Menu

Conservatisme wijsbegeerte

= ideologie die de verdediging van het Ancien Régime als hoofddoel stelt en meer bepaald is gegroeid uit een protest tegen de Revolutie en tegen elke drastische hervorming van de maatschappelijke structuren

  • Edmond Burke

= theoretisch grondlegger van het conservatisme: “Reflections on the French Revolution”

  • Theorie

- Overtuiging van revolutionairen dat ze de wereld kunnen veranderen berust op te groot vertrouwen in rationele mogelijkheden van het menselijk individu

revolutionairen: “gebruik van de rede volstaat om een maatschappij te organiseren die het mensdom naar welzijn en geluk moet leiden”

- Mens is niet alleen rationeel wezen, maar ook passioneel

- Drift – aspect is zo groot dat de mens louter op grond van zijn rede de passie niet kan beheersen

 als hij aan zichzelf wordt overgelaten, zal hij zichzelf en anderen vernietigen

DUS: inperken van irrationele impulsen is nodig mbv:

* instituties

* autoritaire regering

* steun van een staatskerk

WANT: als deze instituties tot in de wortel worden aangetast, moet men geen vooruitgang verwachten, maar een terugvallen in de barbaarsheid

- Typisch voor conservatisme: maatschappij is vatbaar voor verbetering in een langzaam en continu maatschappelijk proces

- Mens kan niet in één klap een m’pij uitdenken die superieur zou zijn aan datgene wat in de loop der tijden langzaam werd opgebouwd

- Individuen kunnen binnen de perken van hun eigen bevoegdheid kleine verbeteringen aanbrengen  deze kleine verbeteringen samen worden op termijn belangrijk

  • Betekenis van Burke

Gaf aan diegenen die in het diepste van hun wezen het nieuwe (het liberalisme) niet konden aanvaarden, de kans te geven om hun overtuigingen op een rationele manier te formuleren.

  • Joseph de Maistre en Louis de Bonald

= traditionalisten

- Revolutie = aantasting van de maatschappijordening die door God is ingericht  * macht van de Koning

* eenheid van de familie

* hiërarchie van de standen

= door God gewild om de stabiliteit van het land te verzekeren

- NIET: willen voorkomen dat er in de verder maatschappijontwikkeling onverantwoorde sprongen zouden gemaakt worden

- WEL: eisen terugkeer tot het katholieke regime van voor de Revolutie

- Vertegenwoordigen bij hun tijdgenoten volledige terugkeer naar het Ancien Régime en de reactie tegen elke vernieuwing

  • Karl R. Popper

- Latere conservatisme

- Formeel analoog aan Burke

- Inhoudelijk verschillend: liberale principes hebben grondig de maatschappijstructuren doordrongen

 conservatisme = vasthouden aan deze principes en zich verzetten tegen drastische wijzigingen van deze maatschappij (cf. socialisten)

- Formele overeenkomst: conservatief is van mening dat de grondige en plotse wijzigingen in de maatschappijstructuur veeleer een achteruitgang en een vervallen in wanorde tot gevolg zullen hebben, dan een verbetering

Lees meer...

Liberalisme wijsbegeerte

  • Aparte plaats onder de ideologieën

- Eerste alternatief tegenover het Ancien Régime dat in de praktijk gerealiseerd werd

- 18de – eeuwse vorm: vooral gericht op het omverwerpen van de bestaande orde

- Afstand tussen de geïdealiseerde principeverklaringen en de feitelijke opvattingen

tegenstrijdige tendensen binnen het Liberalisme

  1. humanitair ideaal  inhumane gevolgen van bepaalde liberale beginselen op het gebied van de economie
  2. interne inconsequenties van een ideologie die zich als universeel menselijk voordoet, maar in feiten gedragen wordt door een maatschappelijke klasse, namelijk de burgerij

bv. Locke: ziet geen bezwaar in de slavernij in de koloniën (= Marx’ vals bewustzijn)

  • Ontstaan in de XVIII

- Ontstaan als toepassing van de algemene Aufklärungsideeën op de maatschappijstructuur

- Voornaamste auteurs: Locke, Montesquieu, Jefferson en Rousseau

- Rousseau ziet privé – eigendom als een bron van talloze kwalen ( andere auteurs die dit als een elementair menselijk recht beschouwen)

- Nadruk op de gelijkheid van de mensen en hun recht op leven, vrijheid en nastreven van geluk

 regeringen zijn gevormd om deze rechten te garanderen !

- Nadruk op het ideaal van de individuele vrijheid en non – interventie van de staat

- Twee belangrijke strekkingen: * politiek liberalisme

* economisch liberalisme

  • Politiek Liberalisme

 Locke, Voltaire, Montesquieu en Jefferson

  • Negatief

Opvatting dat de voorrechten van de absolute vorst, van de Kerk en van de adel moesten worden afgeschaft

  • Positief

Individuele vrijheid op maximale wijze waarborgen: vrijheid van denken, spreken, vereniging, arbeid, handelen en godsdienst

 vrijheid = natuurlijk recht van de mens en mag alleen worden beperkt door regelingen die noodzakelijk zijn voor het algemeen welzijn

Concrete staatsordening

- Streven naar grondwet waarin de rechten van de burger worden geformuleerd waardoor hij wordt beschermt tegen machtsmisbruik

- Soevereiniteit berust bij het volk  parlementair regime

- Scheiding van de machten

Engelse liberalen (Locke)

- Nadruk op de niet – interventie vanwege de staatsorganen

- Parlementair regime ≠ werkelijke realisatie van de volkssoevereiniteit: er wordt niet gedacht aan algemeen stemrecht

- Meest uitvoerige en radicale formulering van de vrijheidsgedachte in dit liberalisme = “On Liberty” van John Stuart Mill

Franse Revolutie

Volkssoevereiniteit en eis van actieve ingreep van de staat bij de bevrijding van de mens zal een veel sterkere rol spelen

Einde XIX

Matthew Arnold en T.H. Green:

- Vrijheidsconcept op een bredere wijze interpreteren

- Taak van de liberalen = mens bevrijden van ellende en onwetendheid

- Eisen grotere staatsinmenging

  • Economisch Liberalisme

- Moet niet noodzakelijk samenvallen met het politiek Liberalisme

- Laissez faire, laissez aller = in strijd met de opvatting dat de regeringen tot taak hebben leven, vrijheid en geluksstreven optimaal te bevorderen

  • Adam Smith

“Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations” (1776)

- Grondslag van economische groei = arbeidsverdeling (maakt verbetering van de technieken mogelijk  verhoogde productiviteit)

- Gemeenschappelijk welzijn wordt het best gediend door mensen die elk hun eigen belangen als primair doeleinde voor ogen houden

- Enige morele norm = rechtvaardigheid die door de staat moet worden gegarandeerd

- Economische groei wordt afgeremd door privileges en monopolies die de onderlinge compositie reduceren of onmogelijk maken

- Staat moet zich onthouden van actief in het economisch proces in te grijpen

 taak = proces mogelijk maken door de rechtvaardigheid te garanderen en door voorzieningen van algemeen nut

  • Jeremy Bentham en John Stuart Mill

Poging om politiek en economisch liberalisme in overeenstemming te brengen en beide een filosofische onderbouw te geven

- Uitganspunt = utilitarisme

- Ideaal = grootste geluk voor het grootste aantal

- Probleem van democratie in het liberalisme = incoherentie tussen opvattingen over de soevereiniteit van het volk en de politieke structuren die liberalen voorstonden

- Bentham: “democratische meerderheidsprincipe had de beste van alle mogelijke regeringen tot gevolg”

- John Stuart Mill: gevaren : massa’s kunnen hun macht gebruiken om de vrijheid van het individu te beperken en een toestand van algemene mediocriteit te realiseren

 ware democratie moet steunen op een ‘verlicht electoraat’

- Door volksopvoeding moet een progressieve uitbreiding van het stemrecht mogelijk worden

  • Veranderingen in houding

- Enerzijds: democratisch aspect van het politiek liberalisme werd in de 20ste eeuw in belangrijke mate gerealiseerd

- Anderzijds: aantal typische kenmerken van het economisch liberalisme werden opgegeven:

- Naweeën van WO I + crisis van jaren ’30  fundamenten van het politiek liberalisme werden aangetast: * volkssoevereiniteit

* parlementaire democratie

* scheiding der machten

GEVOLG: ontstaan van fascinatie voor autoritaire bewegingen (fascisme, nazisme)

- Recente crisisperiode: * blaam werpen op Keynesiaans economisch liberalisme

* oplossing = radicale terugkeer naar vroeg – negentiende - eeuwse economisch liberalisme: drastische inperking van de staatsinterventie

- Aanpassingen in het model zijn nodig (cf. ecologische problematiek en achterstand in de Derde Wereld

Lees meer...

DE IDEOLOGIEËN: Beeld van de maatschappij

    • Mythen

- Men stelt zich voor het netwerk van menselijke relaties ineensteekt en waar het vandaan komt

- Functie= bijdragen tot het in stand houden van deze ordening  maatschappijbeeld is een systeembevestigend mechanisme

    • Griekse filosofen

Overtuiging dat het traditionele niet noodzakelijk het beste is, en dat het mogelijk is op rationele gronden de maatschappij te organiseren

    • Na IV v. C.

Het geloof in concrete realisatiekansen van een dergelijke rationele planning verdwijnt opnieuw

 filosofische bespiegelingen over maatschappij worden weer systeembevestigend en hebben de functie bij conflicten 1 van de partijen te steunen

    • Renaissance

Bedenken van zeer hypothetische toekomstvisies (cf. Utopia’s)

    • XVIII

Overtuiging dat men de bestaande structuren kan afbreken en dat de mensengemeenschap op een meer rationele wijze kan worden georganiseerd (leidt nog niet tot heel concrete plannen voor maatschappij – ordening)

polarisatie:

- Degenen die de instellingen van het Ancien Régime in stand willen houden

- Zij die , vooral in naam van de vrijheid en de rede, zoveel mogelijk willen vernieuwen

    • Franse Revolutie

Oude structuur wordt effectief afgebroken en er ontstaat een vacuüm : men beschikt niet over een coherent ontwerp, maar eerder over een nogal heterogeen conglomeraat van opvattingen

 grondslag van de opbloei van de ideologieën !

  1. behoefte aan concrete maar tevens veelomvattende ontwerpen voor maatschappij – ordening
  2. ontwerpen hoeven geen utopieën te blijven, maar kunnen werkelijkheid worden
  3. niet alleen geleerden maar ook brede lagen van de bevolking worden ertoe gebracht in deze problematiek positie te kiezen

  • De term ideologie

= een wetenschappelijke discipline die de menselijke ideeën zou bestuderen, hun ontstaan en hun samenhang met biologische, psychische en sociale fenomenen

- Geïntroduceerd door Destutt de Tracy in 1796

- Misprijzende connotatie van denkers met onpraktische, utopische ideeën over de maatschappij

  • Definiëren

Ideologie = min of meer samenhangende verzameling van overtuigingen betreffende de wijze waarop de menselijke maatschappij (in de breedste zin van het woord) moet worden georganiseerd

 Veronderstelt organisatie van: - economie

- opvoeding

- rechtsspraak

- staatsstructuur

    • Ideologie ≠ filosofie

- Niet noodzakelijk op een expliciete systematische wijze geformuleerd

- Voor brede lagen van de bevolking toegankelijk

- Niet ingebouwd in een algemeen kennistheoretisch en metafysisch systeem

    • Doctrine

= ideologie die door groepen of partijen op een bondige en op de praktijk gerichte wijze wordt geëxpliciteerd

    • Wereldbeschouwing

= meer strikt persoonlijke verzameling van opvattingen die niet beperkt blijft tot een visie op de maatschappij, maar ook betrekking heeft op de totale werkelijkheid en de individuele existentie

  • Connotatie van Marx

- Ideologie = negatief: vals bewustzijn dat een maatschappij over zichzelf heeft

- Functie = systeembevestigend werken

- Gevolg van klassenoppositie : heersende klasse ontwikkelt een theorie met de bedoeling haar handelingen en de maatschappelijke toestanden die hieruit voortvloeien te verklaren, en vooral te rechtvaardigen

wij zullen dit gebruik van de term hier niet volgen omdat:

  1. het Marxisme zelf dan niet in de eigenlijke zin als een ideologie kan worden beschouwd
  2. 2. termen waarmee men aan wetenschappelijk onderzoek doet niet waardegeladen mogen zijn
Lees meer...

Verdere afbraak van de Aufklärungswaarden: het nihilisme

  • Max Stirner

= 1 van de grondleggers van het nihilisme

- Zelfvervreemdingen van de mens afbreken  alle traditionele waarden van de geschiedenis op de helling zetten en alleen het eigen Ik als laatste waarde te poneren

- Ziet zichzelf als eindpunt van een historische evolutie: mens poogt telkens opnieuw zichzelf te realiseren in gedachteconstructies die hem vreemd zijn

- Gedachteconstructies komen steeds dichter en dichter bij het eigenlijke doel, namelijk het Ik zelf

    • Der Einzige und sein Eigentum

- Tot nu toe: men moet zich inzetten voor ‘de goede zaak’

= * God

* de Geest

* Vorst

* Vaderland

* Volk

>>> ideaal is altijd iets wat uitsluitend voor zichzelf staat

- Stirner: “eerste werkelijkheid waarmee ik geconfronteerd ben, dat ben ikzelf en kan de eerste waarde die ik mij te poneren heb niet anders zijn dan mijzelf: mijn eigen zaak”

  • Tegen andere links – Hegelianen

- Plaatsten na hun afbraak van de godsidee als vervanging een ander waanbeeld in de plaats

- God moest bij de anderen gewoon plaats maken voor de mens  Stirner: voor elke individuele mens is zijn Ik de enige waarde

- Niet alleen God maar ook de mens moet overwonnen worden, opdat alleen het Ik als waarde zou overblijven

 zijn zaak is noch goddelijk, noch menselijk

  • Nihilisme

= soort materialisme dat gepaard ging met een revolte tegen de bestaande sociale orde waarbij elke autoriteit zowel van de staat, de Kerk als de familie genegeerd werd

  • Rusland (term ontstond er)

- Toergenjev – “Vaders en zonen”: verspreiding van het begrip

- Dostojevski: combinatie van nihilisme en anarchisme

  • Twee betekenissen
  1. doctrine volgens dewelke morele normen niet op redelijke gronden kunnen gebaseerd worden
  2. gevoel van wanhoop over de leegte en zinledigheid van het menselijke bestaan (cf. existentialisme als vorm van nihilisme)

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen