Menu

Sofian Bouazzaoui

Sofian Bouazzaoui

Stijging vh aanbod

Als aanbodcurve verschuift naar rechts, dan daalt de marktprijs en gaat er meer verkocht worden en meer op de markt gezet worden.

Evenwichtskwantiteit gaat stijgen en evenwichtsprijs gaat dalen.

Probleem als vraag en aanbod simultaan begint te variëren. Bv aanbod stijgt owv verbetering tech en vraagcurve stijgt owv beter inkomen -> in dat geval gaat er altijd een stijging zijn vh marktvolume. Evenwichtspunt dat rechts ligt van kwantiteit. Na stijging van vraag een aanbod wordt meer verhandeld dan ervoor.

De evenwichtsprijs: kan soms onveranderd zijn, maar het kan best zijn dat de vraagstijging relatief beperkter is dan aanbodstijging: prijs zal dalen. Of dat vraagstijging groter is dan aanbodstijging-> evenwichtsprijs zal toenemen.

Je kan combinatie hebben: stijging van aanbod en daling vd vraag. Dan kan je niets zeggen over evenwichtskwantiteit, maar wel evenwichtsprijs: die zal dalen.

Als je in krantenartikels leest dat de prijs ie bepaalde markt is toegenomen, kan je gaan nadenken of er indicaties zijn dat de vraag of het aanbod is gewijzigd-> causaal gaan nadenken over de oorzaken vd prijsstijging of daling.

Lees meer...

Stijging vd vraag

Aanbod-en vraagcurve. Stel dat koopkracht stijgt vd mensen, dat de vraagcurve daardoor verschuift naar rechts. Je kan dan voorspellen dat evenwichtsprijs zal toenemen. De prijs stijgt dan. Nieuwe prijs wordt snijpunt en geproduceerde en verhandelde volume gaan toenemen. Een stijging vd koopkracht leidt tot stijging vd prijs en leidt ook in toename in consumptie en productie.

Lees meer...

Wat is evenwicht?

Veel gebruikt in eco analyse, generieke betekenis van evenwichtssituatie: uitkomst waarbij er geen prikkel meer is om iets ad situatie te veranderen. Er is ook niks goeds of slechts ae evenwicht. Een evenwicht is niet per se goed, bv wanneer je kosten hebt die door productie worden veroorzaakt, maar die heel verspreid over bevolking zijn, zodat niemand er rekening mee houdt, kan zijn dat je in alles behalve een goede situatie terechtkomt. Hetzelfde in een macroeconomisch evenwicht: hoge werkloosheid, lage groei, er kan evenwichtsit zijn die allesbehalve positief is. Je kan proberen het te doorbreken om de eco in een ander evenwicht te brengen.

Marktevenwicht = niks anders dan een soort confrontatie vraagaanbod. Vraagcurve met negatieve helling: bereidheid consument te betalen voor het goed en bereidheid producent om producten op de markt te brengen. In snijpunt heb je prijsniveau. Bij deze prijs zijn consumenten bereid hoeveelheid te kopen die producenten bereid zijn te leveren. Bij snijpunt van vraag en aanbod zijn beide partijen tevreden. Vandaar dat men dat snijpunt ook een evenwichtspunt noemt. Punt waar de markt spontaan naar zal evolueren. Je moet aangeven dat alle andere combinaties, alle andere prijzen geen evenwichtsprijs zijn. Hoe ga je dat doen? Zien wat er gebeurt bij een onevenwicht. Bv stel dat de prijs hoger is dan evenwichtsprijs. Stel dat om 1 of ander reden de prijs te hoog zou zijn, wat gebeurt er dan? Als de prijs 2 pond/stuk is, dan gaan consumenten minder willen kopen. Ze willen dan maar 3 miljoen stuks. Je hebt dan een aanbodoverschot. Als prijs te hoog is, gaan producenten meer op de markt willen zetten dan consumenten willen kopen. Situatie van vraagtekort of aanbodoverschot.

Wat gebeurt met aanbodoverschot? Dat is geen evenwicht. Producenten blijven zitten met 2 miljoen stuks, ze proberen die voorraden toch kwijtraken, ze kunnen dat maar door de prijs te laten zakken. Producenten gaan onderling concurreren door prijs te laten zakken. Prijsdaling gaat voort totdat prijs weer 1,5 is, dan gaan ze exact 4 miljoen stuks produceren die ook door consumenten wordt gekocht. De prijsstijging leidt tot concurrentie. Bij onevenwicht concurreren de producenten onder elkaar. Dat is situatie van aanbodoverschot.

2e situatie kan ook ie andere zin zijn, nl wanneer de prijs lager is dan evenwichtsprijs. Stel dat prijs= 1 pond/stuk. Dan omgekeerde situatie. Mensen gaan meer consumeren, meer kopen. Gevraagde hoeveelheid: 6 mil stuks. Situatie ve vraagoverschot of een aanbodtekort. Meer vraag dan aanbod. Concurrentie = tussen de mensen. Ze gaan de prijs opvoeren. Producenten merken dan dat meer vraag dan aanbod -> opvoeren van prijs tot evenwichtssituatie van 1,5 pond/eenheid. De samenwerking is tss producenten en consumenten, terwijl rivaliteit: ofwel tss producenten of consumenten.

Wat beïnvloedt vraag een aanbod? De andere factoren bij vraag en aanbod. Determinanten vd vraag: prijs. Substituten: margarine en boter. Of bv aluminium en koper/plastic. Benzine en diesel. = vervangproducten. Complementen: goederen die samen worden gebruikt. Koffie en melk. Extreem vb van complementen: rechterschoenen en linkerschoenen. Auto en brandstof. Als de prijs van brandstof stijgt, negatief effect op de vraag naar auto‟s!

Koopkracht en inkomen: ook een effect. Daar onderscheid normaleinferieure goederen. Wanneer koopkracht stijgt, positief effect op gevraagde hoeveelheid. -> normale goederen. Maar er zijn ook uitz, inferieure goederen. Wanneer mensen rijker worden, gaan ze er minder van vragen. Bv aardappelen: redelijk goedkoop. Maar als mensen rijker worden, zoeken ze meer variëteit, bv pasta, rijst. Voorkeuren. Smaken verschillen. Als je jong bent, wil je een racefiets. Als je 65 bent, wil je een gewone fiets. Rechtsregels. regels ih algemeen. Er is bv een heel beroemd artikel van Runding Svelts, the pope and the price of fish = art in American economic review: artikel gaat over effect voor het Vaticaans consilie van jaren geleden, was kath kerk streng over eetgewoonten. 1 vd voorschriften was dat je tijdens de vastenperiode geen vlees mocht eten. Die regel is blijven bestaan tot aan het Vaticaans Consilie en is toen afgeschaft. Plotseling zag men vraag naar vis dalen. Reglementering: wat te maken heeft met veiligheid en gezondheid van werkkrachten. Dat verhoogt de kostprijs vh inzetten van arbeid-> effect op de productiemogelijkheden en kostprijzen. Relatie tss aanbodprijs en aanbod = aanbodcurve. Relatie tss vraagprijs en aangeboden hoeveelheid = vraagcurve. Verschuivingen vraagcurve

Veronderstel dat de prijs ve substituut toeneemt. Een vervangproduct wordt duurder -> curve gaat verschuiven naar rechts. Positief effect naar ander product. Het omgekeerde kan ook, veronderstel maker substituut-> lager prijs-> negatief effect op vraag naar mijn product. De stijging of daling van prijs van substituten, heeft effect op de ligging. Stijging substituut verschuift vraagcurve naar rechts, daling: naar links. Stijging prijs complement heeft negatief effect op mijn goed. Daling: omgekeerd effect. Vraagcurves kunnen verschuiven oiv stijging/daling prijzen substituten & complementen.

Bij inferieure goederen: omgekeerd effect. Wijziging in reglementering kunnen ook zo‟n effect hebben-> vraag naar vis-> negatief effect owv het afschaffen v bepaalde verbodsbepaling.

Aanbodcurve: blauwe curve. Veronderstel dat technologie verbetert; met minder inputs effect verbetert. Dat bij dezelfde kostprijs meer kan worden geproduceerd -> aanbodcurve verschuift naar rechts. Andere factor: schaarse arbeid, lonen stijgen, effect: dat eenzelfde hoev maar kan worden aangeboden tegen hogere prijs. Bij versoepeling wetgeving, kan effect zijn dat aanbodcurve verschuift Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal naar rechts. Dus ligging curve hangt af van wijzigingen andere factoren.

Met die kennis kan je beginnen speculeren over wat er gebeurt indien er in markt iets wijzigt wat effect heeft op de prijs. Indien bv iets gebeurt met de technologie.

Lees meer...

De vraagcurve

Onderscheid tss vraagfunctie (verband tss gevraagde hoeveelheid en een aantal determinanten) en vraagcurve (deel ervan: dat is verband tss gevraagde hoeveelheid en de prijs per eenheid).

Vraagcurve toont dat verband wanneer alle andere factoren constant blijven. Betekenis van ceteris paribus: alle factoren blijven gelijk, ongewijzigd. Verband prijs-gevraagde hoeveelheid is vrijwel altijd negatief: als de prijs van iets daalt, koopt men meer en omgekeerd. Dat is zodanig algemeen dat men spreekt vd eerste wet vd vraag.

Andere factoren: prijzen van andere goederen. 2 soorten: substituten (vervangproducten) en complementen (goederen die gezamenlijk worden gebruikt). 3e soort: neuters: geen effect op de vraag.

Voorkeuren: moet je ruim interpreteren. Als de andere factoren veranderen, wijzigt de ligging vd curve. De curve gaat verschuiven. Andere interpretatie van vraagcurve: de curve toont ook aan wat betalingsmogelijkheid is van concurrenten voor bepaalde hoeveelheden die worden aangeboden. Als het goed schaars is, wil men er veel voor betalen, terwijl als er veel van het goed is, minder. Stel dat er 8 mio op de markt worden gezet, dan is de betalingsbereidheid in ons voorbeeld 0,50.

Aanbodcurve: meestal positief verband. -> geen wet, want er zijn uitzonderingen: negatieve hellingen. De meest voorkomende aanbodcurven hebben positieve helling. Geeft aan wat de bereidheid is van producenten om dat te leveren bij verschillende prijsniveaus. Als er een lage prijs is die wordt geboden aan aanbieders/producenten, dan gaan er minder mensen bereid zijn om het goed op de markt te brengen. De aanbodcurve heeft meestal een positieve helling, maar er zijn wat uitzonderingen.

Andere factoren: technologie. Als technologie meer toelaat, gaat er meer worden aangeboden.

De curve wordt verschoven.

Prijzen van inputs, productiefactoren die worden gebruikt om een bepaald goed te produceren, vb energie, arbeid, kapitaalgoederen, als de prijzen hiervan wijzigen-> kostprijs van hetgeen geproduceerd wordt gaat veranderen -> ligging van aanbodcurve gaat veranderen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen