Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Paradigma’s in de sociale wetenschappen?

3 redenen waarom paradigma’s in de sociale wetenschappen van een andere aard zijn dan paradigma’s positieve wetenschappen:

1) Sociologie: nooit een fase van ‘normale wetenschap’ maar altijd crisis. Constant meningsverschillen onder sociologen over de aard v/hun onderwerp en aard v/d sociologie als wetenschap + geen opeenvolging van paradigma’s maar verschillende paradigma’s tegelijkertijd. Sociologie is ‘polyparadigmatisch’.

2) Sociologie: ideologische en normatieve lading v/paradigma’s. de meeste paradigma’s hebben een politieke pendant. Vb: functionalisten zijn eerder conservatief.

3) Niet enkel sociologen, maar ook actoren werken met paradigma’s over de sociale werkelijkheid -> ‘probleem v/d dubbele of secundaire hermeneutiek’: Sociologie is een soort herinterpretatie van een al geïnterpreteerde werkelijkheid (mensen proberen elkaars handelen te begrijpen).

Lees meer...

Thomas Kuhn over paradigma’s en de ‘structuur van wetenschappelijke revoluties’.

The structure of scientific revolutions:aanleren en beoefenen van een wetenschap = leren en toepassen van basisvoorbeelden. Vb. optica: Huygens <-> Newton: paradigma v/d golf

Boom van kennis: boom wordt steeds groter en je kan er steeds meer vruchten van plukken, we weten steeds meer, ..

Kuhn verwerpt de opvatting dat wetenschap stapje voor stapje vooruit gaat, en nieuwe kennis bij oude wordt gevoegd zodat het kennisvolume alsmaar toeneemt (ook kwestie van foutieve kennis verwerpen). De wetenschap zou er dan heel anders uitzien wanneer er een andere tak was gekozen, het zou teveel van toevalligheden afhangen. -> maar wel: wetenschap gaat gepaard met breuken en revoluties.

Evolutie van de wetenschappen: 4fasen
1. Normale wetenschap (oplossen puzzel: eerst kaders en hoeken, daarna invullen): wetenschappers zijn het eens over grote lijnen en belangrijkste inzichten, proberen kennis te verfijnen. Wetenschap als collectieve bezigheid.
Vb 18de E: eensgezindheid paradigma golf: meeste fysici aanhanger van Newton: licht=deeltjes
2. Anomalieën en wetenschappelijke ontdekkingen: empirische vaststellingen die onmogelijk binnen het oude denkkader kunnen geinterpreteerd en verklaard worden. Men vindt iets nieuws. Besef dat er onvolkomenheden zijn in het paradigma waarmee men werkt, maar men houdt er toch aan vast bij gebrek aan beter.
Vb. vaststelling dat licht zich niet altijd gedroeg zoals men van een golf zou knn verwachten.
3. Crisis en wetenschappelijke revoluties wanneer aantal wetenschappers met nieuw paradigma aankomen. Wetenschappelijke gemeenschap wordt in 2 gesplitst: voor sommigen is dit het antwoord op vragen en anomalieën <-> anderen blijven bij oude paradigma waarmee ze vertrouwd zijn.
Vb. 20ste E: Huygens <-> Newton: Huygens zegt licht = golf, eind 19de E weer afstand van deze stelling
-> verschillende opvattingen binnen wetenschap vb ouderen tgo jongeren.
4. Nieuwe fase van normale wetenschap: 1 v/d 2 paradigma’s haalt het en er komt een nieuwe consensus. Eensgezindheid over dominante paradigma binnen discipline. Wetenschap wordt opnieuw ‘normaal’.

Kuhn: overgang van ene paradigma naar andere is niet het gevolg van een rationele discussie over kwaliteiten van ene of andere paradigma, maar keuze is grotendeels irrationeel. Men neemt het aan of men neemt het niet aan. Een oud paradigma kan pas echt definitief overwonnen worden als de generatie van wetenschappers die met dit paradigma gewerkt hebben, v/h toneel verdwijnt.

Kritiek op Kuhn:

1) Geen eenduidige definitie van de term paradigma, daarom verschillende definities van het woord paradigma in de literatuur.

2) Stelling dat de keuze tussen paradigma’s niet rationeel beargumenteerd kan worden is zeer betwistbaar. Sommige paradigma’s hebben meer verklarende waarde dan anderen.

Lees meer...

Paradigma en theorie

Paradigma betekent ‘voorbeeld’, m.b.v. enkele voorbeelden kan je de rest ontsluiten. Basisvoorbeeld op basis waarvan je alle andere sociale handelen en processen kan verklaren.
Vb: conflictparadigma, ruilparadigma (voor wat hoort wat), enz.
-> Ieder verschijnsel kan je decoderen m.b.v. je eigen paradigma.
Oude Grieken: paradigma om schoolvoorbeelden aan te duiden (wwn)
Deze voorbeelden kun je niet bewijzen, het zijn uitgangspunten.

Waar komt het begrip paradigma vandaan? Thomas Kuhn

Lees meer...

De wetenschap moet aan het geloof worden aangepast

a.i. Sociaal darwinisme: ‘de wet van de sterkste zijn gang laten gaan”

a.ii. Jonge aarde –fundamentalisten  Het apenproces/scopesproces (1925) met leraar John Thomas Scopes (anti-evolutiewetten bleven bestaan)

a.iii. 1968: Susan Epperson  1ste amendement  het verbod op aanleren van evolutie was sedertdien ongrondwettelijk!

a.iv.Creatiewetenschappen (Creation research): tijdschriften, radio-uitzendingen, musea, boeken,

a.v. Jaren ’70: “gelijke-tijd regel”  1987: proces  het einde van creatiewetenschappen

a.vi.Intelligent Design (vermomd creationisme): Bruce Chapman  Discovery Institute Center for Science and Culture CSC

a.vii.Process van Dover (2005)  ID afgevoerd als wetenschap door judge Jones

 ID is verkapt creationisme en hoort thuis in theologie of religie, maar beantwoordt in geen enkel opzicht aan zelfs de meest elementaire regels van de wetenschappen.

  • Agressieve middelen met het oog op het grote gelijk
  • Wetenschappelijk gediplomeerden inzetten voor hun onwetenschappelijke acties (bv. Jonathan Wells)
  • Ongelijk krijgen in wetenschappelijke discussies wordt steevast volkomen genegeerd.
  • “irreducible complexity”
  • Doordat alle voorvallen afhangen van wetmatigheden (antitoevalsfactor) die zich voordoen in bepaalde omstandigheden (toevalsfactor) is het onstaan der dingen steeds uniek en irreversibel.
  • Het berekenen van de waarschijnlijkheid dat iets kan ontstaan  schijnbare contradictie. De essentie is dat een proces, verloop of wetmatigheid steeds tot iets leidt, wat de kansen ook mogen zijn. Dit geldt voor elke gebeurtenis.

Lees meer...

Wetenschap en geloof moeten versmelten tot 1 geheel

Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955)

De mens is uitwendig gekenmerkt door een vorm of anatomie en inwendig gekenmerkt door een bewustzijn. Zo ook voor alle materie. De evolutie gebeurd doordat de bewuste binnenkant voortdurend nieuwe mogelijkheden aftast en als één er van mogelijk is dan ontstaan er mutaties die veranderingen induceren. Bij het ontstaan van de mens gaat de inwendige bewustheid over in een zelfbewustzijn of denkvermogen. Dit zal steeds verder ontwikkelen tot een collectief bewustzijn (noösfeer). Hierdoor ontwikkelt het menselijk bewustzijn izch tot het ovenpersoonlijke tot het zich zal concentreren in een punt omega: het eindpunt van de evolutiespiraal. De schepping heeft zich eenmaal voltrokken met alle evolutiemogelijkheden ingebouwd en dit als enige doel. Deze opklimmende evolutie is te verstaan als een terugkeren of opstijgen tot God (zoals Jezus)

Conflicten tegen het wetenschappelijk denken:

  • Invoeren van bovennatuurlijke elementen  behoren tot het domein van geloof en religie en niet tot een verifieerbare rationele benadering.
  • Het bewustzijn is geen eigenschap van alle materie.
  • De levenskracht, die als inwendige neiging de ontwikkeling naar hogere structuren zou stuwen is weerlegt door de theorie van natuurlijke selectie.
  • De evolutie is bij Teilhard louter en doelbewust draaiend rond de mens (antropocentrisme). Dit wordt door de wetenschap weerlegt (evolutiediagram, zijwegen, tussenvormen, …)

Lees meer...

Wetenschap en religie: twee verschillende werelden

De uit het Hebreeuws vertaalde tekst van de Tora behield een structuur die met het oog op de oorspronkelijk uitsluitend mondelinge overlevering nodig was , daar deze het reciteren en hierdoor het onthouden in de hand werkt. Het scheppingsverhaal: gereduceerd tot een absolute mededeling waarover geen twijfel noch discussie kan zijn.

Voorbeelden van verschillen:

  1. Zowel God als het scheppingsmechanisme moet men zonder meer aanvaarden of geloven  een wereldbeeld met de nodige eenvoud om een grote massa te kunnen aanspreken.
  2. De onafhankelijkheid van de scheppingen (in zes dagen) tegenover evolutie.
  3. Het subjectief oordeel van God (hij zag dat het goed was) en het bevel tot een bepaald handelen ( het oog op de ordening van een maatschappij)
  4. Probleemloos aanvaarden van verschillende tot tegenstrijdige uitleg over een gebeurtenis (Genesis I en II)

 Algemene conclusie: Heilige mythen en legenden werden gefilterd en groeiden hierdoor uit tot ware kunstwerken die tegemoet komen aan vele verlangens en de eigen aard van een volk. Zij kunnen hun waarde zonder meer behouden, op voorwaarde van een symbolische interpretatie en historische kritiek

Lees meer...

WETENSCHAPPEN VERSUS RELIGIE

1) Inleiding

Kenmerken van de empirische wetenschap (zie boven):

  • Universaliteit
  • Bestaansreden: het ontstaan, de samenhang en het gedrag van alles wat er bestaat te kennen en te verklaren.
  • De wetenschappelijke methode

2) Statisch versus dynamisch wereldbeeld

  • Het statisch wereldbeeld

Probleem: de vergankelijkheid van het leven  zoektocht naar ideale voorbeelden, onveranderlijke zekerheden en eeuwige waarheden (statisch wereldbeeld  waaraan niets mag of kan veranderd worden, bv. sharia)

  • Het dynamisch wereldbeeld

Lamarck, Wallaca en Darwin  voortdurende verandering en nieuwvorming volgens cyclische processen.

Einstein, Hubble en Wegener  een alles overkoepelend dynamisch wereldbeeld

Lees meer...

Waar in de hersenen wordt het godsgevoel opgewekt?

Hypothese: Temporale slaapkwab

Verklaring: door Murphy en Persinger

Ter hoogte van de linkerslaapkwab: het taalcentrum, ter hoogte van de rechterslaapkwab: het besef van de eigen identiteit.

Men heeft alderhande proeven uitgevoerd om te onderzoeken of de God-spot links danwel rechts in deze temporale slaapkwab gelokaliseerd is. (zie cursus)

Conclusie: het godsbesef lijkt een louter cognitieve functie te zijn, zonder duidelijk emotionele component.

God lijkt het gevolg van het ontwikkelen van een zelfbesef door activatie van speigelneuronen (die inleving mogelijk maken). De ontwikkeling van het spiegelneuronensysteem laat toe aan de hersenen om god te creëren naar de mens zijn gelijkenis als een imitatie van zichzelf God is niet essentieel om God waar te nemen.

Lees meer...

Hersenen en religie

  • Eerste indicaties van het geloof in het hiernamaals: grafgeschenken (Neanderthaler, Homo Sapiens) en het gebruik van religieuze symbolen (Cro Magnon, in alle culturen: kruis)
  • Religie kan slechts tot ontwikkeling komen in de hersenen indien daar een darwinistische verklaring kan voor gegeven worden  een genetisch gecodeerd ‘God-gen’
    • Het Vmat2-gen? (homogen | betrokken bij transport van neurotransmitters  betrokken bij allerlei emotionele belevingen)
    • Studies bij tweelingen  individuele verschillen ivm geloof voor de helft genetisch bepaald.
  •  ofwel religie als evolutionair voordeel, ofwel als een bijproduct van een evolutionair voordeel (=genetische drift)

Homo sapiens leefde in kleine families. Er werd gestreden voor hetzelfde voedsel en de sterkste clan overleefde. Indien er toevallig een ‘moreel gen’ werd ontwikkeld  deze groep groeit, want gen laat onderling vechten niet toe, maar kan wel de andere clans bestrijden  dit morele gen kan zich verder verspreiden. Later: God als externe rechter, zodat nog grotere groepen kunnen samenleven  polytheïsme: goden kunnen tegen elkaar worden opgezet  monotheïsme: functioneel sterker als ‘peace keeper’.

  • Godsdienst als genetisch bijproduct

Newberg en D’Aquili: religie als bijproduct van het orgasme

Orgasme: evolutionair voordeel  stimuleert paargedrag  verspreiding van de genen

Beide zijn intense zelftranscenderende gevoelens, beide geïnduceerd door ritmische activiteiten, storingen van beide komen voor bij slaapkwab disfuncties.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen