Item gefilterd op datum: januari 2014

*MOTIVATIE = geheel van dynamische factoren die verantwoordelijk zijn voor ontstaan, intensiteit en duurzaamheid van doelgericht arbeidsgedrag in organisaties

Types motivatietheorieën

• PULL GOAL:
  • Mensen trachten aantrekkelijk lijkende doelen of resultaten na te streven
• PUSH NEED:
  • Mensen trachten tekorten die ze ervaren weg te werken

Gemeenschappelijke kenmerken motivatietheorieën

• Motivatie ~ interne & externe factoren
• Motivatoren ~ tijd
• Intrinsieke vs. extrinsieke motivatoren:
  • Intrinsiek = bvb. uitdaging
  • Extrinsiek = bvb. salaries/promotiekansen
• Mensen streven naar oogsten opbrengsten & vermijden straffen

Motivatietheorie van Herzberg

*Onderscheid tussen demotivatoren & motivatoren

*Centrale stelling: wegwerken demotivatoren is niet voldoende

*Aanwezigheid demotivatoren demotiveert

*Afwezigheid demotivatoren motiveert (nog) niet

Motivatietheorie van Maslow

*Piramidemodel = verschillende lagen motivatoren:

1. fysieke behoeften
2. bestaanszekerheid
3. sociale contacten
4. erkenning
5. zelfontplooiing

*Volgende behoeften slechts vervullen als vorige vervuld zijn

*4 situaties:

*Oorzaken:

• baanmobiliteit of vrijwillig ontslag
• downsizing
• kwalificatieverandering
• ontslag

*4 deelfuncties personeelsbeleid:

• functieanalyse:
  • functieprofiel = wat, waarom, waar, hoe & verantwoordelijkheden
  • personeelsprofiel = beschrijving baan & mogelijke loopbaan
• werving:
  • = geheel van activiteiten gericht op vinden mogelijke kandidaten voor vacante functie.
  • Intern:
    • Snel & goedkoop
    • Bekende sollicitanten
    • Motiverend
  • Extern:
    • Ruimere keuze
    • Meer objectief
    • Geen stoelendans
    • Geen competitiedwang
    • Geen Peter principe
  • Boodschap:
    • Selectief
    • Motiverend
    • Signalerend
• Selectie:
  • = proces waarbij de meeste geschikte kandidaten geïdentificeerd worden & getracht wordt het toekomstige arbeidsgedrag te voorspellen.
  • Technieken:
    • Analyse CV
    • Interview
    • Testen
    • Observatie
    • Assessment center
  • 2 basisbenaderingen:
    • signbenadering:
      • aanwezigheid bepaalde kenmerken
      • samplebenadering:
        • arbeidsgedrag in gesimuleerde omstandigheden
• socialisatie:
  • = geheel van processen waardoor nieuwe medewerkers evolueren van buitenstaanders naar lid van groep/organisatie
  • 3 fasen:
    • intrede
    • breaking in = plaats trachten veroveren
    • settling in = nieuwe plaats verworven, definitief lid

*Verschillende stappen:

1) gedetailleerde beschrijving & evaluatie medewerkers op basis van huidig functioneren & promotiepotentieel

2) analyse van eventueel minder goed of niet functioneren

3) ontwikkelen personeelsbeleidsmaatregelen

*Flexibeler dan traditionele aanpak

*Traditioneel:

1) analyse beschikbaar & benodigd personeel

2) huidige en toekomstige personeelsbehoeften afleiden (kwantitatief & kwalitatief)

3) bepalen hoe taken en verantwoordelijkheden aan personeel zullen worden toegewezen

4) personeelsplan afleiden

*Knelpunten:

• voortdurende bijsturing noodzakelijk door complexiteit proces
• enkel succesvol wanneer iteratief wordt opgebouwd
• rigiditeit

*Kostenefficiënt en pro-actief antwoord op:

• schaarste arbeidsmarkt
• toenemende turbulentie in omgeving
• beheersen personeelskost
• verkorten levensduur functies
• nood aan planmatige personeels-afbouw

1) doelstellingen vastleggen

2) analyse beschikbaar & benodigd personeel

3) identificeren mogelijke bezettingsproblemen

4) opmaken scenario’s ter oplossing van de problemen

5) scheppen voorwaarden om organisatiedoelen en individuele te verzoenen

6) evalueren resultaten

*PERSONEELSPLANNING = proces waardoor wordt bereikt dat de juiste mensen op de juiste momenten op de juiste plaats aanwezig zijn, teneinde de geplande, van de strategie afgeleide activiteiten uit te voeren.

*PERSONEELSPLAN = geheel van maatregelen die moeten worden genomen in het kader van personeelsmanagement. (verbindt ondernemingsstrategie met HRM)

*Duidelijke kenmerken:

• Pro-actief = problemen voorzien
• Geïntegreerd = met andere functionele managementgebieden
• Betrokkenheid van de lijn = functies gedelegeerd aan lijnmanagers
• Expliciete visie van top op personeel = personeel is belangrijke factor = sturing vanuit strategische visie

*Verschillende domeinen:

• Instroom & uitstroom beheersen
• Motivatie & taakuitvoering
• Ontwikkeling loopbaan
• Beloning