Waar komt ondernemerschap vandaan?
- Gepubliceerd in Boekhouden
Maatschappij
Moeten van de maatschappij “Licence to operate” krijgen
Bedrijven moeten in maatschappij zijn ingebed
Kunnen alleen floreren als ze beroep kunnen doen op goed opgeleide technici, werkend rechtsysteem,…
Bedrijven hebben overheid nodig om ingewikkelde transacties uit te voeren die typisch zijn voor moderne bedrijfsleven
Stakeholders
Primaire/ Secundaire stakeholders
Sommige relaties = object van gedetailleerd uitgewerkte juridische contracten
Relatie werkgever-werknemer: vastgelegd in sociale wetgeving
Bedrijven: onderworpen aan bijzonder uitgebreide milieuwetgeving
Rijnlandmodel
Europese benadering
Nadruk op maatschappelijke inbedding van bedrijf
Bedrijf zal langetermijnrelaties aangaan met maatschappij waarvan het deel uitmaakt
≠ partijen via intens overleg en wederzijds respect: WIN-WIN relatie uitbouwen
Meeste problemen opgelost via maatschappelijk debat
Nadruk op - Politieke consensus
- solidariteit
- respect voor vakbonden
- consumentenverenigingen
ligt dicht bij Stakeholdermodel
Vertrouwensrelaties zijn fundamenteel relationele contracten
Door beperkte aansprakelijkheid van bedrijven -> vertrouwensprobleem
Bedrijven hebben relationele contacten met - Klanten
- Leverancers
- Medewerkers
Stakeholders
= Belangrijkste groepen met wie de bedrijven relationele contacten onderhouden
aandeelhouders (=stockholders)
klanten
medewerkers
leveranciers
management
gemeenschap
Primaire stakeholders Secundaire stakeholders
= Direct belang in de organisatie = Alle actoren die (in)direct belang hebben bij het al dan
niet (succesvol) verder bestaan van de onderneming
Discussie Moet een bedrijf er een stockholder of een stakeholdermodel op nahouden?
Corperate governance
= Deugdelijk bestuur
= Wie heeft het recht of de plicht om te organisatie te controleren?
Antwoorden worden dagelijks herschreven !
Relationeel contact
= Een vorm van samenwerking of coördinatie die door de partijen via de samenwerking zelf in stand wordt gehouden
= Een contract tussen partijen dat via de uitoefening ervan zichzelf versterkt
basis van elke vorm van samenleven, samenwerken en maatschappelijke ordening
Om kapitaal, mensen, machines, kennis enz samen te brengen met het oog op economische meerwaarde of winst
transactiekosten
° rond 1850
° aan elke vorm van bedrijfsvorming verbonden
° meestal goedkoper om ze te laten plaatsvinden in marktrelaties
° wanneer transactiekosten binnen bedrijf lager liggen -> hierarchische relatie
1e betekenis
= Elke organisatie die zaken doet, een organisatie die voor haar continuïteit afhankelijk is van de wisselwerking met een markt.
= Een formele organisatie die erop gericht is producten aan derden te leveren en hiervoor een economische tegenprestatie krijgt
niet afhankelijk van
- goodwill van de leden
- overheid
- liefdadigheid
Bedrijf moet economisch rationeel zijn
° fundamenteel gegeven voor de bedrijfskunde
°bedrijf kan niet permanent verlies maken
2e betekenis
= een aparte juridische entiteit met specifieke rechten en specifieke plichten
° beperken risico
° wanneer dingen niet naar wens verlopen => proces
° beperkte aansprakelijkheid minder vertrouwen in de ondernemingen
Waarom richt niet iedereen bedrijf op ?
Te veel risico ! In 19e eeuw -> risicovrije baan, economie = nooit succes
Wanneer bedrijven aparte entiteiten met aparte rechtspersoonlijkheden werden wel economisch risico nemen
- Beperkt risico - Samenbrengen competenties | - Beperkt verantwoordelijkheidsgevoel - Gulzigheid |
? rechts staan ze al goe
a)hoeveel bedraagt de evenwichtsprijs van dit aandeel?
? 3,65
a)Hoeveel aandelen worden verhandeld tegen deze evenwichtsprijs?
? cumulatief aantal (400,300,100) = 800 en bij aanbod 850
? laagste van de 2 altijd nemen = 800
a)Welke orders worden tegen deze evenwichtsprijs uitgevoerd?
? de eerste 3 aan elke zijde, maar bij aanbod wordt van het 3de maar 50 uitgevoerd van de 100
a)Stel de beurs ontvangt een nieuw order voor dit aandeel. Vraagorder zonder limiet voor 50. Wat gebeurd er met dit order en de evenwichtsprijs?
? Vraagorder zonder limiet, dus het wordt uitgevoerd met die 50 die in de wachtrij stonden (zie C), want dat is het minst strenge order aan de rechter kant. De prijs blijft gelijk
zie notas
? zie nota’s
? Werkloosheid daalt ? meer consumptie (want meer inkomen) ? meer economische groei ? koersen van aandelen stijgen
? Rente stijgt (van de ECB) ? koersen dalen
? 2 omgekeerde effecten. Uiteindelijk effect op de koersen is a priori niet te voorspellen
(op examen: als je het niet weet, altijd schrijven waarom)
? rijkdom van een persoon
? nut: het plezier of geluk dat de persoon ervaart als hij zo rijk is als in de eerste kolom
? Als een persoon 300.000 heeft dan heeft die een nut van 100
? marginaal nut = toename in nut als je een niveau hoger gaat
? in dalende lijn: naarmate je rijker wordt, is dat extra geld van minder nut
? = de wet van het afnemend nut
? dalend marginaal nut zal ertoe leiden dat mensen risico-afkering zijn
? risico-afkerigheid = niet van risico houden
? x-as: niveau’s van rijkdom
? concave curve: marginaal nut daalt
? stel: P0 is 200.000 euro
? je gaat er mee naar bankier:
?1) als je ze belegt, hebt je volgend jaar 300.000 euro (P1) (zonder
risico)
? Het nut van die 300.000 = 100
?2) als je ze belegt in opportuniteit 2, brengt het 500.000 (P1)op, maar
het risico is wel 50%. Je kan ook maar 100.000 hebben.
? Er is 1 kans op 2 dat je 100.000 hebt (nut: 50) en 1 kans op 2 dat
je 500.000 hebt (nut: 129)
? gemiddeld nut van de twee: 89,5
?3) Je kan beleggen en je hebt 1 kans op 3 dat je 800.000 hebt na een
jaar, en 2 kansen op 3 dat je maar 100.000 hebt
? gemiddeld nut = 100
Welke zal je kiezen?
1)E(R) = 50% & variantie 2(R) = 0
2)E(R) = 50% & variantie 2(R) > 0 (want er is risico)
100.000 + 500.000 = 600.000/2 = 300.000, dus stijging met 100.000 (nut = 50)
1)E(R) = 125% & variantie 2(R) > 0
? Het nut van 1 is groter dan het nut van 2
? 2 sowieso niet kiezen
? reden = 2(R) > 0
? dit is het enigste verschil tussen 1 en 2
? Het nut van 1 is gelijke aan het nut van 2
? Welke dan kiezen?
? maakt niet uit?
? Van 1 naar 3: het risico stijgt en het rendement stijgt
? een risicostijging zal altijd moeten gecompenseerd worden door een stijging
van het rendement
Risico en rendement hangen samen: meer risico = meer rendement
2 financiële lessen die we eruit trekken:
?1) steeds meer risicovolle beleggingen (vb. Aandelen) zijn ‘op lange termijn’ steeds meer rendabel dan minder risicovolle beleggingen (vb. Obligaties)
? Op LT, want uw verwacht rendement wordt altijd op LT gerealiseerd
zie ook:
?2) Meer rendabele beleggingen (vb. Aandelen) zijn altijd meer risicovol dan minder rendabele beleggingen (vb. Obligaties)
Aandeel:
P0 ? P1
P0 is de prijs in het begin van het jaar, na een jaar is het P1
Formule om rendement te berkenen:
R = ((P1 – P0) + D)/P0
? delen door P0, want dat is de investering
? P0 (noemer) is altijd positief
? (P1 – P0) kan negatief zijn
? D kan ook negatief zijn
? P1 en D zijn in de toekomst onzeker (niet vooraf vastgelegd)
? R is dus een kansvariabele, want hij is afhankelijk van ongekenden
? verwachte waarde: kansvariabele kan verschillende waarden
aannemen, maar je weet niet de welke
? Je kan de variantie ervan berekenen
Verwachte waarde:
E(R) = ((E(P1) – P0) + E(D))/P0
Variantie:
Variantie rendement (risico) = 2(R)
2(R) = E(R – E(R))2 (niet vanbuiten kennen)
? grote variantie: risico
? Kleine variantie: weinig risico
Kans
2(R)
R
E(R) A B
? Kans dat rendement gelegen is tussen A en B is gelijk aan de gearceerde oppervlakte ertussen
? E(R) ligt in het midden
? 2(R)
Kleine 2 zal een heel smalle klokvorm zijn, en dus weinig risico
Heel groot risico: heel brede klokvorm, dus heel brede 2
Voorbeeld examenvraag
Stel een aandeel daalt gedurende een bepaald jaar van P0 naar P1, stel dat dit een daling is met 50%. Met welk percentage moet dit aandeel het daaropvolgend jaar stijgen opdat de prijs terug naar zijn oorspronkelijk niveau P0 zou keren?
a.50%
b.100%
c.150%
d.200%
Voorbeeld: P0 = 100 en P1 = 50
R = (50-100)/100 = -50/100 = -50%
? Het rendement is -50%
? oplossing: van P0 = 50 naar P1 = 100
R = (100 – 50)/50 = 50/50 = 100%
? Een daling van 50% moet er 100% stijgen om terug op het oorspronkelijk niveau te komen!!
? B is juist
P = D1/(r-g)
D1 is altijd het eerst komende dividend = 1,03
r = Rf + RP (marktrente + risicopremie)
? Je moet daar een getal insteken
? Je mag zelf kiezen wat, maar er moet logica inzitten
? r = 2% + 3% = 5% (bijv.)
? de bijv. Moet erbij!!!
g = groeivoet
? zelf kiezen, maar terug een logica insteken
? Logica: je hebt het dividend van 2005 en 2006, en het is 0,03 gestegen, dus
we nemen 3%
Altijd zeggen waarom je een bepaalde g neemt op het examen
? g = (1,03-1,00)/1,00 = 3% (bijv.)
? Of: ik neem g = 4%, want fortis zit in een mature markt, en de economie groeit
met 4%, dus fortis ook met 4% = logica
P = D1/(r-g)
P = 1,03/(0,05-0,03) = 51,5 euro
? Huidige (laatste) koers is te laag
? Opmerking: de waarde van de uitkomst is maar waard in de mate dat uw hypotheses kloppen (groeivoet bijv., in de crisis was die 0,…)
? G moet altijd kleiner zijn dan r
? gemiddeld = gemiddelde van alle aandelen die op de Brusselse beurs noteren
? Vraag: hoe kan het dat het in Brussel 14 is en in Amsterdam 11,5? Hoe onstaat dat verschil?
K =
? Dt = f(W)
Oplossing:
? Koers/winst = K/W1
? De eerstkomende winst erin steken, geen rekening met alle winsten die nog
Komen
? K zal in Brussel groter zijn omdat de groeivoet in Brussel hoger is
? De winsten zullen in Brussel dus sneller stijgen
? Dit weerspiegeld zich in K
? De risicovrije rente ligt in België lager dan in Nederland (zit in r)
? De noemer zal dus lager zijn, en de breuk groter
? Voor een bepaalde D of W zal de K groter zijn (K/W is groter in Brussel)
? De risico-premie is kleiner in Brussel dan in Amsterdam
? Kleinere noemer voor dezelfde W in Amsterdam
? België heeft mss minder angst, of de werkloosheid is kleiner in België