Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Soorten structuurtypes (typologieën)

Indien elke bouwsteen van de organisatiestructuur wordt ingevuld en alle ingevulde bouwstenen worden samengebracht dan krijgt de organisatiestructuur concreet vorm. Al naargelang de invulling resulteert het totaalbeeld in een andere soort of een ander type van organisatiestructuur. Een organisatietypologie groepeert een aantal alternatieve soorten van organisatiestructuren.

TYPOLOGIE

SOORTEN ORGANISATIETYPES

Een typologie geïnspireerd op de bouwsteen departementalisatie

Functionele organisatiestructuur:

  • ·De departementalisatie is gebaseerd op functionele specialismen

Divisionele organisatiestructuur:

  • ·De departementalisatie is gebaseerd op markten

Matrixorganisatiestructuur:

  • ·De departementalisatie is gebaseerd op functionele specialismen en markten (dubbele gezagslijn)

Burns and Stalker

Mechanistische organisatiestructuur:

  • ·Verdoorgedreven taakspecialisatie
  • ·Coördinatie verloopt via regels, procedures en directe supervisie
  • ·Meeste besluitvormingsprocessen zijn gecentraliseerd
  • ·Kleine span of control en groot aantal hiërarchische niveaus

Organische organisatiestructuur:

  • ·Lage taakspecialisatie
  • ·Coördinatie verloopt via wederzijds overleg
  • ·Meeste besluitvormingsprocessen zijn gedecentraliseerd
  • ·Grote span of control en klein aantal hiërarchische niveaus

Mintzberg

Eenvoudige organisatiestructuur:

  • ·Functionele departementalisatie
  • ·Coördinatie verloopt via directe supervisie en er zijn (bijna) geen regels
  • ·Centralisatie van de besluitvormingsprocessen
  • ·Grote span of control en een beperkt aantal hiërarchische niveaus

Machinebureaucratie:

  • ·Functionele departementalisatie
  • ·Coördinatie verloopt via regels en procedures die betrekking hebben op werkprocessen
  • ·Centralisatie van de besluitvormingsprocessen
  • ·Smalle span of control en een groot aantal hiërarchische niveaus

Professionele bureaucratie:

  • ·Functionele of marktgerichte departementalisatie
  • ·Coördinatie verloopt via regels en procedures die betrekking hebben op de input
  • ·Mix van gecentraliseerde en gedecentraliseerde besluitvormingsprocessen
  • ·Smallere span of control en een minder groot aantal hiërarchische niveaus

Divisiestructuur:

  • ·Marktgerichte departementalisatie
  • ·Coördinatie verloopt via regels en normen die betrekking hebben op de output
  • ·Decentralisatie van de besluitvormingsprocessen naar het niveau van de divisies

Adhocratie:

  • ·Functionele of marktgerichte departementalisatie, maar soms ook een modulaire
  • ·Coördinatie verloopt via wederzijdse aanpassingen
  • ·Decentralisatie van de besluitvormingsprocessen
  • ·Brede span of control en dus weinig hiërarchische niveaus
Lees meer...

Het maken van keuzes … over contingentiefactoren

Contingentiefactoren zijn typische kenmerken van de externe omgeving of van de organisatie zelf. Vooral de contingentiebenadering besteedt veel aandacht aan de identiteit en impact hiervan.

CONTINGENTIEFACTOR

IMPACT

EXTERNE OMGEVING

Dynamiek van de externe omgeving

Departementalisatie:

  • ·In een dynamische of veranderlijke omgeving kiezen organisaties voor een divisionele of multifunctionele departementalisatie

Coördinatie:

  • ·In een dynamische omgeving kiezen ze voor verbindingsrollen, tijdelijke werkeenheden en buffers
  • ·In een stabiele omgeving kiezen ze voor regels, procedures en directe supervisie

(De)centralisatie van de formele macht:

  • ·In een dynamische omgeving kiezen ze voor decentralisatie
  • ·In een stabiele omgeving kiezen ze voor centralisatie

Span of control:

  • ·In een dynamische omgeving kiezen ze voor een grote span of control en dus een platte organisatie
  • ·In een stabiele omgeving kiezen ze voor een kleine span of control en dus een steile organisatie

Voorspelbaarheid van de externe omgeving

Coördinatie:

  • ·In een onzekere omgeving kiezen ze voor tijdelijke werkeenheden en buffers
  • ·In een zekere en voorspelbare omgeving kiezen ze voor regels en directe supervisie

(De)centralisatie van de formele macht:

  • ·In een onzekere omgeving kiezen ze voor een decentralisatie (delegatie)
  • ·In een zekere omgeving kiezen ze voor een centralisatie

Vijandigheid van de externe omgeving (de mate van concurrentie, crisissituaties)

(De)centralisatie van de formele macht:

  • ·In vijandige en levensbedreigende omstandigheden kiezen ze voor centralisatie (vb. crisismanager)

Maatschappelijke cultuur

(De)centralisatie van de formele macht:

  • ·In culturen met een grote machtsafstand kiezen ze voor centralisatie
  • ·In culturen met een kleine machtsafstand kiezen ze voor decentralisatie

KENMERKEN VAN DE ORGANISATIE

Omvang van de organisatie (het aantal werknemers/omzet)

Coördinatie:

  • ·In kleine organisatie kiezen ze eerder voor wederzijdse afstemming en directe supervisie

(De)centralisatie van de formele macht:

  • ·In grote organisaties kiezen ze voor decentralisatie

Technologie

Coördinatie:

  • ·Routinetechnologie leidt tot het gebruik van regels en procedures
  • ·Niet-routinetechnologie leidt tot het niet gebruiken van regels en procedures

(De)centralisatie van de formele macht:

  • ·Bij routinetechnologie kiezen ze voor centralisatie
  • ·Bij niet-routinetechnologie kiezen ze voor decentralisatie

Span of control:

  • ·Bij niet-routinetechnologie kiezen ze voor een grote span of control en dus een platte organisatie

Type werknemer

(De)centralisatie van de formele macht:

  • ·Indien de medewerkers een hoogopleidingsniveau hebben, kiezen ze voor decentralisatie (empowerment)
Lees meer...

De machts –en gezagsverdeling

** Keuzemogelijkheden

Organisaties maken vooral keuzes over de formele of legitieme macht. Dit is het formeel geëxpliciteerde recht om invloed te mogen uitoefenen op anderen uit de organisatie. Het geheel aan toegewezen formele macht vormt het formele machtskader.

Organisaties hebben bij de verdeling van de formele macht dus diverse keuzemogelijkheden en deze hebben betrekking op de omvang en de spreiding van de macht. Hieronder volgen enkele keuzemogelijkheden.

Centraliseren versus decentraliseren

Centralisatie heeft betrekking op het aantal functies en/of werkeenheden waarover de formele macht wordt verspreid. De fysieke locatie of de plaats binnen de totale rangorde van functies en/of werkeenheden speelt ook een rol.

Nog andere overwegingen en dus aanverwante keuzemogelijkheden bepalen de intensiteit waarmee de (de)centralisatie wordt doorgevoerd.

  • het belang van het besluitvormingsproces en/of de middelen waarop de formele macht betrekking heeft
  • aantal besluitvormingsprocessen en/of middelen waarop de formele machtsverdeling betrekking heeft
  • bewegingsvrijheid en de besluitvormingsprocessen (zijn er grenzen?)

Decentralisatie wordt in verband gebracht met aanverwante begrippen.

  • delegeren = het bewust verplaatsen van de formele macht naar andere, doorgaans ondergeschikte medewerkers in de organisatie
  • participatief management = het beleidsmatige gevolg van decentralisatie en delegeren; via gedecentraliseerde en/of gedelegeerde besluitvormingsprocessen krijgen meer mensen inspraak in het gevoerde beleid
  • empowerment= een verdoorgedreven vorm van decentralisatie waarbij medewerkers veel vrijheid van handelen krijgen binnen de organisatie, empowerment beschikt over verschillende intensiteiten
    • suggestion involvement = medewerkers worden gestimuleerd om ideeën te suggereren om hun eigen werk te verbeteren
    • job involvement = medewerkers mogen daadwerkelijke beslissingen nemen en worden daarbij ondersteund door het management
    • high involvement = medewerkers krijgen inspraak over jobgerelateerde onderwerpen en zo over een breder domein dan enkel de eigen job.

Wat betreft het verband tussen formele macht en gezag, worden beide begrippen soms gebruikt als synoniem. Maar soms wordt het gezag eerder aanzien als de daadwerkelijke uitoefening en aanwending van de formele macht.

Volgens het klassieke, rationele managementperspectief vloeit gezag automatisch voort uit de formele macht. Het gedragsmatig perspectief heeft meer oog voor de randvoorwaarden waaraan formele macht moet voldoen opdat het kan leiden tot gezag en autoriteit.

Een grote versus kleine “span of control”

De formele machtsuitoefening heeft betrekking op het aantal medewerkers waarop een functie een rechtstreekse invloed kan uitoefenen. Hierdoor ontstaan er directe chefs en ondergeschikten. Organisaties kunnen opteren voor diverse keuzemogelijkheden m.b.t. het aantal medewerkers dat onder de directe controle van de directe chefs valt. Dit is de span of control. De keuze hieromtrent heeft gevolgen voor het aantal hiërarchische niveaus dat er binnen de organisatiestructuur zijn. Bij een steile, piramidale structuur zijn er verticaal veel hiërarchische niveaus (↔ platte organisatie)

De eenheid van formele macht en gezag

De lijn –en staffuncties

Het verschil wordt traditioneel teruggebracht tot de verdeling van beide soorten bevoegdheden. Lijnfuncties beschikken eerder over beslissingsbevoegdheden en staffuncties over adviserende bevoegdheden.

Een alternatief criterium om een opdeling te maken is het soort van activiteit. Lijnfuncties leggen zich eerder toe op de kernactiviteiten binnen de organisatie en de staffuncties op de ondersteunende functies.

** Soorten van macht

Naast de formele macht zijn er nog andere soorten van macht. De beïnvloeding van deze andere soorten grijpt niet plaats via een expliciet vastgelegd formeel machtskader. Organisatie maken dan ook geen echte, weldoordachte keuzes. Ze relativeren/nuanceren het belang en de kracht van de formele macht. Vooral het gedragsmatig managementperspectief heeft aandacht voor de verschillende soorten macht.

Belonings– en bestraffingsmacht

Dit heeft een individu wanneer andere organisatieleden zeer gesteld zijn op wat het individu kan doen/geven indien ze gehoorzamen (beloning) of angst hebben voor wat het individu kan doen/geven indien ze niet gehoorzamen (straf).

Dit kan gerelateerd zijn aan formele macht, maar kan er ook los van staan.

Controlemacht over informatie en beslissingspremissen

Een individu beschikt hierover als hij/zij bepaalt wie, wanneer welke informatie krijgt of wie, wat, wanneer mag beslissen. Een belangrijke voorwaarde van deze beïnvloeding is de eigen positie/functie die de persoon bekleedt waardoor hij/zij deze controlemacht bekomt.

Dit kan bepaald zijn door formele macht, maar kan er ook los van staan.

Expertisemacht

Er zijn 3 voorwaarden om hierover te beschikken.

  • hij/zij beschikt over kennis en/of vaardigheden waarover de andere organisatieleden niet beschikken,
  • maar die ze wel nodig hebben,
  • en waarvan ze weten dat de persoon in kwestie hierover beschikt

Expertisemacht wordt slechts zeer beperkt bepaald door de formele macht en veel meer door de opleiding, de ervaring en het type van organisatie.

Referentiemacht

Macht ingevolge de netwerkcentraliteit

Een netwerk is een groep van organisatieleden die omwille van 1 of meerdere, gemeenschappelijke herkenningspunten intense contacten met elkaar onderhouden. Men kan zo een belangrijke invloed uitoefenen op het denken en handelen van de organisatie ALS het desbetreffende netwerk belangrijk is en dus een grote impact heeft op de organisatie.

De macht ingevolge de netwerkcentraliciteit kan verbonden zijn met formele macht.

** Keuzes en overwegingen m.b.t. de macht en gezagverdeling

Al deze keuzes worden bepaald door diverse overwegingen die soms bewust of soms onbewust zijn. De meeste overwegingen zijn verbonden aan de ervaren voor –en nadelen van de extreme keuzemogelijkheden.

De snelheid en het tempo van de besluitvorming

Indien een besluitvorming vereist dat er snel beslissingen worden genomen, moet men kiezen voor een gedecentraliseerd besluitvormingsproces of voor een verregaande mate van delegatie en empowerment binnen de betrokken functies en/of takenpakketten.

Hetzelfde wordt bereikt als de organisatie opteert voor een brede span of control die resulteert in een beperkt aantal hiërarchische niveaus.

De kwaliteit van de besluitvorming

De beoogde creativiteit, innovatie binnen de organisatie

Creatieve en innovatieve ideeën zijn doorgaans schaars. Indien de organisatie een hoge mate hiervan beoogt, moet men kiezen voor een gedecentraliseerd besluitvormingsproces of voor een verregaande mate van delegatie en empowerment binnen de betrokken functies en/of takenpakketten.

De beoogde kostenbeheersing bij de besluitvorming

De centralisatie van besluitvormingsprocessen faciliteert de realisatie van schaalvoordelen. Hoe meer activiteiten er worden gebundeld, hoe relatief goedkoper deze activiteiten worden. De kostenvoordelen en –nadelen moeten tegenover elkaar worden afgewogen. (Dezelfde redeneringen gelden voor delegatie en empowerment.)

De kenmerken van bepaalde takenpakketten

Routinematige en eenvoudige taken worden door managers vaak gedelegeerd aan medewerkers of ondergeschikten. (Managers krijgen zo meer tijd voor de eigen leidinggevende taken.)

De beoogde motivatie en jobsatisfactie van medewerkers

Decentralisatie, delegatie en empowerment zouden leiden tot een verhoogde motivatie wat leidt tot een hogere jobsatisfactie (meer bewegingsruimte en verantwoordelijkheden kan leiden tot een verhoogde satisfactie, maar voor sommigen ook tot een lagere).

De beoogde ontwikkeling van medewerkers

Organisaties kunnen via een gerichte en beheerste wijze van decentralisatie of delegatie hun medewerkers trainen en opleiden. Decentralisatie en delegatie bieden zo een ondersteuning aan een toekomstgericht personeelsbeleid.

Het profiel van de medewerker

Een belangrijke voorwaarde opdat decentralisatie, delegatie en empowerment voordelen oplevert, is dat de medewerker beschikt over de nodige kennis, kunde, attitudes en voorkeuren. Een belangrijk fenomeen hieromtrent is het Peter Principle, dat werd ontwikkeld in het kader van het promotiebeleid. Medewerkers functioneren in hun huidige job volgens dit principe, maar niet noodzakelijk in een job met meer verantwoordelijkheden.

Het profiel van de manager (directe chef)

Een succesvolle decentralisatie en delegatie vereisen een sterk profiel van de manager. De geplande decentralisatie en delegatie kunnen een rechtstreekse bedreiging vormen voor de (machts)positie van managers.

Lees meer...

De coördinatie en integratie

** Keuzemogelijkheden

De keuzemogelijkheden hebben betrekking op de omvang en de vorm of soort van de coördinatie. Hier volgen enkele coördinatiemechanismen (vormen of soorten van de coördinatie).

Wederzijdse aanpassingen

Deze berusten op onderlinge afspraken. De afstemming tussen functies en/of werkeenheden wordt geregeld via directe, persoonlijke contacten of overleg (mutual adjustement)

Regels en procedures

De afstemming kan de vorm aannemen van regels en procedures die bepalen wie, wanneer wat moet doen (coördinatie via standaardisatie). Deze regels kunnen impliciet/informeel of expliciet/formeel aanwezig zijn. Regels/procedures kunnen op voorhand (ex ante) of op het ogenblik dat het coördinatieprobleem zich voordoet, worden uitgewerkt.

De regels kunnen betrekking hebben op…

  • …de througput van de te coördineren takenpakketten (proces)
  • …de output ervan (resultaat)
  • …de input ervan (inzet)

Zie voorbeeld p.172!

Directe supervisie

De afstemming of coördinatie tussen functies en/of werkeenheden kan gebeuren via de directe chef of de hiërarchische overste (via de bevelstructuur).

Departementoverschrijdende functies en/of werkeenheden (liaisonmanagers en liaisonafdeling)

De afstemming of coördinatie kan verlopen via afzonderlijke, speciaal in het leven geroepen coördinatiefuncties en/of –werkeenheden (= permanent).

Medewerkers die optreden bij gesignaleerde coördinatieproblemen en/of crisissituaties tussen welbepaalde functies/werkeenheden, hebben verbindingsfuncties of liaison rollen genoemd. Ze hebben dus een centrale contact –of bemiddelingsrol.

De verzameling van dergelijke liaisonmanagers wordt een liaison afdeling genoemd.

Het coördinatiemechanisme van liaison functie wordt ontleend van de krijgswetenschappen.

Tijdelijke werkeenheden

Deze worden gebruikt om tijdelijke coördinatieproblemen op te vangen en bestaan zolang de coördinatienood zich voordoet. Soms vereist een tijdelijk coördinatieprobleem dat er veel verschillende soorten van expertise wordt bijeen gebracht. De tijdelijke werkeenheid of task force zal de vorm aannemen van een multidisciplinair team.

Buffers

De afstemming kan verlopen via materiele of informationele buffers tussen de te coördineren functies/werkeenheden. Deze buffers/tussenvoorraden voorzien de aan elkaar gekoppelde takenpakketten van de nodige spelingsruimte of slack resources waardoor de nood aan een expliciete afstemming wordt getemperd.
Zie voorbeeld p.175!

** Keuzes en overwegingen m.b.t. de coördinatiemechanismen

De keuze betreffende omvang is afhankelijk van overwegingen die eveneens de keuze van het soort van coördinatiemechanisme bepalen. Beide keuzes hangen dus samen. Sommige van deze overwegingen zijn zeer bewust, andere eerder onbewust.

Het klassieke, rationele managementperspectief hecht veel aandacht aan regels, procedures en directe supervisie. Het gedragsmatig perspectief hecht meer belang aan het wederzijds overleg, de liaisonrollen en de tijdelijke teams.

Er zijn verschillende keuzes wat betreft het soort van coördinatiemechanisme.

De mate van onzekerheid

Hieronder verstaan we de mate waarin de aard en de samenstelling van het takenpakket voor de organisatie op voorhand gekend en dus specificeerbaar, voorspelbaar en programmeerbaar is.

Naarmate de taakonzekerheid toeneemt, zal de nood en dus de omvang van de coördinatie-inspanningen toenemen.

De mate van taakinterafhankelijkheid

Hieronder verstaan we de mate waarin functies/werkeenheden bij de realisatie van hun eigen takenpakket afhankelijk zijn van andere functies en/of werkeenheden binnen de organisatie. Naarmate de taakinterafhankelijkheid toeneemt, zal de nood en dus de omvang van de coördinatie-inspanningen toenemen.

Er bestaan verschillende soorten van taakinterafhankelijkheid.

  • Pooled taakinterafhankelijkheid
    • De laagste mate van taakinterafhankelijkheid
    • Functies/werkeenheden werken onafhankelijk van elkaar
    • Door deel uit te maken van de organisatie putten ze uit een gemeenschappelijk voorraad middelen en leveren ze elk hun bijdrage aan een gemeenschappelijk product/dienstverlening
  • Sequentiële taakinterafhankelijkheid
    • Hogere mate van taakinterafhankelijkheid
    • Functies/werkeenheden werken in een lineair, sequentieel verband
    • De taakrealisatie van een bepaalde functie/werkeenheid vormt een noodzaak
  • Wederzijdse taakinterafhankelijkheid
    • Hoogste mate van taakinterafhankelijkheid
    • Functies/werkeenheden werken in een constant en continu intragerend verband
    • De taakrealisatie van eenieders takenpakket is afhankelijk van het ander

De dynamiek binnen takenpakket(ten)

Dit is de mate waarin de samenstelling snel verandert. Hoe groter de dynamiek, hoe groter de nood en dus ook de omvang van de coördinatie-inspanningen.

De aanwezigheid van stringente (prestatie)doelstellingen

Als de organisatie werkt met redelijk strakke organisatiedoelen, dan neemt de druk toe om alle functies/werkeenheden goed op elkaar af te stemmen. De nood aan coördinatie verhoogt.

Wanneer we stil staan bij de mate waarin de omvang wordt gekoppeld aan soorten van coördinatiemechanismen, dan leidt dit tot de volgende verbanden.

  • Geen, weinig coördinatie
    • Wederzijdse aanpassing
    • Regels en procedures
    • Directe supervisie
  • Een aanzienlijke, toenemende coördinatie
    • Departementoverschrijdende functies/werkeenheden (liaisonrollen)
    • Tijdelijke werkeenheden (task forces, multidisciplinaire teams)
  • Zeer veel coördinatie
    • Wederzijdse aanpassing
    • Tijdelijke werkeenheden
    • Buffers

Lees meer...

Keuzes en overwegingen m.b.t. de departementalisatie

De keuze waarom een organisatie kiest voor een bepaalde departementalisatie wordt bepaald door diverse overwegingen. Dit kan zeer bewust zijn, soms gebeurt dit eerder toevallig of soms zelfs onbewust. Ze hebben vooral betrekking op de ervaren voor -en nadelen van elk type departementalisatie.

Zie tabel 5.1 (p.169) voor de verschillende overwegingen bij deze keuzes!

Lees meer...

Keuzemogelijkheden

De keuzes hebben betrekking op de invulling van gelijksoortigheid. Er zijn 5 types van departementalisatie.

Functionele departementalisatie

Gelijksoortige functies kunnen functies zijn die qua vakgebied of discipline met elkaar verwant zijn. Een functionele ordening kan via verschillende, opeenvolgende stappen verder worden verfijnd waardoor er meerdere niveaus van functionele departementalisatie ontstaan. Elk specialistisch managementdomein wordt geassocieerd met 1 werkeenheid.

Zie voorbeeld p.157!

Divisionele departementalisatie

Gelijksoortige functies kunnen evengoed functies zijn die zich toespitsen op eenzelfde markt d.w.z. eenzelfde product of dienstverlening, eenzelfde klant of eenzelfde geografische regio. Een divisionele ordening kan via achtereenvolgende stappen worden verfijnd waardoor er meerdere niveaus van divisionele departementalisatie ontstaan (divisies, subdivisies en sub-sub-divisies).

Zie voorbeeld p.159!

Multi-focus departementalisatie

Gelijksoortige functies kunnen ook functies zijn die zich tegelijkertijd toespitsen op eenzelfde disciplinair vakgebied en op eenzelfde markt.
Een matrix departmentalisatie is het resultaat van de gelijktijdige combinatie die wordt gevisualiseerd a.h.v. een wiskundige matrix voorstelling.
Bij een hybride departementalisatie worden de principes van de functionele en divisionele departementalisatie gelijktijdig gecombineerd maar op andere niveaus toegepast.

Zie voorbeelden p.161!

Horizontale departementalisatie

Gelijksoortige functies kunnen functies zijn die betrokken worden bij eenzelfde kernproces. Deze hebben betrekking op fundamentele transformatieprocessen binnen de organisatie (input wordt omgezet in output, dus er wordt een toegevoegde waarde gecreëerd).
Per kernproces is er nood aan…

  • …een combinatie van diverse, vaktechnische kennis
  • …marktgebonden kennis

De identificatie van soortgelijke functies worden geassocieerd met een horizontale departementalisatie. Kernprocessen snijden immers dwars of dus horizontaal door alle takenpakketten heen.

Zie voorbeeld p.163!

Modulaire departementalisatie

Gelijksoortige functies kunnen ook functies zijn die een redelijk afgesloten en zelfstandig werkend geheel vormen binnen maar ook buiten de grenzen van de organisatie. Een groepering enkel op basis van de interne activiteitspakketten geeft een onvolledig resultaat wanneer er ook externe activiteiten zijn. Modules vangen dit op en zijn dus onderworpen aan andere organisatielogica.

In tegenstelling tot een horizontale departementalisatie staan de verschillende werkeenheden van een modulaire departementalisatie zeer los van elkaar.

Departementalisatie kan leiden tot de ontwikkeling van afzonderlijke of gescheiden leefwerelden binnen de organisatie. Elke werkeenheid legt andere accenten in de cognitieve en emotionele oriëntatie. Deze oriëntatie kan betrekking hebben op…

  • …de na te streven doelen
  • …de te hanteren tijdshorizons
  • …de te prefereren intermenselijke relaties
  • …een te respecteren formalisatiegraad

Het gevolg van deze gescheiden leefwerelden is dat werkeenheden zich mentaal distantiëren van elkaar en zo van de integrale organisatie. We spreken van de middelpuntvliegende kracht of differentiatie problematiek (= risico dat de organisatie ontbindt).

De differentiatieproblematiek krijgt vooral aandacht van het gedragsmatige managementperspectief, de stakeholdersbenadering en de systeembenadering.

Een groeiende differentiatie vereist een grotere coördinatie/integratie, maar de integratie verloopt moeilijker omwille van het toenemend aantal leefwerelden. Dit is de differentiatieparadox.

Zie voorbeeld p.165!

Lees meer...

Keuzes en overwegingen m.b.t. de taakspecialisatie

De keuze van de taakspecialisatie wordt bepaald door diverse overwegingen. Dit kan zeer bewust zijn, soms gebeurt dit eerder toevallig of soms zelfs onbewust.

  • De taakverrijking
    De efficiëntie zou groter zijn bij een relatief hoge mate van taakspecialisatie. Dit argument wordt vooral aangehaald door het klassieke, rationele managementperspectief.
  • De motivatie van de medewerkers en zo de effectiviteit
    De motivatie zou groter zijn bij een relatief lage mate van taakspecialisatie. Dit is gebaseerd op de negatieve ervaringen van een verdoorgedreven taakspecialisatie binnen de toepassingen van de rationele, wetenschappelijke managementbenadering van de 20ste eeuw. Een te hoge taakspecialisatie leidt tot een verregaande demotivatie bij sommige medewerkers. Het verband met demotivatie en vervreemding wordt vooral aangehaald door het gedragsmatig managementperspectief.
  • De creativiteit en innovatie
    Hoe groter de taalspecialisatie, hoe lager de creativiteit en innovativiteit.
  • De multi-inzetbaarheid van medewerkers
    Een functionele flexibiliteit (= medewerkers worden vlot overgeplaatst) vereist een vrij brede en daardoor multi-inzetbare kennis en ervaring.

Lees meer...

Keuzemogelijkheden

De keuzemogelijkheden in een organisatie hebben betrekking op de omvang en de variatie binnen de toe te wijzen takenpakketten.

  • Betreffende de omvang kunnen ze kiezen voor een groot versus een klein of beperkt takenpakket per medewerker.
  • Betreffende de variatie binnen het takenpakket kan er gekozen worden voor eerder uniforme taken, sterk op elkaar gelijkende taken of sterk verschillende taken.

Deze 2 keuzemogelijkheden bepalen de uiteinden van een continuüm aan combinatiemogelijkheden. Aan het ene uiteinde staat er een hoge of verdoorgedreven taakspecialisatie en aan de andere kant een lage taakspecialisatie.

In de praktijk varieert deze keuze in functie van het takenpakket of de functie in kwestie. Maar over al deze keuzes heen domineert vaak 1 hoofdkeuze, rode draad.

In de loop van de tijd kunnen organisatie veranderingen aanbrengen waarvoor ze de volgende instrumenten gebruiken.

  • De taakverbreding- of verruiming
    Het takenpakket wordt uitgebreid met meer maar wel gelijksoortige taken. Het wordt dus minder uniform.
  • De taakverrijking
    Het takenpakket wordt uitgebreid met meer en andersoortige taken. Het wordt dus minder uniform en er verandert ook iets aan de vereiste kennis en vaardigheden.
  • De taakroulatie
    Het takenpakket blijft ongewijzigd maar de medewerker verandert op gezette tijdstippen van functie en daardoor van takenpakket.

Lees meer...

De voornaamste onderdelen of bouwstenen van de organisatiestructuur

De organisatiestructuur is het resultaat van diverse activiteiten waarbij elke activiteit betrekking heeft op een stukje van de organisatiestructuur = component, structuurparameter, onderdeel of bouwsteen. Er zijn 4 (basis)bouwstenen:

  • De taakspecialisatie en –differentiatie
    Deze bouwsteen heeft betrekking op…
    • de identificatie van de taken
    • de toewijzing of bundeling van deze taken aan functies van individuele organisatieleden
  • De departementalisatie
    Deze bouwsteen heeft betrekking op het bundelen of samenvoegen van organisatieleden en functies in werkeenheden. Dit berust op het principe van gelijksoortigheid.
  • De coördinatie en integratie
    Deze bouwsteen heeft betrekking op het afstemmen of coördineren van zowel afzonderlijke functies als werkeenheden op elkaar. Hier bestaat het risico dat ze een apart leven gaan leiden en de organisatie uit elkaar valt, versplintert. Om dit tegen te gaan worden er coördinatiemechanismen ingezet
  • De machts-en gezagverdeling
    Deze bouwsteen heeft betrekking op het toewijzen van bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en werkeenheden. Dit beïnvloedt het denken en handelen van een organisatie.

Het klassieke, rationele managementperspectief benadrukt de vrij lineaire logica doorheen de vier bouwstenen. Volgens het gedragsmatige perspectief vertegenwoordigt elke bouwsteen een ander aspect van de organisatiestructuur.

Lees meer...

Een algemene definitie … wat is/impliceert organiseren?

Organiseren heeft betrekking op de kenmerken van de organisatie zoals ze op een bepaald ogenblik in de tijd zijn. De toekomstige dimensie zit vervat in de planningsactiviteit.
klassieke, rationele managementperspectief → lineair sequentiële managementfuncties
gedragsmatig managementperspectief → plannen & organiseren loopt parallel/door elkaar

Het organiseren legt zich toe op…

  • …de identificatie van de taken
  • …de toewijzing van deze taken aan organisatieleden en functies
  • …het bundelen van de organisatieleden en functies in werkeenheden
  • …het afstemmen of coördineren van zowel functies als werkeenheden op elkaar
  • …het toewijzen van bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies & werkeenheden

Via al deze activiteiten samen wordt er een soort van organisatiekundig of structureel raamwerk gecreëerd.

Elke activiteit leidt tot de invulling van een bouwsteen of onderdeel van de organisatiestructuur. Wat zijn de alternatieve invullingen? Het antwoord is de centrale focus in dit hoofdstuk. De factoren die deze keuze beïnvloeden worden de contingentiefactoren genoemd. Vooral het managementperspectief van de contingentiebenadering besteedt hieraan veel aandacht.
Al naargelang er andere keuzes worden gemaakt, ontstaat er een andere soort of type organisatiestructuur of typologieën. Deze keuzes kunnen ook grafisch of visueel worden weergegeven in een organogram. Deze weerspiegelen de formele en niet de informele structuur.

Volgens het klassieke, rationele managementperspectief moet ervoor gezorgd worden dat de formele en informele structuur gelijk lopen. Het gedragsmatig perspectief beschouwt het bestaan van een formele en informele organisatie als onvermijdelijk, als een neutraal gegeven.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen