaal-politieke zaken.

Kerngedachten van de Daodejing

  • Dao: de fundamentele werkelijkheid. Dao gaat vooraf aan alle dingen. Het is datgene waardoor alles bestaat en is wat het is, maar zelf niet tot de dingen behoort. Het is zeer onzelfzuchtig, leeg, vormeloos en zonder naam.
  • De: het principe van de afzonderlijke dingen, de werking van het Dao in het ding. De Dao gaat vooraf aan alle dingen, maar blijft ook nadien aanwezig in de dingen als een energie, een kracht, voortdurend in beweging.

Terugkeren naar Dao

  • Men moet voortdurend terugkeren naar de Weg. Om te kunnen zij wat ze zijn, moeten dingen stevig hun wortels in de grond geplant houden. Een Wijze kiest voor een eenvoudige manier van leven (hij streeft niet naar wat hij wil bereiken, maar gaat de tegenovergestelde richting uit). Hij tracht de Weg van de terugkeer te bewandelen. (meditatie)
  • Men moet terugkeren naar dingen die men als kind bezaten: zuiverheid, oprechtheid en spontaneïteit (vernietigd door opvoeding en aanpassing aan de cultuur)  ‘wuwei’ = niet handelen: goede dingen worden spontaan gedaan, onbewust en onbezorgd over het feit of anderen dit als deugd beschouwen.
  • Staat: ideaal gezien moet het centrale gezag tot een minimum herleid worden.

Gezondheid, lang leven en onsterfelijkheid

  • De Wijze heeft weinig begeerten en vermijdt daardoor ook angsten en emoties die anderen doen wegkwijnen. Gezondheid en leven wordt gevoed door het ‘niet tussenkomen’ en het ‘spontane leven’. Een daoïst wordt bij zijn dood weer opgenomen in de kosmos, om later opnieuw gebruikt te worden bij het voortbrengen van nieuwe dingen.

Lees meer...

Kerngedachten van Confucius’ leer

  • Geen vernieuwer, maar overleveraarbehoud en herstel van oude tradities. Methodes: bestaande termen met een positieve betekenis te verruimen of te herdefiniëren. (bv. li en ren)
  • Groot belang aan geleerdheid en studie. Gebaseerd op de Klassieken: 5 boeken waarin de kennis en cultuur van de vroege Zhou dynastie bewaard werden. Studie mocht niet losstaan van het eigen denken.
  • Herstel van de politieke orde:

li’ : rite/ritueel het juiste gedrag in het openbaar (beleefdheid en fatsoen).

  • Het rechtzetten of corrigeren van namen’: ieder dient zich te gedragen volgens de positie die hij/zij bekleedt in de maatschappij (namen moeten overeenstemmen met de werkelijkheid).
  • ren’: ridderlijke code  humaniteit, (mede)menselijkheid. Iemand die zich aldus gedraagt, is een ‘junzi’: een nobele, edele of gentleman. (↔ klein(geestige) man: eigenbelang voorop.)
  • Belang van familie: familiale waarden als model voor het ontwikkelen van sociale deugden.
  • Kosmologie en metafysica ontbreken.
  • Geen democraat: een terugkeer naar een feodale maatschappij met één vorst.
Lees meer...

HET CONFUCIANISME

Confucius (= meester Kong)

  • Uit een verarmde adellijke familie
  • Sterke interesse voor rituelen. Legt zijn volle aandacht op studie.
  • Lagere ambten aan het hof van Lu  onvrede met corruptie en verval van de politiek  onderwijs (reisde rond met een groep leerlingen om raad aan te bieden).
  • Geen geschriften bewaard. Oudste bron: Analecten of Gesprekken: gesprekken en uitspraken van Confucius.
Lees meer...

Oosterse Levensbeschouwingen: China & Japan

Het Chinese Denken

  1. Inleiding

1.1. Historische achtergrond

  • Xia dynastie: proto-historisch (bewijsmateriaal ontbreekt)
  • Shang dynastie (±1500-1040v.C.): de orakelbeenderen met hun inscripties  de oudste geschreven bronnen uit China
  • Zhou dynastie(±1040v.C.-221v.C.): Hemels mandaat (de Hemel ontleent het recht om te regeren aan de keizer (de Zoon des Hemels), om hun machtsovername te rechtvaardigen.
    • Westelijke Zhou (1040-771v.C.): periode van rust en vrede, de ideale tijd. Feodale structuur.
    • Oostelijke Zhou (771-221v.C.): kwam tot stand door in vallen van barbaren vanuit het westen. Lente- en Herfstperiode  periode van de Strijdende Staten (403-221v.C.)
    • Qin dynastie (221-206v.C.) o.l.v. de eerste keizer van China. (semibarbaarse provincie)
    • Han dynastie (206v.C.-220n.C.)

1.2. De bloeiperiode van het Chinese denken

De Oostelijke Zhou: oorsprong van verschillende invloedrijke stromingen in het Chinese denken, in de periode van politieke desintegratie, verwarring, chaos en onzekerheid. Bij de aftakeling van morele waarden in deze turbulente periode, ontstond de nood om op zoek te gaan naar nieuwe zekerheden.

Wat is de juiste Weg (= dao)?

Uiteenlopende antwoorden: ‘de Honderd Scholen’. Het confucianisme op de voorgrond en het taoïsme op de achtergrond domineren.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen