Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Agrarische ontwikkeling en positie van de boeren

In het Westen verdween de feodaliteit en horigheid vanaf de zestiende eeuw. Dit zorgde voor een ontwikkeling van de vrije boerenstand en een pacht en belastingssysteem. Er ontstonden talloze kleine boerderijen en gemene gronden en langzaamaan een commercialisering van de landbouw.

In het Oosten en het midden werd de horigheid gecontinueerd of vernieuwd na de zestiende eeuw. Men spreekt over de tweede feodaliteit, waarbij boeren lijfeigenen waren en dus onvrij. Een uitzondering hier waren Oost Pruisen en Polen.

De overeenkomsten tussen de westerse horigheid en het oosterse lijfeigenschap was het juridische statuut van horigen en lijfeigenen wat neerkwam op onvrijheid. De verschillen waren een verplichte arbeidsdienst op het domein ten opzichte van landarbeid en huispersoneel en verschillen in belastingen en verplichte leveringen. Uiteraard bestonden er regionale variaties in verspreiding van het lijfeigenschap.

De verklaringen voor de tweede feodaliteit zijn ten eerste terug te vinden in politieke factoren en de rol van adellijke landsheren. Er was sprake van een zwak centraal gezag door oorlog en dynastieke rivaliteit, waarvan de lage adel profiteerde en de landgoederen uitbreidde met de arbeidsdiensten erop en verhoogden zo hun dominiale productie. Ze verkregen voorrechten van het centraal gezag. Ten tweede zijn er de economische factoren. De concurrentie met het westen op diplomatiek en militair vlak was erg duur, er was een lage kwalitatieve ontwikkeling van de landbouw. Men koos voor de kostenvermindering.

Lees meer...

Economische ruimte en ontwikkeling

West Europa was afhankelijk van een landbouweconomie en dus van de natuur, maar langzaamaan ontstond commercialisering van landbouw, veeteelt, nijverheid en handel. De steden begonnen zich te ontwikkelen met het ontstaan van het kapitalisme tot gevolg. In Oost en Midden Europa ontstond slechts een beperkte commercialisering en daardoor bleef het overwegend agrarisch en pre kapitalistisch.

Lees meer...

Verschillen in demografische ontwikkeling voor 1750

De bevolkingsgroei was slechts in beperkte mate mogelijk wegens de beschikbare hoeveelheid levensmiddelen en de verdeling ervan. Een verhoging van de bestaansmiddelen ontstond dankzij de ontginning van nieuwe gebieden, de ontwikkeling van nijverheid en handel en een eigen dynamiek van de bevolkingsontwikkeling door bijvoorbeeld culturele elementen.

Er was sprake van een lage bevolkingsconcentratie en een lage graad van verstedelijking. Hogere concentraties bestonden in de Nederlanden en Noord Italië, langs kusten en in valleien van grote rivieren, voornamelijk in West en Zuid Europa (overgangszone = centraal Europa).

Lees meer...

Natuurlijke en demografische kenmerken

We zien natuurlijke grenzen versus vlakten, een klimatologische verscheidenheid, het belang van rivieren en zeeën, een ongelijke bevolkingsdichtheid, sterke schommelingen wat betreft de bevolkingsomvang, een lage gemiddelde levensverwachting en een uniek demografisch patroon.

Lees meer...

Concurrerende waardenmodel van Quin en Cameron

Quin & Cameron baseren hun organisatiemodel en de dimensies waaruit het model is opgebouwd op hun onderzoek naar de belangrijkste indicatoren van effectieve organisaties.

De eerste dimensie

Toont de criteria van effectiviteit zoals flexibiliteit, vrijheid van handelen en dynamiek aan één kant en stabiliteit, ordening en beheersbaarheid aan de andere kant.

Dat geeft weer dat sommige organisaties effectief kunnen opereren wanneer ze flexibel handelen en dat andere er juist baat bij kunnen hebben om alles stabiel te houden.

Tweede dimensie
Onderscheidt de criteria van interne gerichtheid, integratie en eenheid van de criteria externe gerichtheid, differentiatie en rivaliteit.


Sommige organisaties worden als effectief beschouwd als ze intern gericht zijn of eenheid nastreven, terwijl andere organisaties proberen een externe oriëntatie en differentiatie te bekomen.


Elk kwadrant verzamelt een verzameling aan criteria die door de organisatie als goed en terecht worden gezien en die bijdragen aan de effectiviteit van de organisatie.


De hiërarchische cultuur
De grootste uitdaging voor organisaties aan het begin van de industriële revolutie was het efficiënter produceren van goederen en diensten in een steeds complexer wordende maatschappij.


De cultuur wordt bepaald door regels en procedures.

De leiders in deze organisatievorm fungeren vooral als coördinatoren en organisatoren. De leiders zijn vooral goede bewakers van het systeem en moeten de effeciëntie van het systeem handhaven.

De voorspelbaarheid zorgt binnen deze organisaties voor een hoge kwaliteit van de geproduceerde goederen en diensten.


De organisatie functioneert binnen een voorspelbare omgeving , weinig klanten variatie en functioneert vrij goed in weinig dynamische omgeving.

De familiecultuur
Organisaties met een familiecultuur zijn doortrokken van gemeenschappelijke waarden en doelstellingen en een juiste balans van individualiteit en groepsgevoel.


Organisaties in dit kwadrant dragen teamwerk en actieve betrokkenheid van het personeel hoog in het vaandel. De omgeving kan gemanaged worden wanneer de ontwikkeling van het personeel centraal staat en de klanten als partners gezien worden.


Om haar doelen te halen zal de organisatie veel aandacht besteden aan empowerment, teamvorming en open communicatie.


De adhocratiecultuur
De adhocratie steunt op de veronderstelling dat inoovaties tot succes leiden en dat organisaties nieuwe producten moeten ontwikkelen om in de toekomst te kunnen omgaan met de omgeving.
Die flexibiliteit is de kracht van de adhocratie.


De macht vloeit van het ene individu of team naar het andere, afhankelijk van het ontwikkelingsstadium waarin de productie of dienstverlening zich bevindt. Iedereen is betrokken en daardoor ligt de nadruk op individuele verantwoordelijkheid en risicobereidheid.


De onderliggende gedachten is dat vernieuwing de toegang is tot nieuwe markten, nieuwe klanten en nieuwe kansen.
Het personeelsmanagement in een adhocratie moet de voortdurend veranderende samenstelling van de teams kunnen faciliteren en de juiste mensen op de juiste plaats zetten.


De marktcultuur
De marktcultuur is vooral gericht op haar exteren omgeving. Ze heeft vooral oog voor transacties met externe belanghebbenden zoals leveranciers en jaar klanten, de overheid, vakbonden, ...


De organisatie wordt gestuurd door economische mechanismen en concentreert zich op het uitvoeren van transacties om op die manier een concurrentievoordeel te behalen.


De organisatie uit het marktkwadrant gelooft dat de concurrentie een middel is om productiever en efficiënter te functioneren en dat daar haar successen liggen.


De fundamentele opvatting van een marktcultuur is dus dat de omgeving vijandig is en de consumenten toegevoegde waarde wensen. De cultuur binnen de onderneming schept een sfeer die gericht is op het behalen van resultaten.


Het concurrerende waardenmodel van Quinn & Cameron biedt een diepgaand overzicht van mogelijke organisatieculturen.

Lees meer...

Organisatiecultuur en managementcultuur volgens Hofstede

Hofstede en Hofstede stellen de organisatiecultuur voor als een ui met verschillende lagen. De kern van de ui wordt gevormd door de waarden en de grondbeginselen. Deze zijn bepalend voor alle lagen die er omheen liggen en vormen de essentie van de cultuur, de software.


Dit komt tot uiting in architectuur, logo’s, indeling van de werkruimte, dresscode, de aanwezige technologie, ...
Ook komt dit tot uiting in de mission statement. Het mission statement stipuleert de doelstellingen van het bedrijf, waar het op lange termijn naartoe moet en wie zijn klanten zijn. Meestal staan ook de waarden, zoals zorg voor het milieu en klantgerichtheid, opgesomd in dit document.


Een zeer belangrijke categorie in de artefacten, zijn de regels, de procedures en de processen die bepaald worden door de organisatiecultuur.


Het cultureel dimensiemodel van Hofstede is een raamwerk dat bestaat uit 5 dimensies van verschillende waardenperspectieven, van waaruit aan management kan worden gedaan.


De 5 waardendimensies van Hofstede:
 PDI, Power DIstance, machtsafstand: de graad van ongelijkheid onder mensen die door een cultuur als normaal wordt beschouwd;
 IDV, InDiVidualisme: de mate waarin mensen voelen dat zij verondersteld worden om te zorgen voor, of zelf te worden verzorgd door, hun families of organisaties waartoe zij behoren (inclusief kerk en werk);
 MAS, MASculinity: de mate waarin een cultuur bevorderlijk is voor overheersing, assertiviteit en het verwerven van dingen (als tegengestelde van mensen, gevoelens en kwaliteit van leven);
 UAI, Uncertaincy Avoidance Index, vermijden van onzekerheid: de graad waarin een cultuur gestructureerd over ongestructureerde situaties verkiest;
 LTO, Long Term Orientation, waarden die zijn georiënteerd naar de toekomst, zoals sparen en persistentie (als tegengestelde van verleden en heden, eerbied voor traditie en het vervullen van sociale verplichtingen).


Hofstede is vooral belangrijk omdat de culturele invloeden van belang worden geacht in het functioneren van organisaties.


Landen hebben vaak verschillende culturen en deze culturele verschillen manifesteren zich in verschillende managementmodellen en organisatiestructuren.

Lees meer...

Typologie van organisatiecultuur volgens Harrison

In de machtcultuur is er een gerichtheid op een centrale machtsfiguur, waar diegene met de meeste macht vrij autonoom het reilen en zeilen van de organisatie bepaalt. Er zijn weinig procedures en regels, want de baas regelt alles vrij informeel en naar eigen inzicht en goeddunken.


In de taakcultuur gaat het vooral om het taak of resultaatgericht behalen van een doelstelling. Een sterke gerichtheid op bedrijfsresultaten, omzet, planning, managment by objectives bepaalt de cultuur.


Er is geen centrale machtsfiguur maar een performantiesysteem dat gericht is op doelen en processen.
Roozbeh Ahmadi Zadeh Yekta Samenvatting sociologie


In de persooncultuur staat de aandaht voor de persoon centraal. Hier gaat het om een mensgerichte aandacht en een oriëntatie op de mens als klant, maar ook op medewerker van de organisatie.


De besluitvorming is participatief van aard, en er is een aandacht voor de zorg om het personeel.
In een rolcultuur gaat het vooral om het juist toepassen van de vele regels en procedures. Hier wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke ordelijkheid en daarvoor zijn formele afspraken nodig.


De macht van een ledinggevende of een manager vloeit voort uit zijn formele positie binnen de organisatie, en minder op basis van zijn bereikte resultaten of individuele competenties.

Lees meer...

Cultural lag

Een cultural lag ontstaat wanneer cultuurelementen zich in een ongelijk tempo ontwikkelen waardoor er tussen die elementen spanningen en discrepanties ontstaan.

Maatschappijen ontwikkelen en evolueren, waardoor er altijd dergelijke lags voorkomen.
Naar analogie met het begrip cultural lag, bestaat ook het begrip structural lag: ook structuren kunnen achterlopen bij het maatschappelijke ontwikkelen.

Lees meer...

Cultuurdiversiteit

Culturen worden door sociologen altijd bestudeerd in interactie met de sociale culturen. Die kijk is gekend onder het begrip cultuurrelativisme.


Cultuurdiversiteit is een feitelijke constatatie binnen een sociologische studie van cultuur.
Als we een cultuur niet alleen anders vinden, maar ook als minder beoordelen, spreken we van etnocentrisme.
Roozbeh Ahmadi Zadeh Yekta Samenvatting sociologie


Meuleman en Billiet introduceren het begrip diffuus etnocentrisme. Dit betekent dat weinig onderscheid wordt gemaakt tussen diverse groepen immigranten, waardoor ervaringen en specifieke beelden met de hele allochtonenpopulatie geassocieerd worden.


Naast interculturele diversiteit is er ook intraculturele diversiteit. Daarmee wordt het fenomeen van variaties binnen eenzelfde cultuur benoemd. We kunnen een onderscheid maken tussen de dominante cultuur, subcultuur en tegencultuur


De dominante cultuur vormt de gemene deler en verbindt subculturen door culturele elementen die behoren tot de dominante cultuur.


Een tegencultuur zoekt geen enkel compromis met de dominante cultuur. Men weigert zich neer te leggen bij de dominante cultuur.


Enerzijds kan de variatie in subculturen te wijten zijn aan het gegeven dat er steeds verschillende generaties samenleven, die op andere momenten van het grotere historische verhaal van een gemeenschap zijn gesocialiseerd.
Anderzijds zijn er intraculturele verschillen naargeleng regio, sociaaleconomsiche staus, levensbeschouwing en geslacht.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen