Menu

Immanuel Kant

Kant stoorde zich aan de metafysica. Hij vond dat je geen metafysica kon beoefenen, want dit bestaat alleen door rationalisme (er komen geen zintuigen aan te pas). Hij vroeg zich af wat nu eigenlijk de mogelijkheden zijn van de zuivere rede om tot kennis te komen. Kant probeert empirisme-rationalisme en realisme-idealisme in één systeem te verenigen.

Kant gaf toe dat er een wereld buiten ons bestaat (realisme), en dat die wereld ons zintuiglijke indrukken geeft. Maar, toch weten we weinig van deze wereld. Hij noemde de dingen om hem heen ‘ding an sich’.

Toch was Kant geen empirist. Hij was namelijk van mening dat het verstand wel iets doet met de indrukken die je binnenkrijgt. Gewaarwordingen worden door ons in een perspectief van tijd een ruimte gezet. Tijd en ruimte bestaan niet buiten ons, het zijn ook geen eigenschappen van de dingen zelf, maar ze worden door onszelf aangevoerd.

De in ruimte en tijd gestructureerde gegevens worden vervolgens verder tot begrippen geordend in een denkproces. Ze worden gerangschikt onder twaalf categorieen, zoals substantie, oorzaak, en geheel. Ook deze categorieen zijn niet aan de buitenwereld ontleend, ze komen uit onszelf.

Er zijn dus twee soorten werkelijkheid: de werkelijkheid buiten ons; het ding an sich, en de werkelijkheid zoals die in ons verstand ontstaat; het ding fur mich. Van echte kennis kan dus alleen maar worden gesproken als beide ingredienten, zintuiglijke indrukken en de verstandelijke strcutuur, aanwezig zijn. De ontvangen zintuiglijke gegevens worden met a posteriori (achteraf, op basis van ervaring) aangeduid, en de 12 categorieen + ruimte en tijd met a priori (vooraf, bestaat al voor de waarneming).

Metafysica gaat de empirie te boven, en is dus geen kennis. Metafysische dingen als ziel, wereld en God zijn niet te bewijzen, omdat empirische evidentie ontbreekt, maar je moet ze wel aannemen om het leven in te richten. Volgens Kant is psychologie geen wetenschap, omdat psychische processen geen ruimte innemen. Angst bijvoorbeeld neemt helemaal geen ruimte in, en daarom kun je het ook niet mathematiseren, zo vond Kant. Ook vond hij introspecite onbetrouwbaar, omdat je zo ervaringen vervormt. Ook zei hij dat experimenten niet mogelijk waren, omdat psychische toestanden niet gecontroleerd op te roepen zijn.

Lees meer...

Associatiepsychologie. De uitwerking

Hartley probeerde de associatiepsychologie uit te werken door er fysiologische processen aan te koppelen. Hierbij richtte hij zich, geinspireerd door Newton, op vibraties. Wanneer een voorwerp de zintuigzenuwen prikkelt. Wordt het zenuwmerg in trilling gebracht: dit is de gewaarwording. De vibratie zet door tot in de hersenen.

De associatiewetten van Locke zijn kwalitatief, ze zeggen niets over hoe sterk de associaties zijn. Daarom bedacht Brown nieuwe associatiewetten:

- recentheid

- frequentie

- intensiteit

Volgens James Mill koppel je door associatie verschillende delen aan elkaar. De gehelen zijn niets meer of minder dan de som van de samenstellende delen. Zijn zoon, John Stuart Mill, was het hier niet helemaal mee eens. Volgens hem creeer je door associatie iets dat meer is dan de delen los van elkaar (H2O is iets anders dan waterstof en zuurstof los van elkaar).

Door de associatiepsychologie ontstond het liberalistisch mensbeeld: iedereen is gelijk want er zijn geen aangeboren ideeen of eigenschappen. Adam Smith richtte zich op de maatschappij, die een marktmaatschappij was geworden.

Hij was erg onder de indruk van arbeidsdeling: het maken van een product wordt in kleine deelhandelingen opgesplitst. Dit zorgde voor meer efficientie, handigheid en besparing van tijd. De economische groei was hier voor een groot deel aan te danken, maar het grootste aandeel lag in handen van de ‘homo economicus’:de mens weegt al rekenend af waar hij het meeste belang bij heeft.

Dit streven draagt bij aan algehele welvaart. Het is een natuurlijk mechanisme, en er moet daarom niet ingegrepen worden door de politiek (liberalisme!) Het eigenbelang van de mens uit zich in de pleasure-pain-psychologie. Dit houdt in dat mensen pleasure zoeken en pain vermijden. Deze psychologie is een vast onderdeel gaan uitmaken van de associatiepsychologie.

Jeremy Bentham was een utilist. Bij alles wat je doet, moet je denken: hoeveel nut heeft dit? Hij bedacht de hedonistische calculus, een rekensysteem waarmee je geluk kunt meten en kwantificeren. Daarmee kon je de hoeveelheid pleasure en pain per handeling berekenen. Een handeling is goed, wanneer het het meeste geluk voor de meest inviduen oplevert.

Lees meer...

psychologie tussen verlichting en romantiek

Spinoza kwam met een oplossing voor Descartes’ lichaam-geest probleem. Volgens Spinoza zijn er niet twee substanties, maar is er maar één. Er bestaat maar één substantie die zich in verschillende bestaansvormen laat zien: wat mensen betreft in lichaam en geest. Deze substantie beweegt uit zichzelf en heeft geen God nodig die de wereld in beweging zet. Sterker nog, die ene substantie is God en de Natuur tegelijk; God en de wereld vallen samen. Hij zei dat God alles is, en dat alles in God is. Spinoza dacht dat God de wereld niet had geschapen om er buiten te staan. God is de wereld. Mensen hebben gewoon een plaats ergens in het midden van de God-Natuur, ze maken deel uit van die alomvallende activiteit.

Spinoza maakt geen scheiding tussen denken en emoties (zoals bij Descartes). Lichaam en geest vormen een eenheid en zijn “van nature” actief. Dus: emoties (en lichaam) worden onderdeel van psychologie.

Leibniz nam afstand van het materialisme. De wereld kon volgens hem niet bestaat uit dode, passieve atomen van matarie, daar is de wereld veel te rijk en te ingewikkeld voor. Daarom zijn de basiseenheden van de wereld geen atomen maar monaden: deze zijn niet materieel, maar geestelijk van aard. Alle monaden verschillen van elkaar; er is er niet één hetzelfde. Monaden krijgen geen informatie van buitenaf, alles komt volledig van binnenuit. In tegenstelling toch wat de empiristen beweerden, zei Leibniz dat het bewustzijn actief is.

Ook de vermogenspsychologie gaat ervan uit dat het bewustzijn actief is. Vermogens (willen, denken, voelen, geheugen etc) werden onderdeel van de psychologie. Het woord ‘vermogen’geeft aan dat er een eigen acitiviteit is.

Thomas Reid was aanhanger van de vermogenspsychologie.. Opvallend is dat Reids psychologie veel ruimer is dat de bewustzijnspsychologie, want zijn studie omvat instincten, gedrag en motivatie (motives to action).

Lees meer...

Verlichting en romantiek

Tijdens de verlichting voerde het rationalisme de boventoon. Het gaat hierbij om rationalisme in de brede zin (en dus niet de definitie van Descartes), waarbij wordt vertrouwd op het intellectuele vermogen van mensen en wetenschap.

God werd in feite verdreven uit de maatschappij (secularisering). Het idee was dat God een voor zichzelf zorgende wereld had geschapen en dat hij zich daarna rustig had teruggetrokken. In plaats daarvan moest de wetenschap het onmiddelijke nut van mens en maatschappij dienen.

Bloeiende natuurwetenschappen en technische vernieuwingen verdrongen de magie en hekserij. Op de gezondheidszorg was het effect hiervan aanzienlijk. Symptomen, eens toegeschreven aan hekserij en bezetenheid, werden nu beschouwd als vormen van geestesziekten.

Het meest typerende product van de verlichting was de Encyclopedie. Er stonden artikelen in van Voltaire, Rousseau, Montesquieu en anderen. In 17 delen werd gehoord gegeven aan het kenmerkende ideaal van die tijd: een volledige beschrijving van de wetenschappelijke kennis, techniek en ambachten.

In de tweede helft van de 18e eeuw ontstond er kritiek op het verlichtingsdenken. De romantiek ontstond vanuit de kunst, maar werd later ook van invloed op andere gebieden; zoals wetenschap en psychologie.

De romanticus richt zich niet op het verstand, maar op de verbeeldingskracht, gevoel en emoties. Dit zou een veel dieper en hoger inzicht bieden. We hebben geen passieve relatie met de buitenwereld, maar een actieve, creatieve en gevoelsmatige. Het romanticisme gaat dus uit van het idealisme en niet van het realisme. Bij idealisme kun je spreken van subjectieve beeldvorming: wat er is, wordt door onze geest bepaald, de wereld bestaat dankzij onze ideeen.

De natuur moet niet gezien worden als een mechanisme, maar als een organisme met leven en ziel. Je moet de natuur niet opdelen in stukjes (atomen etc), maar het als 1 geheel zien. Het geheel is meer dan de losse stukjes bij elkaar. De losse onderdelen en functies van organen zijn onderling op elkaar afgestemd. Dit wordt organisatie genoemd.

Ieder organisme leeft. Leven (‘vita’) kun je niet tot materie rekenen, dus moet er naast materie een levenskracht werkzaam zijn. Deze visie noem je vitalisme, en gaf aanleiding tot duistere speculaties en aandacht voor het onbewuste. Ahistorische visie: je kunt op een objectieve manier een standpunt innemen over geschiedenis. Hierbij wordt verondersteld dat mensen uit het verleden hetzelfde denkkader zouden hebben als mensen in het heden. Volgens de romantiscisten, en in het bijzonder Vico, was dit onmodelijk, omdat je met de waarden en normen uit je eigen tijd naar het verleden kijkt. Maar volgens Vico kun je de geschiedenis wel bestuderen. Veel beter dan de natuur zelfs, want de natuur is door God gecreeerd en de geschiedenis door onszelf.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen