het sociaal pact
- Gepubliceerd in Economie
- Reageer als eerste!
- het sociaal pact bestaat uit drie delen
°1. De sociale zekerheid.
de sociale zekerheid zal gefinancierd worden door de bijdragen van werkgevers en –nemers, aangevuld met staatsubsudie. De bijdragen worden afgehouden van het loon en door de werkgever overgemaakt aan RMZ. De RMZ verdeelt het geld over versch takken van de sociale zekerheid.
2. maatregelen voor de periode onmiddellijk na de Bevrijding, met ondermeer een herstel van de koopkracht op het niveau van 10 mei 190, de datum van de duitse inval.
3. overleg
een herstel van de vooroorlogse paritaire comités en de uitbreiding van het principe van het paritair overleg tot alle niveaus van het overheidsbeleid. (gebaseerd op representativiteit)
Naast deze sociale hervormingen ligt in het SP ook een visie op de economie en de verhouding tussen WN’s en WG’s. de economie moet zorgen voor een nieuwe sociale maatschappelijke vooruitgang en voordelen van een stijgende productie moeten rechtvaardig verdeeld worden tussen kapitaal en arbeid.
WG’s moeten het bestaan van vakbonden erkennen, maar WN’s moeten het wettig gezag van ‘hoofden der ondernemingen’ eerbiedigen.
Het SP is het bewijs en het resultaat van een algemene consensus tuss WG en WN, die naar elkaar gegroeid waren door de ontberingen van de oorlog.
Het ‘nieuw sociaal pact’ in 1993
Van 1991 tot 1993 kende de Belgische economie een ernstige recessie. Dehaene riep de sociale partners op om een nieuw sociaal pact af te sluiten en afspraken te maken rond een nieuw sociaal model. Dit is een mooi voorbeeld van het gebruik van de geschiedenis om actuele politieke en maatsch doelstellingen te bereiken.
Een nieuw pact kwam er niet, de regering voerde zelf maatregelen door in het zogenaamde ‘globaal plan’. De vakbonden organiseerden in november 93 een algemene staking. (alg stakingen: 1886,1936,1993)
Het innoverende karakter van het pact behoeft nuancering
1. de soc zekerheid is het meest vernieuwend vanwege de invoering van de verplichting (was in de jaren dertig nog een struikelblok). Bovendien wordt de soc zekerheid georganiseerd door de staat. Nieuwe instellingen worden opgericht die de takken beheren (RVA,…). De WG heeft geen zicht op wat men met de verplichte bijdragen doet.
2. De techniek die men aanwent om de verplichting in de praktijk om te zetten is niet vernieuwend. Staatssubsidies, voorafname van het loon en de takken bestonden al. Het SP is een samenvatting van hetgeen sinds het einde van de negentiende eeuw was gegroeid.
3. Het deel over de arbeidsverhoudingen is ook niet echt vernieuwend. Wat werd voorgesteld was een hervatten van het vooroorlogse overleg. WEL werd het representatief monopolie van de grote vakbonden en werkgeversorg vastgelegd. Zo kunnen ze nieuwkomers zoals communistische vakbonden afweren én een engagement van de werkgevers om geen initiatieven meer te nemen om vakbonden te beconcurreren op eigen terrein.
Is het SP de uiting van een alg sociale consensus?
- het SP was niet het enige project voor een nieuwe sociaal-economisch systeem na de bevrijding. Er waren al andere die het niet gehaald hebben (model van de commissie voor studie van de naoorlogse problemen).
-Bovendien werd het soci pact niet gedragen door alle syndicale en patronale org. Bij de onderhandelingen waren slects fracties betrokken. Er was een oververtegenwoordiging van de socialistische familie en een ondervertegenwoordiger van ACV.
-aan de patronale zijde werd het pact gesteund door de modernistische fractie waarvan Léon Bekaert het boegbeeld was. Société générale en de patroons van de mijnsector waren niet aanwezig. Ze waren bang voor de grote sociale kost die de uitvoering met zich zou meebrengen, wat de concurrentiepositie van de Belgische industrie zou schaden.
-op de Nationale Arbeidscoferentie in 1944 kon het CCI het pact niet in zijn geheel aanvaarden, maar stemden wel in met een loonsverhoging van 60%.
Het feit dat het SP niet steunde op een algemene consensus verklaart de eerder trage besluitvorming rond de overlegstructuren.
- -pas in 1952 werd de Nationale Arbeidsraad opgericht en het institutioneel kader van het overlegsysteem voltooid. Dit kwam omdat de vakbonden syndicale monopolie voor de vertegenwoordiging van de WN en het economisch-financieel informatierecht van de ondernemingsraad streefden.
- in 1948 werd hierover een akkoord bereikt: “wet houdende organisatie van het bedrijfsleven”. Deze wet creëert de ondernemingsraad, de sectorale bedrijfsraden en de inter-professionele centrale raad voor het bedrijfsleven.
De sociale zekerheid werd al op 28 december 1944 ingevoerd met een besluitwet. (regering, initiatiefnemer: Van Acker)
Naast het geïnstitutionaliseerd overleg speelde het niet-geinstitutionaliseerde overleg een belangrijke rol na de bevrijding. De regering had steun nodig voor haar sociale politiek en zocht daarbij steun van vakbonden en werkgeversorg.
- De nationale arbeidsconferenties zijn hiervan het grootste voorbeeld.
- Deze politiek, in combinatie met de monetaire sanering (gutt-operatie) een succes, maar het overleg was niet voldoende om sociale vrede te handhaven (stakingen)
- 1945 mochten een aantal belangrijke sectoren niet meer staken
- In 1948 werd deze maatregel vervangen door een regeling die vandaag nog steeds van kracht is: ‘ prestaties van het algemeen belang in de vredestijd’. Als er gestaakt wordt, moeten bepaalde essentiele taken toch nog uitgevoerd worden. Deze taken zijn vastgelegd door paritaire comités.
In 1952 was het institutioneel raamwerk voor het tweeledig overleg opgebouwd en was er een praktijk gegroeid van drieledig informeel overleg. (regering, vakb,werkgorg) de overlegstructuur was er, maar de overlegcultuur was er niet. Er was o.a. tegenkant van de steenkool-sector (p.174, tweede alinea).