Item gefilterd op datum: januari 2014

Men onderscheidt vaak twee types opvoedingspatronen:

- Repressieve socialisatie
: gehoorzaamheid kind wordt benadrukt en dus de rol van opvoeder

- Oudersgerichte socialisatie

- Tolerante socialisatie (ook wel ‘participerende’ genoemd)
: betrokkenheid van het kind wordt benadrukt

- Kindgerichte socialisatie

Kleine toelichting bij schema:

- Repressieve socialisatie bestraft verkeerd gedrag
Participerende socialisatie beloont goed gedrag

- Repressieve socialisatie wil meer gedetailleerd toezicht. Het straffen hangt af van het feit of het kind al dan niet betrapt wordt en of de ouder wel in stemming is om te straffen.
Participerende socialisatie geeft de kinderen de vrijheid om zelf dingen uit te proberen en de wereld op hun eigen manier te verkennen

= algemeen toezicht

- Bij repressieve socialisatie verloopt de communicatie meestal van bovenaf (bevelen)  vaak niet-verbale communicatie of gebaren waarbij het kind moet leren om via het interpreteren van de stemsterkte, de gelaatsuitdrukking en de houding van de ouder uit te maken hoe ernstig het bevel is.
Bij participerende socialisatie is communicatie een dialoog. De volwassene tracht de noden van het kind te herkennen in plaats van te verwachten dat het kind aan de wensen van de ouders zou tegemoetkomen

Beide gevallen zijn ideaaltypes
= gedragspatronen waarvan men de kenmerken uitvergroot
= geeft een model over wat in de werkelijkheid gebeurd

Onderzoek bij één maand oude zuigelingen wees uit dat baby’s zelf het initiatief namen voor vier van de vijf moeder/kind-interacties.

• Kind vraagt immer achter aandacht door te wenen en het krijgt dit ook.

Individuen worden gesocialiseerd door de interactie die ze met anderen aanknopen

 Er is geen sprake van culturele programmering aangezien het kind niet passief de invloeden ondergaat van de sociale omgeving, maar de socialisatie verloopt wederkerig

- Het kind leert tal van vaardigheden

- Het wordt in zekere zin ingewijd in het ‘mens-zijn’

- Menselijkheid is geen biologische gegevenheid, maar een sociaal-culturele verworvenheid  Mens is een sociaal wezen !!

Gaat gedurende het hele leven van het individu onophoudelijk door
Eindigt niet bij volwassenheid, maar belangrijkste deel van de socialisatie speelt af tijdens kindertijd

Onderscheid:

• Primaire socialisatie (leerprocessen bij kinderen)
• Secundaire socialisatie (leerprocessen bij volwassenen)

: Alvorens het individu geboren is. Dit blijkt uit het feit dat problemen als abortus, geboorteplanning, recht van het ongeboren kind en dergelijke vaak heftige emoties kan veroorzaken.

Eigenlijk is dat goed; Menselijk gedrag is voor het overgrote deel aangeleerd gedrag !! Mens kan dus niet anders leven dan in “samenverband”!
Als de maatschappij zich niet zou bekommeren om haar nieuwe leden, dan zouden zij meer dan waarschijnlijk niet overleven.
 Leidt tot animaal bestaan

Denk maar aan het geval Genie:
Genie > eigenaardig gedrag
> kronkelde op de grond

• Werd 10 jaar lang opgesloten in kamer

- werd niet gekleed

- Niet zindelijk

- Geen taal

Uiteindelijk heeft haar broer dit doorverteld  gerecht  onderzoeken  … enz.

Wat was er gebeurd?
Genie was iemand zonder schaamte, zonder taal (dierlijk geluid), zonder zelfbewustzijn, …

 Besluit: Alles wat we typisch menselijk noemen heeft ze niet, en wordt bijgevolg sociaal aangeleerd.

Geval Genie + de zogenaamde ‘enfants sauvages’ die door dieren werden grootgebracht, dwingen ons te concluderen dat menselijke mogelijkheden zeer beperkt zijn indien ze zich niet kunnen ontwikkelen tijden een uitgebreide, vroege socialisatieperiode.

Pasgeboren kind Deel van de maatschappij

SOCIALISATIE

 Proces waarin het aanvankelijk hulpeloze kind een zelfbewustzijn ontwikkelt en stap voor stap de gewoonten van zijn cultuur verwerft en vaardigheden onder de knie krijgt.

 Samenleving moet zich aanpassen aan nieuwe leven, maar omgekeerd moet het nieuwe leven zich aanpassen aan samenleving.

Socialisatieproces belangrijk voor…

• Het voortbestaan van de maatschappij
• Het individu: verwerft identiteit dankzij sociale contacten: het leert zichzelf zijn

Sociologie houdt zich voornamelijk bezig met de geïndustrialiseerde landen.
Opgelet! Eerste en Derde wereld zijn sterk verbonden met elkaar:

- Geïndustrialiseerde wereld hangt sterk af van Derde Wereld voor grondstoffen en manufactuurproducten

- Derde Wereld zijn lage loonlanden waardoor investeerders in bepaalde activiteiten (bv. Textiel) uit de geïndustrialiseerde landen wegtrekken met onmiddelijke gevolgen voor betrokken sectoren in Westen

- Economieën Derde Wereld hangen sterk af van handelsnetwerken die hen verbinden met de geïndustrialiseerde wereld.

- Grootste deel bevolking werkt in landbouw

- Politieke systemen grotendeels gebaseerd op het Westerse model van natiestaat

- Versneld proces van urbanisatie, hoewel er nog veel mensen in rurale gebieden woont

- Groot deel van de oogst bestemd voor wereldmarkt

- De voorwaarden waaronder massa’s mensen leven in de Derde Wereld op dit ogenblik is door contacten met het Westen, waardoor de vroegere meer traditionele maatschappijvormen werden ondermijnd

Term?

• In contrast met twee soorten geïndustrialiseerde landen in het Westen:
  

* Eerste Wereld: Geïndustrialiseerde staten van Europa, VS, Australië en
Japan. Hebben bijna allemaal een parlementair en
meerpartijsysteem.

* Tweede Wereld: De voormalige communistische maatschappijen uit de
Sovjet-Unie en Oost-Europa. Gekenmerkt door
éénpartijsysteem, centraal geleide economieën met weinig
ruimte voor privé-initiatie.

• Begrip Derde Wereld is goed ingeburgerd, ook al is het eigenlijk de tweede wereld aangezien de voormalige tweede wereld inmiddels verdwenen is.
  Er wordt ook gesproken van ‘ontwikkelingslanden’ of ‘minder ontwikkelde landen’.
• Typische kenmerken
  : In verhouding met geïndustrialiseerde landen erg arm
  : Ondergaan echte bevolkingsexplosie waardoor het moeilijk is om iedereen zijn honger te stillen.

Van de 17^e tot het begin van de 20^e eeuw
: Europese landen vestigden kolonies in gebieden die eerst deel uitmaakten van traditionele maatschappijen.
: De meeste hebben nu onafhankelijkheid verworven

Twee types:

1. In sommige gebieden die maar zeer dun bevolkt worden door jagers en verzamelaars gingen Europeanen de overgrote meerderheid van bevolking uitmaken.
   Bv. Noord-Amerika, Australië en Nieuw Zeeland
    werden uiteindelijk geïndustrialiseerd (Bv. VS)
2. In andere gebieden, bleef de plaatselijke bevolking in de meerderheid
   Bv. Azië, Afrika en Zuid-Amerika
    werden veel minder geïndustrialiseerd en worden meestal
   Derdewereldlanden genoemd of ‘Het Zuiden’

: Neen, omdat ze de impact van Westerse industriële en militaire macht niet konden weerstaan. Uit het feit dat geïndustrialiseerde landen de niet-geïndustrialiseerde landen hebben verdrongen, kan men afleiden dat de eerste meer macht had dan de tweede. Men kan niet afleiden dat de traditionele landen inferieur zouden zijn in cultureel of sociaal opzicht.

Macht
: capaciteit van groepen of individuen om andere groepen of individuen te laten handelen in overeenstemming met de eigen belangen of doelstellingen, zelfs tegen de weerstand van anderen in.  Vaak gepaard met de ideeën die het handelen van machthebber rechtvaardigen (marxisme; ideologie)